ECLI:NL:RBMNE:2019:2676

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
14 juni 2019
Zaaknummer
7271816 UC EXPL 18-11424
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de rechtsgeldigheid van een overeenkomst voor internet- en vormgevingsdiensten en de gevolgen van dwaling en wanprestatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een online marketingbureau, aangeduid als [eiseres], en een gedaagde, die voorheen handelde onder de naam [handelsnaam]. De eiseres vorderde betaling van openstaande facturen en een opzeggingsvergoeding, terwijl de gedaagde zich beriep op dwaling en wanprestatie. De procedure begon met een dagvaarding op 21 september 2018, gevolgd door een zitting op 16 april 2019. De gedaagde stelde dat hij onder druk was gezet om de overeenkomst te ondertekenen en dat hij niet op de hoogte was van de volledige voorwaarden. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand was gekomen, omdat de gedaagde zijn handtekening had gezet op het contract en niet tijdig had geannuleerd. Het beroep op dwaling werd verworpen, omdat de gedaagde niet voldoende had onderbouwd dat hij door de verkoper van de eiseres was misleid. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres aan haar verplichtingen had voldaan en dat de gedaagde in verzuim was door de facturen niet te betalen. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.875, inclusief rente, en werd de eiseres veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7271816 UC EXPL 18-11424 SW/1581
Vonnis van 12 juni 2019
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. P.M. Jongeling,
tegen:
[gedaagde] , voorheen handelende onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. F.B.A. Verbeek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 september 2018 met 13 producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie met 3 producties;
  • het tussenvonnis van 6 maart 2019, waarmee een zitting is bepaald;
  • de fax van mr. Verbeek van 5 april 2019 waarvan [eiseres] tijdens de zitting kennis heeft kunnen nemen.
1.2.
De zitting is gehouden op 16 april 2019. Namens [eiseres] is haar eigenaar en middellijk bestuurder de heer [A] aanwezig geweest. [gedaagde] was in persoon aanwezig. Beide partijen zijn bijgestaan door de gemachtigde.
Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op de vragen van de kantonrechter. Zij hebben ook op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft aantekening gehouden. De zitting is gehouden tegelijk met de zitting in de zaken met rolnummers 7222626 UC EXPL 18-10507 en 7238142 UC EXPL 18-107272.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] , geboren op [geboortedatum] 1952, heeft een eenmanszaak gehad. Onder de handelsnaam [handelsnaam] heeft hij ingeschreven gestaan in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en is hij werkzaam geweest als [beroep] ( [beroep (afkorting)] ) voor feesten en partijen.
2.2.
[eiseres] is een online marketingbureau. [eiseres] heeft in 2014 telefonisch haar diensten aangeboden aan [gedaagde] en een afspraak gemaakt voor een huisbezoek. Dit huisbezoek heeft plaatsgevonden op 16 september 2014. [gedaagde] heeft tijdens dat bezoek zijn handtekening geplaatst op een A-3 contractsformulier van [eiseres] voor de levering van internet en vormgeving prestaties. [gedaagde] heeft tijdens dat huisbezoek ook een doorlopende machtiging ondertekend voor automatische incasso van een bankrekening en een tablet pc in ontvangst genomen.
2.3.
Een vertegenwoordiger van [eiseres] is op 18 september 2014 wederom bij [gedaagde] thuis geweest om het ontwerp van een website te bespreken. Die zelfde dag heeft [eiseres] een bedrag van € 197,19 aan [gedaagde] gefactureerd. Dit bedrag is gespecificeerd als € 150,- exclusief btw voor borg en € 39,- exclusief btw voor de maand september 2014. De vervaldatum van de factuur was 2 oktober 2014. Nadien heeft [eiseres] iedere maand een bedrag van € 228,69 inclusief btw gefactureerd. Dit heeft zij gedaan tot en met de maand augustus 2018.
2.4.
[gedaagde] heeft de facturen van [eiseres] niet betaald. Automatische incasso van de door hem opgegeven bankrekening is niet gelukt.
2.5.
Op 24 september 2014 heeft de heer [B] , hoofd webdesign van [eiseres] , aan [gedaagde] per e-mail een ontwerp gezonden voor de homepage van de te bouwen site. Als hij niet binnen vijf dagen iets van [gedaagde] zou horen, dan zou hij ervan uit gaan dat het ontwerp naar wens was en de website verder kon worden ontwikkeld.
2.6.
De volgende dagen heeft [gedaagde] aan [eiseres] per e-mail een aantal promonummers, foto’s, een tarievenblad en tekst voor op de website gezonden. Ook heeft hij commentaar gegeven op het toegezonden ontwerp voor de homepage.
2.7.
Op 29 september 2014 heeft [B] het gewijzigde ontwerp voor de homepage aan [gedaagde] gezonden. Dezelfde dag heeft [gedaagde] teruggeschreven dat het gewijzigde ontwerp er meer op leek en heeft hij nog om verdere aanpassingen verzocht. Die aanpassingen zijn door [B] gedaan. Hij heeft aan [gedaagde] gevraagd het ontwerp goed te keuren.
2.8.
Per e-mail van 19 oktober 2014 heeft [gedaagde] aan [eiseres] geschreven:
‘Ik kan voorlopig geen toestemming geven om het ontwerp van de website door te laten gaan. Naast de moeite die ik al had met de verhoging van de 189, euro naar 228,69 euro per maand (als ik jullie de website laat ontwerpen), is er nog een probleem bij gekomen. Namelijk ik heb een uitkering zoals jullie al weten. Mijn vrouw werkt momenteel bij [bedrijfsnaam] , maar in 2015 bestaat de kans dat zij ontslag krijgt. (…) Dat wil zeggen dat ik financieel geen zekerheid heb. (…)
Dus ik stel voor om voorlopig te wachten tot en met juli 2015 om te horen of mijn vrouw wel of niet mag blijven werken. (…) ik hoop dat jullie begrip tonen op mijn huidige zwakke financiële situatie.
(…)’
2.9.
Op 24 oktober 2014 heeft [gedaagde] aan [eiseres] geschreven:
‘Afgelopen maandag 20 oktober 2014 heb ik de tablet alsnog persoonlijk teruggebracht in het kantoor te [plaatsnaam] . Mij werd een bevestiging per mail toegezegd, maar ik heb tot nu toe geen respons mogen ontvangen.
Ok heb ik geen enkele reactie ontvangen op mijn eerder email, waarin ik mijn situatie heb uitgelegd.(…)
De advisering is niet wat ik ervan had verwacht en de dienstverlening is onder de maat.
Ik heb inmiddels een tweede factuur ontvangen, welke ik ook niet zal kunnen betalen. Graag ontvang ik creditnota’s voor de beide facturen (…).
Tevens ontvang ik graag een bevestiging van het per direct stopzetten van het contract, zonder verdere kosten. De opdracht is door [eiseres] niet uitgevoerd (geen website naar wens), de advisering was niet naar tevredenheid en de dienstverlening niet naar wens. (…)’
2.10.
In reactie daarop heeft mevrouw [C] , Hoofd Interne Zaken van [eiseres] , op 24 oktober 2014 aan [gedaagde] geschreven dat hij de tablet in goede staat heeft ingeleverd, maar dat dit hem niet ontslaat uit zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst. Zij heeft geschreven dat tussentijdse ontbinding mogelijk is, maar dat in artikel 7 van de overeenkomst is bepaald dat in dat geval een verbrekingsvergoeding van 60% van de nog niet vervallen termijnen verschuldigd is, zijnde € 3.553,49. Zij hoopte dat [gedaagde] de overeenkomst wenste voort te zetten en verzocht hem om een reactie. Op 25 november 2014 heeft zij [gedaagde] herinnerd aan haar e-mail en wederom om een reactie gevraagd.
2.11.
Op 13 april 2015 is [eiseres] onderwerp geweest van de uitzending van het TV-programma […] . [A] heeft in dat programma een toelichting gegeven.
2.12.
Met een brief van 24 april 2015 heeft de gemachtigde van [gedaagde] aan mevrouw [C] het volgende geschreven:

Tot mij wendde zich dhr. [gedaagde] met het verzoek hem juridisch bij te staan.
Cliënt wenst de overeenkomst welke hij is aangegaan op 16-09-2014 met [eiseres] op grond van dwaling te vernietigen.
Er sprake is bij cliënt van een onjuiste voorstelling van zaken, de overeenkomst zou bij een juiste voorstelling niet gesloten zijn.
De onjuiste voorstelling is veroorzaakt door zwijgen van de verkoper waar hij had horen te spreken in geval van de kleine lettertjes”.
2.13.
Per e-mail van 15 mei 2015 (onderdeel van productie 10 bij dagvaarding) heeft mevrouw [C] teruggeschreven dat de overeenkomst op 16 september 2014 in tweevoud is opgemaakt, dat [gedaagde] een exemplaar heeft ontvangen en dat hij de overeenkomst tijdens de bespreking van 18 september 2014 niet heeft geannuleerd. Zij heeft verder het volgende bericht:
“Graag zouden wij voor u en in samenwerking met uw cliënt de werkzaamheden verder uitvoeren, maar wij begrijpen uit uw schrijven dat dit niet meer tot de mogelijkheden behoort. U zult begrijpen dat wij niet kosteloos ons dossier kunnen sluiten en willen uw cliënt dan ook een eenmalig voorstel doen. Om alles voor ons een beetje kostendekkend te laten zijn, stellen wij geheel coulance halve, zonder dat wij hiertoe verplicht zijn, voor dat uw cliënt binnen 7 dagen na dagtekening een betaling doet van € 2.500 (…)”
2.14.
Op 7 juli 2015 heeft mr. Verbeek aan [eiseres] geschreven:
‘Op zeer agressieve wijze wist verkoper [D] “een half uurtje” binnen te komen bij cliënt: het werden er uiteindelijk 3 uur!
Client had al jaren geen werk als [beroep (afkorting)] en “het zou toch eeuwig zonde zijn als dit talent verloren ging”, aldus dhr. [D] .
Omdat cliënt geen voldoende dekking had op zijn bank, moest zijn vrouw meewerken en haar bank opgeven.
Toen de echtgenote uiteindelijk huilend opstond en boos wegliep dat zij dit nooit wilde, kwam de verkoper heel snel met het formulier op de proppen: (een gevouwen A3 blad). Opeens moest hij snel weg naar een andere afspraak, zogenaamd.
De totstandkoming is duidelijk onder druk en dwaling tot stand gekomen zonder de zeer klein en vaag gebruikte binnen zijde te bespreken: met geen woord daarover. Het doornemen daarvan zou al een hele werkdag kosten aldus telefoniste van [eiseres] .
Feitelijk is er door [eiseres] ook niets concreets gebeurd, cliënt heeft niets goedgekeurd en pas na een cursus solliciteren en schuldsanering bij de gemeente heeft hij de binnenzijde ontdekt: alstoen heeft hij ook alles afgezegd.
(…)’
2.15.
Per e-mail van 4 augustus 2015 heeft mevrouw [C] teruggeschreven dat [gedaagde] vrijwillig en zonder dwang de overeenkomst heeft ondertekend en dat hij de tijd had om deze rustig door te lezen. Het aanbod om eenmalig € 2.500,- te betalen om de overeenkomst te beëindigen geldt nog zeven dagen, waarna dat voorstel vervalt.

3.Het geschil

3.1.
In de kop van dit vonnis is geen melding gemaakte van een geding in reconventie. Mr. Verbeek heeft tijdens de zitting bevestigd dat de vermelding van een reconventie in de conclusie van [gedaagde] een vergissing is geweest. .
3.2.
[eiseres] vordert betaling bij wijze van voorschot door [gedaagde] van € 12.324,47 (bestaande uit € 10.716,93 voor de openstaande facturen vanaf september 2014 tot en met augustus 2018, € 1.751,46 aan wettelijke handelsrente over voormelde hoofdsom tot de datum van de dagvaarding en € 1.607,54 excl. btw aan overeengekomen verhoging van 15% over voormelde hoofdsom), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente tot de voldoening.
[eiseres] vordert verder betaling van € 879,53 voor buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
3.3.
[eiseres] stelt dat partijen in september 2014 een overeenkomst hebben gesloten voor de levering van internet en vormgeving prestaties gedurende 24 maanden. Volgens [eiseres] is deze overeenkomst na ommekomst van de termijn verlengd voor een zelfde periode omdat [gedaagde] niet heeft opgezegd. [eiseres] vordert in deze procedure nakoming van de overeenkomst.
3.4.
[gedaagde] heeft in de conclusie van antwoord een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de overeenkomst op grond van dwaling. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] relevante informatie over de opzegtermijn, de algemene voorwaarden en de juiste prijs verzwegen. Hij heeft ter toelichting aangevoerd dat hij geen overeenkomst wilde sluiten omdat hij al enige jaren geen werk meer had als [beroep (afkorting)] , dat hij contact heeft opgenomen met [eiseres] , maar [eiseres] niets met hem wilde bespreken, alsmede dat hij geen financiële middelen had (en heeft) om elke maand aan [eiseres] betalingen te kunnen doen.
3.5.
Tijdens de zitting heeft [gedaagde] zijn verweer aangevuld. Hij heeft primair aangevoerd dat in september 2014 geen overeenkomst tot stand is gekomen. Subsidiair heeft hij een beroep op dwaling gedaan. Verder heeft hij gesteld dat hij kwalificeerde als consument. Ter toelichting heeft hij aangevoerd dat hij in september 2014 vanwege arbeidsongeschiktheid geen werk meer had, maar wel een uitkering van het UWV. Hij meende dat de verkoper van [eiseres] door het UWV naar hem toe was gestuurd. Volgens [gedaagde] heeft de verkoper gezegd te willen investeren in hem voor een bedrag van € 4.000, maar alleen als zijn vrouw daarmee zou instemmen. Die heeft volgens [gedaagde] geweigerd en is huilend weggelopen. Volgens [gedaagde] is hij daarna onder druk gezet om een gevouwen A3 formulier te ondertekenen omdat de verkoper snel naar een andere afspraak toe moest. Hij heeft toen niet gezien dat er op de binnenkant ook tekst stond. Als de tekst op de binnenkant wel is overeengekomen, dan doet [gedaagde] een beroep op artikel 7.3 omdat hij in 2014 geen onderneming meer had. Volgens [gedaagde] blijkt uit de tekst van dat artikel dat hij dan niets verschuldigd is aan [eiseres] . [gedaagde] heeft verder toegelicht dat hij leeft van een AOW-uitkering.
3.6.
Volgens [eiseres] is de overeenkomst rechtsgeldig en heeft zij daaraan ook uitvoering gegeven. Zij stelt dat zij een homepage voor een website heeft ontworpen en dat [gedaagde] hierop commentaar heeft gegeven en content heeft aangeleverd. Pas op 19 oktober 2014 gaf [gedaagde] aan niet meer verder te willen met de website, omdat hij geen financiële zekerheid meer had. Kosteloze annulering was echter niet mogelijk en, omdat [eiseres] aan al haar verplichtingen had voldaan, behoorde ontbinding ook niet tot de mogelijkheden. Bovendien was op 19 oktober 2014 sprake van verzuim van [gedaagde] omdat hij de eerste factuur van 18 september 2014 niet had betaald. Pas veel later heeft [gedaagde] gesteld dat hij had gedwaald bij het sluiten van de overeenkomst, maar daar is geen sprake van. [eiseres] stelt verder dat zij niet verder kon met de ontwikkelwerkzaamheden omdat [gedaagde] weigerde het ontwerp goed te keuren.

4.De beoordeling

Wilsovereenstemming
4.1.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] op 16 september 2014 het aanbod van [eiseres] om een overeenkomst te sluiten heeft aanvaard. [gedaagde] heeft immers zijn handtekening gezet op de achterkant van een A3-contractsformulier. Hij heeft in ieder geval de voorkant en de achterkant van dat formulier meteen kunnen lezen. Mogelijk heeft [gedaagde] zijn handtekening gezet zonder dat te doen. Mogelijk heeft hij daarom niet gezien dat het voorblad van het contract eindigde met artikel 2 en het achterblad begon met artikel 11. Hij had beter op moeten letten en in ieder geval het contract vóór de tweede bespreking van 18 september 2014 nog eens rustig door moeten lezen. Doordat hij de overeenkomst op 18 september 2014 niet heeft geannuleerd en daarna heeft meegewerkt aan het ontwerp van de website mag [eiseres] hem aan zijn handtekening houden. De kantonrechter oordeelt dus dat een overeenkomst tot stand is gekomen.
Inhoud van de overeenkomst
4.2.
Volgens [gedaagde] heeft hij met het sluiten van de overeenkomst geen betalingsverplichting op zich genomen. Hij heeft tijdens de zitting aangevoerd dat de verkoper van [eiseres] heeft aangeboden in hem te willen investeren omdat het zonde zou zijn als zijn talent verloren zou gaan. De kantonrechter verwerpt deze stelling over de inhoud van de overeenkomst. Die past namelijk helemaal niet bij de tekst van het contract, ook niet bij de tekst op de voor- en achterkant van het formulier. In de tekst staat dat partijen een overeenkomst aangaan voor 24 maanden voor de levering van internet en vormgeving prestaties door [eiseres] . De tegenprestatie van [gedaagde] is omschreven als een maandelijks te betalen bedrag van € 228,69, alsmede een borg van € 150. De tegenprestatie bedroeg dus in totaal € 5.488,56. [gedaagde] moet hebben begrepen dat hij moest gaan betalen. Hij heeft immers ook een formulier ondertekend voor automatische incasso vanaf de bankrekening van zijn echtgenote. Tijdens de zitting heeft hij toegelicht dat hij het bankpasje van zijn echtgenote aan de verkoper moest laten zien om het bankrekeningnummer te kunnen controleren. Dat past allemaal niet bij zijn stelling dat [eiseres] heeft beloofd in hem te zullen investeren zonder dat hij daarvoor hoefde te betalen.
Beroep op dwaling
4.3.
[gedaagde] heeft na de uitzending van […] een beroep op dwaling gedaan. In de brief van zijn gemachtigde van 24 april 2015 staat alleen dat de verkoper van [eiseres] de kleine lettertjes had moeten bespreken. Dat is onvoldoende concreet om een beroep op dwaling te kunnen laten slagen. Ook in de conclusie van antwoord is het beroep op dwaling niet concreet met feiten onderbouwd. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de verkoper van [eiseres] was ingeschakeld door het UWV om werk voor hem te zoeken. [gedaagde] heeft echter niet gesteld of onderbouwd dat de verkoper van [eiseres] moet hebben begrepen dat [gedaagde] hem voor iemand van het UWV hield. De verkeerde voorstelling van zaken is daarom voor risico van [gedaagde] . Het beroep op dwaling slaagt niet.
[gedaagde] is geen consument
4.4.
[gedaagde] heeft tijdens de zitting aangevoerd dat hij bij de aanvaarding van het aanbod in 2014 handelde als consument. Die stelling wordt verworpen. [gedaagde] stond in 2014 met een eenmanszaak ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Hij heeft aan de verkoper van [eiseres] ook zijn btw-nummer opgegeven. Dat is op de voorkant van het contract vermeld. Op het formulier waarmee [gedaagde] een machtiging heeft gegeven voor automatische incasso staat bovenaan met grote letters dat het een formulier voor bedrijven betreft. [eiseres] mocht daarom aannemen dat [gedaagde] handelende als kleine ondernemer. Dat [gedaagde] mogelijk met de verkoper heeft besproken dat hij een uitkering kreeg van het UWV maakt dat niet anders.
Wanprestatie
4.5.
[gedaagde] heeft ook aangevoerd dat er sprake is van wanprestatie aan de zijde van [eiseres] , omdat die niets heeft geleverd en onbereikbaar is geweest. [eiseres] heeft daar tegen aangevoerd dat zij aan [gedaagde] meerdere ontwerpen voor de website heeft gezonden, waarop [gedaagde] ook input heeft geleverd. Toen [gedaagde] aangaf van de overeenkomst af te willen vanwege onzekere financiële omstandigheden, verkeerde hij al in verzuim omdat hij de eerste factuur niet tijdig had betaald.
4.6.
Uit de e-mail correspondentie van 2014 blijkt dat [eiseres] aan haar verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan. [gedaagde] heeft de eerste factuur niet op tijd betaald. Hij was dus zelf in verzuim. [gedaagde] heeft de stelling dat [eiseres] onbereikbaar is geweest niet onderbouwd. Hij is op 20 oktober 2014 nog op kantoor geweest om de tablet pc in te leveren. Op de e-mail van [eiseres] van 24 oktober 2014 heeft hij niet meer gereageerd, ook niet na de herinnering van 25 november 2014. Pas na de uitzending van […] in 2015 heeft zijn gemachtigde weer contact gelegd met [eiseres] . Daarom faalt een beroep op wanprestatie van [eiseres] .
Verlenging van de overeenkomst
4.7.
[eiseres] heeft aangevoerd dat de overeenkomst na het verstrijken van 24 maanden is verlengd omdat [gedaagde] de overeenkomst niet heeft opgezegd. Dat is een stelling tegen beter weten in. Uit de e-mail van [eiseres] van 15 mei 2015 aan de gemachtigde van [gedaagde] blijkt dat zij diens schrijven van 24 april 2015 heel goed heeft begrepen. [eiseres] heeft bevestigd dat voortzetting van de samenwerking niet meer tot de mogelijkheden behoorde. De overeenkomst is dus niet verlengd. Integendeel, de brief van mr. Verbeek moet niet alleen als een beroep op vernietigbaarheid van de overeenkomst, maar ook als een opzegging van de overeenkomst worden beschouwd.
De contractuele opzegvergoeding
4.8.
In artikel 7 van de overeenkomst staat onder meer het volgende.
Artikel 7 - duur van de overeenkomst - ontbinding - vernieuwing
7.1 -
Onverminderd de verlengingen die verband houden met eventueel gebruik van deoptie zoals omschreven in artikel 13, wordt onderhavige Overeenkomst gesloten vooreen onherroepelijke en niet reduceerbare termijn van het aantal maanden dat beschreven is op de voorzijde van de overeenkomst. De Abonnee kan evenwel besluiten om de Overeenkomst te ontbinden mits de betaling van eenontbindingsvergoeding gelijk aan 60% van de nog niet vervallen maandelijkse betalingvoor de resterende periode.
Als er geen ontbinding van de Overeenkomst wordt aangekondigd door de ene partijaan de andere, drie maanden voor de einddatum van de Overeenkomst, via eenaangetekende brief met ontvangstbevestiging, dan wordt de Overeenkomst stilzwijgendverlengd voor een achtereenvolgende periode van één jaar.
In alle gevallen van beëindiging van de onderhavige Overeenkomst door het verstrijkenvan de termijn of door vervroegde ontbinding, is de Abonnee ook gehouden de te zijnerbeschikking tablet pc onmiddellijk aan [eiseres] te retourneren en wordt bijniet-naleving een dwangsom opgelegd van € 50,00 per dag vertraging. (…)
4.9.
[eiseres] heeft met een beroep op deze bepaling aangevoerd dat tussentijdse ontbinding of annulering alleen mogelijk is tegen betaling van 60% van de contractswaarde. Dat heeft zij in 2014 en 2015 ook schriftelijk aan [gedaagde] toegelicht.
4.10.
[gedaagde] vindt een beroep op artikel 7 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Bij toepassing van artikel 6:94 BW (voor boetebedingen) of artikel 6:248 BW lid 2 is terughoudendheid vereist. Er is alleen plaats voor rechterlijk ingrijpen indien onverkorte toepassing van artikel 7.1 van de overeenkomst leidt tot een onaanvaardbaar resultaat. Daarbij geldt dat het niet zo is dat [eiseres] moet bewijzen dat haar schade (kosten en gederfde winst) gelijk is aan, of hoger is dan de in artikel 7.1 opgenomen 60%, maar dat [gedaagde] moet aantonen dat de schade van [eiseres] zozeer lager ligt dat onverkorte toepassing van artikel 7.1, in verband met de overige omstandigheden van het geval, onaanvaardbaar zou zijn. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] daarin voor een deel is geslaagd. Uit de correspondentie van 2015 blijkt dat een bedrag van € 2.500 voor [eiseres] “nog enigszins kostendekkend” is. [gedaagde] heeft aannemelijk gemaakt dat hij moet leven van een zeer beperkt inkomen, ook al heeft hij geen stukken overgelegd waaruit dat blijkt en heeft hij ook niet duidelijk gemaakt waarom zijn onderneming nog zo lang in het handelsregister ingeschreven is blijven staan. De kantonrechter zal – gelet op het voorgaande – [gedaagde] veroordelen tot betaling van € 2.500 voor de opengevallen facturen plus de opzeggingsvergoeding.
4.11.
Hetgeen [gedaagde] heeft gesteld over de bepaling in artikel 7.3 berust op een verkeerde lezing van die bepaling en kan daarom verder onbesproken blijven. [gedaagde] heeft overigens niet aangetoond dat hij zijn onderneming in 2014 heeft beëindigd. Tijdens de zitting heeft hij verklaard dat zijn onderneming pas onlangs is uitgeschreven uit het handelsregister.
Rente en kosten
4.12.
De wettelijke handelsrente kan als op zichzelf onweersproken worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding.
4.13.
Nu [eiseres] buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht, wordt conform de geldende staffel € 375,- aan buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. Omdat [eiseres] niet heeft gesteld of onderbouwd dat zij meer kosten heeft gemaakt, wordt het meer gevorderde afgewezen.
4.14.
[eiseres] heeft vier jaar aan facturen gevorderd. Nu van dit hoge bedrag slechts een klein deel wordt toegewezen, wordt [eiseres] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding. Deze kosten worden aan de kant van [gedaagde] begroot op € 720 voor salaris gemachtigde (2 x € 360).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 2.875 met de wettelijke handelsrente over € 2.500 vanaf 28 september 2018 tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 720 aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 12 juni 2019.