ECLI:NL:RBMNE:2019:2672

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
14 juni 2019
Zaaknummer
7227965
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van een overeenkomst tot stand gekomen via telefonische communicatie door gebrek aan schriftelijke bevestiging van belangrijke informatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap CAIW Diensten B.V. en een consument. De overeenkomst tussen CAIW en de consument is telefonisch tot stand gekomen, maar CAIW heeft nagelaten om de belangrijkste informatie schriftelijk aan de consument te bevestigen, zoals vereist door artikel 6:230m van het Burgerlijk Wetboek. De consument betwistte dat de overeenkomst schriftelijk was bevestigd en stelde dat zij niet was geïnformeerd over haar rechten, waaronder het herroepingsrecht en de voorwaarden voor opzegging.

De kantonrechter oordeelde dat CAIW niet had voldaan aan haar verplichtingen om de consument op een duurzame gegevensdrager de vereiste informatie te verstrekken. De rechter concludeerde dat de overeenkomst nietig was, omdat de voorgeschreven vorm niet was nageleefd. CAIW werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de consument, die op € 108,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7227965 UC EXPL 18-10580 JW/1350
Vonnis van 22 mei 2019
inzake
de besloten vennootschap
CAIW Diensten B.V.,
gevestigd te Naaldwijk,
verder ook te noemen: CAIW,
eisende partij,
gemachtigde: G.Th. van der Velde,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R. Reumkens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 februari 2019;
- de akte van CAIW;
- de akte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 27 februari 2019 overwogen dat CAIW nog niet had kunnen reageren op de stelling van [gedaagde] dat de kerngegevens van de overeenkomst niet door CAIW aan [gedaagde] zijn toegestuurd. CAIW heeft daarover in haar akte van 10 april 2019 gesteld dat de overeenkomst tussen partijen telefonisch tot stand is gekomen. Daarna heeft CAIW aan [gedaagde] een e-mail gestuurd met alle relevante gegevens en de algemene voorwaarden. CAIW heeft deze e-mail niet kunnen vinden. Wel heeft zij brieven gevonden die zij op 10 augustus 2015 per post aan [gedaagde] heeft gestuurd. CAIW vindt dat daaruit blijkt dat [gedaagde] beschikte over de kerngegevens. Dat blijkt ook uit het feit dat [gedaagde] vanaf 10 augustus 2015 tot en met februari 2016 aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan. Bovendien kon [gedaagde] digitaal inloggen en de kerngegevens dan raadplegen.
2.2.
[gedaagde] betwist dat de overeenkomst schriftelijk aan haar is bevestigd. Volgens haar is dat met de door CAIW in het geding gebrachte stukken ook niet komen vast te staan. Overigens betwist zij ook dat zij die brieven (van 10 augustus 2015) heeft ontvangen. [gedaagde] betwist verder dat zij digitaal kon inloggen. Daarvoor had zij geen wachtwoorden. [gedaagde] stelt dat zij niet is geïnformeerd over haar recht op ontbinding, het herroepingsrecht, dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moest beantwoorden, de duur van de overeenkomst en de voorwaarden voor opzegging van de overeenkomst. [gedaagde] beroept zich daarom op de nietigheid althans vernietigbaarheid van de overeenkomst.
2.3.
Zoals in het tussenvonnis al is overwogen gaat het in deze zaak om een overeenkomst die telefonisch tot stand is gekomen. Op grond van artikel 6:230v lid 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) was CAIW daarom gehouden op een duurzame gegevensdrager de informatie te verschaffen die is vermeld in artikel 6:230m lid 1 BW. In dat artikel 6:230m lid 1 BW is de door de handelaar te verstrekken informatie onderverdeeld in 20 categorieën. Uit de door CAIW overgelegde brieven is niet af te leiden dat de in dat artikel genoemde informatie door CAIW aan [gedaagde] is verstrekt. In die brieven wordt namelijk niet meer vermeld dan dat de aansluiting in orde wordt gemaakt, dat een extra tv-pakket zal worden geleverd en dat bepaalde apparatuur aan [gedaagde] ter beschikking is gesteld. Uit de brieven blijkt bijvoorbeeld niet dat er informatie is verstrekt over (onder andere:) de prijs van de te leveren diensten, de wijze van betaling, de duur van de overeenkomst en de voorwaarden en de termijn waarbinnen [gedaagde] haar recht van ontbinding kon inroepen. Het had op de weg van CAIW, als eiseres in deze zaak, gelegen om aan te tonen dat die informatie wel aan [gedaagde] is verstrekt. Nu CAIW daar niet in is geslaagd, moet het er voor worden gehouden dat CAIW niet heeft voldaan aan haar verplichtingen uit artikel 6:230v lid 7 BW. Dit wordt niet anders door de stelling van CAIW dat zij die informatie wel aan [gedaagde] heeft gestuurd, maar zij de bevestiging daarvan niet meer kan vinden. Het komt namelijk voor risico van CAIW als zij die bevestiging niet meer heeft.
2.4.
Artikel 3:39 BW bepaalt dat rechtshandelingen die niet in de voorgeschreven vorm zijn verricht, nietig zijn. In dit geval schrijft artikel 6:230v BW een vorm voor. Nu die vorm niet is nageleefd, is de overeenkomst dus nietig. Om deze reden zullen de vorderingen van CAIW worden afgewezen.
2.5.
CAIW zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde €
108,00(1,5 punten x tarief € 72,00)
Totaal € 108,00

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt CAIW tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 108,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2019.