ECLI:NL:RBMNE:2019:276

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2019
Publicatiedatum
28 januari 2019
Zaaknummer
16/191336-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van een grote hoeveelheid hasj met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 25 januari 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 september 2018 ongeveer 298,289 kilogram hasj heeft vervoerd. De verdachte ontving hiervoor slechts 300 euro. De rechtbank oordeelde dat het een eenmalige fout van de verdachte betrof, wat leidde tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd de maximale taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict en de rol van de verdachte in de drugshandel, maar ook met zijn persoonlijke omstandigheden en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en toonde bereidheid tot hulpverlening. De rechtbank volgde het advies van de reclassering om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, zodat de verdachte aan zijn problematiek kan werken. De rechtbank verklaarde de witte BlackBerry, die in beslag was genomen, verbeurd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/191336-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 januari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats]
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.W.P. Beijen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 25 september 2018 in Lelystad samen met (een) ander(en) ongeveer 298,289 kilo hasj heeft vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde vervoeren dan wel opzettelijk aanwezig hebben van de hasj wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging te ruim is opgesteld, waardoor verdachte ten aanzien van een aantal onderdelen dient te worden vrijgesproken, maar heeft zich verder ten aanzien van een bewezenverklaring voor het vervoeren dan wel opzettelijk aanwezig hebben van hasj gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 januari 2019;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek van 1 oktober 2018, genummerd PL0900-2018277097-21, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 1021 tot en met pagina 1031.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 25 september 2018 te Lelystad opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van ongeveer 298,289 kilogram hasj, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en gedragsinterventie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf en eventueel een taakstraf. Verdachte is geen doorgewinterde drugskoerier, maar heeft eenmalig een domme fout gemaakt. De recidivekans is daarom zeer laag. Detentie is verdachte zwaar gevallen en hij is - sinds hij weer vrij is - met een positieve stijgende lijn bezig. Deze stijgende lijn zal doorkruist worden als verdachte terug moet naar de gevangenis.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een zeer grote partij hasj vervoerd. Hij is door iemand gevraagd om hasj te vervoeren, heeft een busje geregeld, heeft vervolgens dozen in laten laden, is gaan rijden en is uiteindelijk in Lelystad gepakt. Weliswaar stelt verdachte dat hij niet wist hoeveel hasj er werd ingeladen, maar uit het feit dat er meerdere dozen in zijn busje werden geladen kon verdachte wel opmaken dat het om een forse hoeveelheid ging.
Verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan de handel in verdovende middelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat met deze handel vele criminele activiteiten gepaard gaan zoals bedreigingen, geweld, ripdeals en in sommige gevallen moorden. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van verdovende middelen risico’s meebrengt voor de algemene volksgezondheid.
Gelet op het voorgaande – en in het bijzonder de grote hoeveelheid – kan niet anders worden volstaan dan met een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt bij de strafoplegging echter ook rekening met de kennelijke rol van verdachte in het grotere samenwerkingsverband dat – zo begrijpt de rechtbank als een feit van algemene bekendheid - gericht was op de handel in verdovende middelen. Verdachte zou slechts een beloning van € 300,- krijgen voor zijn diensten. Daaruit volgt dat de rol van verdachte ondanks de grote hoeveelheid zeer klein was. De rechtbank weegt dat in strafverminderende zin mee.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 14 december 2018, opgesteld door [A] . Uit dat advies blijkt dat de draagkracht van verdachte door externe invloeden is afgenomen en dat verdachte niet goed weet hoe hij hiermee om moet gaan. Hierdoor is het moeilijk om soms perspectief te blijven zien. Verdachte is er echter, mede door de voorlopige hechtenis, van doordrongen dat zijn probleemhantering moet verbeteren en dat hij beter doordacht keuzes moet leren maken. Verdachte staat open voor professionele hulp en heeft zichzelf inmiddels in een vrijwillig kader bij hulpverlening ingeschreven. De reclassering adviseert om verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat dat voor zijn proces van verwerking en resocialisatie slecht zou zijn. De reclassering adviseert een forse (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie, zodat verdachte aan zijn problematiek kan werken.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de doelen die daarmee worden nagestreefd. Enerzijds dient er een signaal uit te gaan naar de maatschappij dat het plegen van een dergelijk delict ernstig is en dat in beginsel een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf op zijn plaats is. Anderzijds dient de stafoplegging te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout in gaat. Om aan beide doelen tegemoet te komen zal de rechtbank het advies van de reclassering volgen. Aan verdachte zal daarom geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd dan de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Wel zal aan verdachte om recidive te voorkomen en om oplegging van de bijzondere voorwaarden mogelijk te maken, een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Daarnaast zal de rechtbank de maximale taakstraf opleggen.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en gedragsinterventie, en daarnaast een taakstraf van 240 uren passend en geboden.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
Op de beslaglijst in het dossier staan de volgende inbeslaggenomen goederen vermeld:
een witte BlackBerry, een doos, een Apple telefoontoestel, een afstandsbediening van een auto en een Volkswagen bestelauto met kenteken [kenteken] .
Ter terechtzitting is echter gebleken dat alle voorwerpen, behalve de witte BlackBerry, al zijn terug gegeven aan verdachte dan wel andere rechthebbenden. De rechtbank neemt daarom slechts ten aanzien van de witte BlackBerry een beslissing.
De rechtbank zal de witte BlackBerry verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het bewezen verklaarde feit voorbereid/begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen een week na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres] in [vestigingsplaats] , waarna verdachte zich zal blijven melden bij de reclassering, zo lang en zo vaak de reclassering dat noodzakelijk acht;
* actief zal deelnemen aan de gedragsinterventie COVA of soortgelijke gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die gedragsinterventie zullen worden gegeven;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 een telefoontoestel (wit, merk BlackBerry) met omschrijving […] .
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. V.M.A. Sinnige en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Lootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 januari 2019.
Mr. Oosterling-van der Maarel is buiten staat te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 september 2018 te Lelystad
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 298,289 kilogram hasj, in elk geval een grote hoeveelheid hasj, in
elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;