8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier winkeldiefstallen, waarvan één gevolgd door geweld tegen een winkelmedewerker. Winkeldiefstallen zijn aan de orde van de dag en bezorgen winkeliers de nodige materiële schade en tijdverspilling. Dat de diefstal onder feit 1 gepaard is gegaan met geweld maakt dit vergrijp nog ernstiger. Aangenomen mag worden dat verdachte met zijn gedragingen schrik- en angstgevoelens bij het winkelpersoneel en bij het winkelend publiek heeft veroorzaakt. Verdachte heeft bij dit alles slechts gehandeld uit eigen financieel gewin en laat zien geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
De persoon van de verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 27 mei 2019;
- een reclasseringsadvies van 27 mei 2019, uitgebracht door mevrouw [D] ;
- een reclasseringsadvies van 27 maart 2019, uitgebracht door mevrouw [D] ;
- een reclasseringsadvies van 10 oktober 2018, uitgebracht door mevrouw [D] .
Uit bovengenoemd uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte blijkt dat verdachte eerder en veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Hierbij is meermalen een gevangenisstraf voor langere duur opgelegd. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 2 april 2019 een voorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte opgelegd met bijzondere voorwaarden die inhouden dat verdachte wordt opgenomen bij [naam instelling] en zich moet laten behandelen voor zijn verslaving. Ook is hem een verbod op alcohol en drugs en een meldplicht opgelegd. De rechtbank houdt in het kader van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met dit arrest. Verdachte heeft uit de hem tot nu toe opgelegde straffen kennelijk geen lering getrokken. Ook na het plegen van de bewezenverklaarde feiten is verdachte meermalen met politie en justitie in aanraking gekomen. In het kader van een verdenking van twee vermogensfeiten gepleegd op 14 januari 2019 heeft de rechter-commissaris op 4 februari 2019 de voorlopige hechtenis geschorst met een strikt kader aan (bijzondere) voorwaarden.
In het meest recente reclasseringsadvies van 27 mei 2019 adviseert de reclassering de rechtbank om verdachte bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Er is al vele jaren sprake van een cocaïneverslaving die direct samenhangt met het delictgedrag en de kans op recidive. Er zal sprake moeten zijn van langdurige abstinentie en behandeling op het gebied van zijn cocaïneverslaving, alvorens gesproken kan worden over een verminderde kans op recidive. Omdat verdachte sinds 21 maart 2019 is opgenomen bij [naam instelling] voor een klinische behandeling van zijn drugsverslaving acht de reclassering een gevangenisstraf op dit moment onwenselijk. De huidige prognose is dat verdachte half juni 2019 overgaat naar begeleid wonen van [naam instelling] .
De straf
Ter zitting is gebleken dat verdachte sinds zijn opname bij [naam instelling] hard aan het werk is om af te kicken van zijn cocaïneverslaving. Verdachte geeft aan dat hij deze keer echt vanuit zichzelf gemotiveerd is om de behandeling af te maken en is er van overtuigd dat hij niet opnieuw in zijn verslaving zal vervallen. Ook heeft verdachte aangegeven dat hij door de behandeling in is gaan zien dat hij met het plegen van de bewezenverklaarde feiten enkel aan zijn eigen belang heeft gedacht en geen oog heeft gehad voor de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank stelt verder vast dat de opname bij [naam instelling] gewaarborgd is door twee juridische kaders, namelijk als schorsingvoorwaarde opgelegd door de rechter-commissaris en als bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke ISD-maatregel.
Nu er reeds een zeer stevig kader bestaat waarbinnen gewerkt wordt aan het voorkomen van herhaling, zal de rechtbank de reclassering volgen in haar advies om in de onderhavige zaak aan verdachte niet een gevangenisstraf op te leggen die langer is dan het voorarrest. De rechtbank zal de officier van justitie dan ook volgen in de door hem gevorderde straf.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 111 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.