ECLI:NL:RBMNE:2019:2703

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
16/652564-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met geweld en meerdere diefstallen

Op 11 juni 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere winkeldiefstallen, waarvan één met geweld. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 28 mei 2019, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten, de feiten beoordeeld. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van goederen uit verschillende winkels in Almere en Zaandam, waarbij hij op 26 januari 2018 geweld heeft gebruikt tegen een winkelmedewerker. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend dat hij goederen had gestolen, maar voerde aan dat de diefstal niet was voltooid omdat hij de goederen had teruggelegd. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat er sprake was van een voltooide diefstal. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 111 dagen op, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en verslaving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/652564-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. R.J.H. Titahena, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 26 januari 2018 te Almere diverse winkelgoederen heeft gestolen bij de [winkel 1] met geweld tegen [slachtoffer] ;
feit 2
op 19 februari 2018 te Almere drie pakken luiers en/of een pot gel heeft gestolen bij het [winkel 2] ;
feit 3
op 11 maart 2018 te Zaandam een boormachine heeft gestolen bij [winkel 3] ;
feit 4
op 26 juni 2018 te Almere koekjes, ijs en/of frisdrank heeft gestolen bij de [winkel 1] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Voor de bewezenverklaring van de feiten 2, 3 en 4 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1
[A] heeft aangifte gedaan namens […] , eigenaar van [winkel 1] [plaatsnaam 1] . Hij heeft het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 26 januari 2018 zat ik achter het camerasysteem van de supermarkt op voornoemde locatie. Ik zag dat een man de winkel in kwam. Ik zag dat de man goederen onder zijn kleding stopte. Op het moment dat de man bij het kassapark kwam, zag de man dat hij werd opgewacht. De man liep weer bij de kassa’s weg en gooide alle goederen die onder zijn kleding verstopt waren weer terug in verschillende vakken. Een andere collega probeerde de man aan te houden. De man werd fysiek gewelddadig. [2]
Getuige [getuige] heeft op 10 juli 2018 een verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven.
Ik was op 26 januari 2018 werkzaam in het [winkel 1] -filiaal te [plaatsnaam 1] . Ik hoorde van [A] dat ‘de buurman’ aan het stelen was. Ik heb die man aangesproken. De man duwde mij met één van zijn handen weg en riep “donder op…ik heb niets”. Ik bleef die man volgen en hij haalde enkele goederen onder zijn kleding vandaan en gooide het her en der in de winkel van zich af. Even voor de kassa zag ik dat mijn collega [slachtoffer] de man probeerde vast te pakken. Ik zag dat die man de handen van [voornaam van slachtoffer] wegsloeg en doorliep in de richting van de uitgang. [3] Bij de kassa gekomen zag ik dat [voornaam van slachtoffer] die man bij zijn schouders kon vastpakken en dat die man zich los wist te rukken door met zijn lichaam en handen draaibewegingen te maken. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 28 mei 2019 onder andere het volgende verklaard, zakelijk weergegeven.
Het klopt dat ik op 26 januari 2018 bij de [winkel 1] in [plaatsnaam 1] spullen heb gestolen. Toen ik merkte dat het winkelpersoneel mij doorhad, ben ik de spullen gaan terugleggen. Nadat ik de spullen had geloosd, wilde ik de winkel uitgaan. Er kwam iemand voor mij staan. Ik probeerde door te lopen. Hij pakte mij vast en ik heb mij losgerukt. Daarbij kan het zijn dat ik hem heb geduwd. Het kan ook zijn dat ik met mijn armen heb gezwabberd. Ik heb niet geslagen, althans niet bewust. In de winkel noemden ze mij ‘de buurman’. [5]
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4
De feiten 2, 3 en 4 zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
feit 2
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 mei 2019;
  • een proces-verbaal van aangifte van [B] namens [winkel 2] [plaatsnaam 1] ;
feit 3
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 mei 2019;
  • een proces-verbaal van aangifte van [C] namens [winkel 3] [plaatsnaam 2] ;
feit 4
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 mei 2019;
  • een proces-verbaal van aangifte van [A] namens […] , eigenaar van [winkel 1] [plaatsnaam 1] .
Bewijsoverwegingen voor feit 1
De raadsman heeft aangevoerd dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde geen sprake is van een voltooide diefstal. Nu verdachte de winkel niet met de goederen heeft verlaten, zou slechts een poging tot diefstal bewezen kunnen worden verklaard, maar dat is niet ten laste gelegd, zodat vrijspraak dient te volgen. De rechtbank overweegt dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij in de [winkel 1] was om de goederen te stelen en dat hij deze met dit doel onder zijn kleding heeft gestopt. Door de goederen onder zijn kleding te stoppen heeft verdachte de goederen buiten de beschikkingsmacht van de [winkel 1] gebracht en de feitelijke heerschappij over de goederen verkregen. Dat hij deze goederen nadien in verschillende vakken heeft teruggelegd doet hieraan niet af, omdat hij dit uitsluitend deed omdat hij merkte dat het winkelpersoneel hem in de gaten had. Er is dus geen ruimte meer voor een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een voltooide diefstal.
Het door de raadsman gevoerde verweer dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 omdat hij geen geweld zou hebben uitgeoefend tegen [slachtoffer] , wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. Het onder 1 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 26 januari 2018 te [plaatsnaam 1] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse winkelgoederen toebehorende aan [winkel 1] , welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij een worsteling is aangegaan met die [slachtoffer] en die [slachtoffer] heeft geduwd en geslagen;
feit 2
op 19 februari 2018 te [plaatsnaam 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen drie pakken luiers en een pot gel toebehorende aan [winkel 2] ;
feit 3
op 11 maart 2018 te [plaatsnaam 2] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een boormachine, toebehorende aan [winkel 3] ;
feit 4
op 26 juni 2018 te [plaatsnaam 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen koekjes en ijs en frisdrank, toebehorende aan [winkel 1] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
diefstal, gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
feit 2, feit 3 en feit 4
telkens diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 111 dagen, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het op dit moment veel beter gaat met verdachte dan ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Hij is sinds een aantal maanden clean. De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis, te weten een gevangenisstraf van 111 dagen, met aftrek van het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier winkeldiefstallen, waarvan één gevolgd door geweld tegen een winkelmedewerker. Winkeldiefstallen zijn aan de orde van de dag en bezorgen winkeliers de nodige materiële schade en tijdverspilling. Dat de diefstal onder feit 1 gepaard is gegaan met geweld maakt dit vergrijp nog ernstiger. Aangenomen mag worden dat verdachte met zijn gedragingen schrik- en angstgevoelens bij het winkelpersoneel en bij het winkelend publiek heeft veroorzaakt. Verdachte heeft bij dit alles slechts gehandeld uit eigen financieel gewin en laat zien geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
De persoon van de verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 27 mei 2019;
- een reclasseringsadvies van 27 mei 2019, uitgebracht door mevrouw [D] ;
- een reclasseringsadvies van 27 maart 2019, uitgebracht door mevrouw [D] ;
- een reclasseringsadvies van 10 oktober 2018, uitgebracht door mevrouw [D] .
Uit bovengenoemd uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte blijkt dat verdachte eerder en veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Hierbij is meermalen een gevangenisstraf voor langere duur opgelegd. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 2 april 2019 een voorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte opgelegd met bijzondere voorwaarden die inhouden dat verdachte wordt opgenomen bij [naam instelling] en zich moet laten behandelen voor zijn verslaving. Ook is hem een verbod op alcohol en drugs en een meldplicht opgelegd. De rechtbank houdt in het kader van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met dit arrest. Verdachte heeft uit de hem tot nu toe opgelegde straffen kennelijk geen lering getrokken. Ook na het plegen van de bewezenverklaarde feiten is verdachte meermalen met politie en justitie in aanraking gekomen. In het kader van een verdenking van twee vermogensfeiten gepleegd op 14 januari 2019 heeft de rechter-commissaris op 4 februari 2019 de voorlopige hechtenis geschorst met een strikt kader aan (bijzondere) voorwaarden.
In het meest recente reclasseringsadvies van 27 mei 2019 adviseert de reclassering de rechtbank om verdachte bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Er is al vele jaren sprake van een cocaïneverslaving die direct samenhangt met het delictgedrag en de kans op recidive. Er zal sprake moeten zijn van langdurige abstinentie en behandeling op het gebied van zijn cocaïneverslaving, alvorens gesproken kan worden over een verminderde kans op recidive. Omdat verdachte sinds 21 maart 2019 is opgenomen bij [naam instelling] voor een klinische behandeling van zijn drugsverslaving acht de reclassering een gevangenisstraf op dit moment onwenselijk. De huidige prognose is dat verdachte half juni 2019 overgaat naar begeleid wonen van [naam instelling] .
De straf
Ter zitting is gebleken dat verdachte sinds zijn opname bij [naam instelling] hard aan het werk is om af te kicken van zijn cocaïneverslaving. Verdachte geeft aan dat hij deze keer echt vanuit zichzelf gemotiveerd is om de behandeling af te maken en is er van overtuigd dat hij niet opnieuw in zijn verslaving zal vervallen. Ook heeft verdachte aangegeven dat hij door de behandeling in is gaan zien dat hij met het plegen van de bewezenverklaarde feiten enkel aan zijn eigen belang heeft gedacht en geen oog heeft gehad voor de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank stelt verder vast dat de opname bij [naam instelling] gewaarborgd is door twee juridische kaders, namelijk als schorsingvoorwaarde opgelegd door de rechter-commissaris en als bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke ISD-maatregel.
Nu er reeds een zeer stevig kader bestaat waarbinnen gewerkt wordt aan het voorkomen van herhaling, zal de rechtbank de reclassering volgen in haar advies om in de onderhavige zaak aan verdachte niet een gevangenisstraf op te leggen die langer is dan het voorarrest. De rechtbank zal de officier van justitie dan ook volgen in de door hem gevorderde straf.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 111 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 57, 63, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 111 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S. Terporten-Hop, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Carbo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juni 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 januari 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen diverse winkelgoederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij een worsteling is aangegaan met die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] heeft geduwd en/of geslagen;
2.
hij op of omstreeks 19 februari 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen drie pakken luiers en/of een pot gel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 11 maart 2018 te Zaandam, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een boormachine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij op of omstreeks 26 juni 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen koekjes en/of ijs en/of frisdrank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 juli 2018, genummerd 2018030211, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 181. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 15.
3.Pagina 20.
4.Pagina 21.
5.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 28 mei 2019.
6.Pagina 44 en 45.
7.Pagina 99 en 100.
8.Pagina 117.