4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 5 augustus 2018 omstreeks 4.00 uur thuiskwam in haar woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 2] in [woonplaats] en ongeveer om 5.00 uur in slaap is gevallen. Omstreeks 9.00 uur kwam zij beneden en zag zij dat haar woning overhoop was gehaald.Zij zag op haar bankrekening dat er met haar pinpas om 7.02 uur was gepind bij de BP [straatnaam 2] en vervolgens om 8.30 uur bij de [naam winkel] . Gestolen zijn een rijbewijs, een ING-pas, een Nederlandse identiteitskaart, een laptop, een iPad, een Samsung telefoon, een schoudertasje, een damestas met portemonnee, haar autosleutel, haar reservesleutel en een autosleutel van een witte Peugeot 208 met kenteken [kenteken 1] van haar vriendin [A] . Aangeefster liep naar buiten en zag dat haar Peugeot 208 met kenteken [kenteken 2] en de Peugeot van [A] waren gestolen.
Op camerabeelden gemaakt vanaf de woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 3] is te zien dat op 5 augustus 2018 om 6.00 uur een donkerblauwe Renault aan komt rijden. Een aantal seconden later verschijnt persoon 1 in beeld. Persoon 1 is een blanke man met een blauw T-shirt met een gele opdruk (vermoedelijk FBI letters) erop. Persoon 1 verschijnt om 6:10:33 uur in beeld en loopt met een zwarte tas in de richting van de vermoedelijke auto die zij eerder hadden geparkeerd voor de woning. Een aantal seconden later verschijnt hij weer in beeld zonder tas. Hij blijft schuin voor de woning staan en kijkt omhoog. Door de bewegingen van de mond lijkt het alsof hij met iemand communiceert die boven staat. Hij steekt vervolgens een sigaret aan en op dat moment kijkt hij nog steeds omhoog en lijkt hij met een ander te communiceren. Om 6:12:05 uur komt persoon 2 in beeld en kijkt ook omhoog. Persoon 1 loopt naar persoon 2 en zij lopen tegelijk de hoek om. Een seconde later lopen zij beiden in de richting van de donkerblauwe Renault.Om 6:17:28 uur verschijnt persoon 3 op de beelden. Zij heeft diverse spullen vast, waaronder een witte tas. Ze loopt wat heen en weer en loopt uiteindelijk ook in het verlengde van de straat richting de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] / [nummeraanduiding 4] . Om 6.17:28 uur verschijnt persoon 1 weer in beeld ter hoogte van de hoek bij de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 5] en verdwijnt een seconde later weer uit beeld. Om 6:20:30 uur komt vanuit de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 5] een zwarte Peugeot aangereden en daaropvolgend een witte Peugeot.
Op camerabeelden van de BP [straatnaam 2] is te zien dat op 5 augustus 2018 om 7:01:44 uur een voertuig achter het tankstation BP stopt. Er stapt een persoon uit die in de richting van de tankshop loopt. De persoon heeft een blauw shirt met gele opdruk “FBI” aan de voorkant aan. De persoon gaat de tankshop in en loop direct naar de kassa. De persoon heeft een oranje pasje vast. Terwijl de persoon op zijn beurt wacht, kijkt hij naar het pasje. Vervolgens betaalt de persoon contactloos met het oranje pasje.
Op de camerabeelden van de [naam winkel] waar op 5 augustus 2018 omstreeks 8.30 uur is gepind met de pas van aangever [slachtoffer] is te zien dat om 8:28:26 uur twee mannen naar de infobalie lopen.De man met de opdruk “FBI” rekent af bij de betaalautomaat.Verbalisant [verbalisant 1] herkent een van de mannen als [medeverdachte 1] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 5 augustus 2018 in de ochtend bij de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] was. Verdachte heeft daar geen andere personen in de buurt gezien. Verdachte had een shirt met de opdruk FBI aan en herkent zichzelf telkens als degene met dat shirt aan op de camerabeelden van de woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 3] , de camerabeelden van de BP [straatnaam 2] en op de camerabeelden van de [naam winkel] . Verdachte heeft met de pinpas van aangeefster [slachtoffer] gepind bij de BP [straatnaam 2] en bij de [naam winkel] .
[A] heeft bij het opnemen van de aangifte aangegeven dat een van de verdachte(n) een wond zou moeten hebben op zijn borst. Deze wond zou moeten zijn veroorzaakt door de stalen beveiligingspunten die aanwezig zijn op het balkon van de woning. Gebleken is dat de onderbuurman camerabeelden heeft, waarop is te zien dat er twee personen op het balkon klimmen.
Op de vensterbank buiten bij het inklimraam van de woning is bloed aangetroffen.
Op 5 augustus 2018 omstreeks 11:00 uur controleerden verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] verdachte en [medeverdachte 1] . Opvallend was dat [medeverdachte 1] een bloedvlek in zijn shirt had ter hoogte van zijn borst.Verbalisant [verbalisant 4] hoorde op 7 augustus 2018 dat verdachte [medeverdachte 1] een wond moest verschonen. De verbalisant zag dat [medeverdachte 1] zijn shirt omhoog deed en dat er een pleister op het middenrif van zijn lichaam zat. [medeverdachte 1] zei dat dit afgelopen zaterdag was gebeurd. [medeverdachte 1] haalde de pleister eraf en de verbalisant zag dat [medeverdachte 1] een verwonding had. De verwonding was ovaal/rond.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Daderschap
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 5 augustus 2018 tussen 5.00 uur en 6.20 uur heeft er een inbraak plaatsgevonden in een woning gelegen aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 2] in [woonplaats] . Bij deze inbraak zijn onder andere een pinpas en autosleutels van twee Peugeots gestolen. Tussen 6.00 uur en 6.17 uur is verdachte samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig in- en rondom de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] , in de directe nabijheid van de woning waar is ingebroken. Om 6.20 uur rijden de twee Peugeots weg. Vervolgens pint verdachte om 7.02 uur met de bij de inbraak gestolen pinpas.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij de pinpas heeft gevonden in de auto van [medeverdachte 1] en dacht dat het zijn eigen pinpas was gelet op de hierboven uiteengezette tijdlijn volstrekt ongeloofwaardig.
Gelet op de aanwezigheid van verdachte rond de woning waar de inbraak is gepleegd op het moment dat de inbraak heeft plaatsgevonden en het korte tijdsbestek tussen het moment waarop de inbraak is gepleegd en het pinnen van verdachte met een pinpas die bij de inbraak is buitgemaakt, kan het niet anders dan dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak.
Daarnaast kan het gelet op het hiervoor vastgestelde en het moment van wegrijden van de Peugeots niet anders dan dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de Peugeots.
Tezamen en in vereniging
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het onderdeel
tezamen en in vereniging met een ander of anderenvast moet komen te staan dat bij het begaan van dat feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte met iemand op het balkon lijkt te praten. Ook rijden de twee Peugeots gelijktijdig weg. Bovendien zijn op de camerabeelden van de woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 3] drie personen te zien. De rechtbank concludeert hieruit dat de inbraak en de diefstal van de Peugeots in vereniging is gepleegd.
De rechtbank acht daarom het onderdeel
tezamen en in vereniging met een ander of anderenten aanzien van feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Dit geldt echter niet voor feit 3. Op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte tot twee keer toe heeft gepind met de gestolen pinpas, maar niet dat daarbij sprake was van een dermate nauwe en bewuste samenwerking dat gesproken kan worden van het
in vereniging plegen. Verdachte zal daarom ten aanzien van feit 3 van dat onderdeel worden vrijgesproken.
Oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening feit 3
De verklaring van verdachte dat hij dacht met zijn eigen pinpas te pinnen acht de rechtbank in het licht van het hiervoor overwogene en gelet op de bewijsmiddelen volstrekt ongeloofwaardig. Verdachte is immers betrokken geweest bij de inbraak waarbij de pinpas is gestolen. Bovendien blijkt uit de camerabeelden van de BP [straatnaam 2] dat verdachte naar de pinpas kijkt. Verdachte wist dus dat hij niet met zijn eigen pinpas betaalde en de rechtbank is daarom van oordeel dat ook ten aanzien van feit 3 wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had.
Het verweer van de raadsvrouw dat dat oogmerk bij verdachte ten aanzien van feit 3 ontbrak, wordt dan ook verworpen.