ECLI:NL:RBMNE:2019:2668

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2019
Publicatiedatum
14 juni 2019
Zaaknummer
16/218804-18 en 16/652115-16 (vordering tenuitvoerlegging)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige jongen voor meerdere gewapende overvallen op supermarkten met oplegging van jeugddetentie en PIJ-maatregel

Op 14 juni 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 18-jarige jongen uit Lopik, die in de periode van 23 oktober 2018 tot en met 2 november 2018 vijf supermarkten heeft overvallen. De jongen, die op het moment van de overvallen nog minderjarig was, heeft met een groot mes de caissières bedreigd en gedwongen om geld uit de kassas te geven. De overvallen vonden plaats in Den Dolder, Hilversum, Bussum, Nijkerk en Vianen, waarbij hij duizenden euro's heeft buitgemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de jongen niet heeft stilgestaan bij de gevolgen van zijn daden, wat leidde tot grote angst bij de slachtoffers. De rechtbank heeft rekening gehouden met de landelijke richtlijnen voor jeugdige verdachten en de persoonlijke omstandigheden van de jongen, waaronder diverse psychische stoornissen. De rechtbank heeft de jongen veroordeeld tot één jaar jeugddetentie en heeft daarnaast de PIJ-maatregel opgelegd, die gericht is op behandeling van jongeren met ontwikkelingsstoornissen of psychische aandoeningen. De PIJ-maatregel is opgelegd voor de duur van drie jaar, met de mogelijkheid tot verlenging indien nodig. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoedingen voor de slachtoffers van de overvallen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/218804-18 en 16/652115-16 (vordering tenuitvoerlegging)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juni 2019
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats]
thans verblijvende te RJJI De Hunnerberg te Nijmegen.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op de zittingen van 15 februari 2019 en 10 mei 2019. [verdachte] was bij deze zittingen aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Op 10 mei 2019 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten, maar op 24 mei 2019 is het onderzoek weer heropend en uitgesteld tot de zitting van 7 juni 2019. Op die dag is de zaak ook direct weer gesloten. Op deze manier had de rechtbank tegelijk uitspraak kunnen doen in de zaken tegen [verdachte] en [medeverdachte] , de medeverdachte van [verdachte] . De rechtbank doet uiteindelijk toch niet gelijktijdig uitspraak, omdat de behandeling van de zaak tegen [medeverdachte] toch weer is uitgesteld.
De zittingen vonden niet in het openbaar plaats omdat [verdachte] nog minderjarig was op het moment dat de overvallen, waarvan [verdachte] verdacht wordt, gebeurden. De rechtbank heeft tijdens deze zittingen gesproken met en geluisterd naar de standpunten van de officier van justitie, mr. H. Leepel, [verdachte] en de advocaat van [verdachte] , mr. M.M. Helmers, advocaat te Utrecht. De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , namens de Jumbo in [woonplaats] , en [slachtoffer 2] waren ook op de zitting aanwezig.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
De officier van justitie verdenkt [verdachte] ervan dat hij in de periode van 23 oktober 2018 tot en met 2 november 2018 samen met een ander of alleen vijf gewapende overvallen op supermarkten heeft gepleegd:
1. op 23 oktober 2018 bij de Aldi in [woonplaats] ;
2. op 26 oktober 2018 bij de Jumbo in [woonplaats] ;
3. op 27 oktober 2018 bij de Lidl in [woonplaats] ;
4. op 30 oktober 2018 bij de Jumbo in [woonplaats] ; en
5. op 2 november 2018 bij de Albert Heijn in [woonplaats] .
De tenlastelegging is zo opgebouwd dat de rechtbank bij alle feiten moet kiezen tussen diefstal met geweld en afpersing. Als [verdachte] het geld zelf zou hebben gepakt en daarbij geweld zou hebben gebruikt of met geweld zou hebben gedreigd wordt dat diefstal met geweld genoemd. Als [verdachte] de caissières door geweld of bedreiging met geweld zou hebben gedwongen het geld af te geven, heet dat afpersing.

3.VOORVRAGEN

Aan alle in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dit moet altijd in een vonnis worden vastgesteld: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dit betekent dat de rechtbank een inhoudelijke beslissing mag en zal nemen in de zaak tegen [verdachte] .

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan worden bewezen dat [verdachte] alle vijf de overvallen heeft gepleegd. Omdat [verdachte] bij feit 1, 2, 3 en 5 de caissières heeft gedwongen het geld aan hem te geven, vindt de officier van justitie dat dit afpersing is. Omdat [verdachte] bij feit 4 het geld zelf heeft gepakt, vindt de officier van justitie dat diefstal met geweld. Volgens de officier van justitie heeft [medeverdachte] [verdachte] bij drie van de vijf overvallen geholpen, waardoor juridisch gezien geen sprake was van medeplegen, maar van medeplichtigheid. Er zou sprake zijn van medeplegen wanneer [verdachte] en [medeverdachte] een ongeveer vergelijkbare rol zouden hebben gehad bij de overvallen, terwijl van medeplichtigheid wordt gesproken wanneer [medeverdachte] [verdachte] alleen zou hebben ondersteund of geholpen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van [verdachte] vindt ook dat kan worden bewezen dat [verdachte] de overvallen heeft gepleegd. Als de rechtbank net als de officier van justitie van oordeel is dat [medeverdachte] [verdachte] alleen geholpen heeft, moet [verdachte] volgens de advocaat worden vrijgesproken van de verdenking dat hij en [medeverdachte] de overvallen samen hebben gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[verdachte] heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij alle vijf de overvallen heeft gepleegd en de advocaat van [verdachte] heeft de rechtbank niet gevraagd [verdachte] hiervan vrij te spreken. De rechtbank zal daarom de bewijsmiddelen niet helemaal uitschrijven, maar alleen een opsomming van de bewijsmiddelen geven, waarbij de rechtbank met voetnoten verwijst naar de plaats in het dossier waar de bewijsmiddelen te vinden zijn:
feit 1 (Aldi in [woonplaats] )
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , mede namens de Aldi te [woonplaats] ; [2]
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 4] ; [3]
- de bekennende verklaring van [verdachte] ; [4]
feit 2 (Jumbo in [woonplaats] )
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] ; [5]
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] ; [6]
- de bekennende verklaring van [verdachte] ; [7]
feit 3 (Lidl in [woonplaats] )
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , mede namens de Lidl te [woonplaats] ; [8]
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] ; [9]
- de bekennende verklaring van [verdachte] ; [10]
feit 4 (Jumbo in [woonplaats] )
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , mede namens Jumbo [naam] te [woonplaats] ; [11]
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 2] ; [12]
- de bekennende verklaring van [verdachte] ; [13]
feit 5 (Albert Heijn in [woonplaats] )
- het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 2] ; [14]
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 8] ; [15]
- de bekennende verklaring van [verdachte] . [16]
Bewijsoverwegingen
Diefstal met geweld of afpersing
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] bij elke overval op (ongeveer) dezelfde wijze te werk ging: terwijl hij de caissières bedreigde met een mes gaf hij aan dat zij hem het geld uit de kassa moesten geven. Omdat alle caissières het geld daarna zelf aan [verdachte] hebben gegeven en [verdachte] het geld nooit zelf uit de kassalade heeft gepakt, is de rechtbank van oordeel dat bij elk feit sprake was van afpersing en niet van diefstal met geweld.
Medeplegen
De rechtbank leidt uit de verschillende stukken in het dossier, waaronder de verklaring van [verdachte] zelf, af dat [medeverdachte] [verdachte] bij drie van de overvallen heeft geholpen. De rechtbank stelt vast dat deze hulp niet zodanig was dat gezegd kan worden dat [verdachte] en [medeverdachte] de overvallen echt samen hebben gepleegd. [verdachte] wordt daarom vrijgesproken van de verdenking dat sprake was van medeplegen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] :
1op23 oktober 2018te [woonplaats] , gemeente Zeist, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een bedrag van 1150 euro, dat aan Aldi toebehoorde, door dreigend een groot mes in de richting van die [slachtoffer 3] te houden en daarbij "Geef me je geld" te zeggen;
2op26 oktober 2018te [woonplaats] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een bedrag van 1080 euro, dat aan Jumbo toebehoorde, door dreigend een groot mes tegen de nek van die [slachtoffer 5] te houden en daarbij" Geef me je geld” te zeggen;
3op27 oktober 2018te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldsom, dat aan Lidl toebehoorde, door dreigend een groot mes vlakbij de nek van die [slachtoffer 6] te houden en daarbij "Geef me geld" te roepen ;
4op30 oktober 2018te [woonplaats] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot de afgifte van een bedrag van 880 euro, dat aan Jumbo [naam] toebehoorde, door dreigend een groot mes bij die [slachtoffer 7] te houden en daarbij "Geld, geld, geld" en "Geld, vlug, vlug" te roepen;
5op2 november 2018te [woonplaats] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een bedrag van 1440 euro, dat aan Albert Heijn toebehoorde, door dreigend een groot mes in de richting van die [slachtoffer 2] te houden en daarbij "Geld, geld, geld" te zeggen.
[verdachte] zal worden vrijgesproken van alles wat meer ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft spel- en typfouten in de tenlastelegging aangepast, maar dat is niet in het nadeel van [verdachte] gebeurd.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

De bewezenverklaarde feiten zijn strafbaar, omdat er geen omstandigheden bekend zijn geworden die ertoe zouden leiden dat de feiten niet strafbaar zouden zijn.
De bewezenverklaarde feiten leveren volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 tot en met feit 5, telkens: afpersing.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

[verdachte] is strafbaar, omdat er geen omstandigheden bekend zijn geworden die ertoe zouden leiden dat [verdachte] niet strafbaar zou zijn.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd [verdachte] te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van één jaar en de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van [verdachte] heeft verzocht een jeugddetentie op te leggen die net zo lang is als de tijd die [verdachte] al in de jeugdgevangenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft zij verzocht om de PIJ-maatregel alleen voorwaardelijk op te leggen, wat zou betekenen dat [verdachte] de maatregel alleen zou hoeven ondergaan wanneer hij weer een strafbaar feit zou plegen of wanneer hij een van de voorwaarden zou overtreden.
De advocaat heeft aangevoerd dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel de zwaarste sanctie is die het jeugdstrafrecht kent en dat de haalbaarheid van minder zware mogelijkheden, zoals een gedragsbeïnvloedende maatregel of een voorwaardelijke PIJ-maatregel, niet (voldoende) is onderzocht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft goed nagedacht over de vraag welke straf en/of maatregel in deze zaak passend zou zijn. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] .
Ernst van de feiten en omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
[verdachte] heeft in anderhalve week vijf gewapende overvallen gepleegd op supermarkten. Onder bedreiging met een groot mes dwong [verdachte] de caissières hem het geld uit de kassa te geven. Uit de aangiftes blijkt dat de caissières erg bang voor [verdachte] waren en op zitting is gebleken dat ten minste twee van hen denken dit angstige gevoel de rest van hun leven te blijven voelen. Strafbare feiten als gewapende overvallen zorgen niet alleen voor onrust en angst bij de directe slachtoffers, maar ook bij anderen, zoals de overige aanwezigen in de supermarkten en mensen die van de overvallen hebben gehoord. [verdachte] heeft alleen nagedacht over hoe hij zo snel mogelijk aan geld kon komen en heeft niet (goed) nagedacht over de gevolgen van de overvallen op andere mensen. De rechtbank neemt [verdachte] dit kwalijk.
Wanneer de rechtbank moet bepalen welke straf zij op zal leggen, kijkt zij ook altijd naar straffen die in gelijksoortige zaken worden opgelegd. Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geeft voor verschillende feiten oriëntatiepunten waarbij de rechtbank aansluiting kan zoeken. Voor een overval op een winkel wordt als oriëntatiepunt een jeugddetentie voor de duur van ten minste vier maanden gegeven. Wanneer er tijdens deze overval met een wapen wordt gedreigd, komt daar nog eens een maand jeugddetentie bovenop. Voor vijf gewapende overvallen zou de rechtbank, als zij de oriëntatiepunten zou volgen, dus uitkomen op een jeugddetentie voor de duur van 25 maanden.
Persoonlijke omstandigheden van [verdachte]
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende afdoening ook rekening gehouden met:
  • de justitiële documentatie (het “strafblad”) van [verdachte] van 15 februari 2019;
  • het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 28 januari 2019;
  • het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 25 januari 2019;
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 7 mei 2019.
Uit het strafblad van [verdachte] blijkt dat hij in november 2017 is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke werkstraf omdat hij een straatroof had gepleegd.
[verdachte] is door een kinder- en jeugdpsychiater, H.J. Groenhuijzen, en door een GZ-psycholoog, K.T.E. Zászlós, onderzocht. De psychiater en de psycholoog hebben allebei een rapport over [verdachte] opgesteld en zij hebben ter zitting de vragen van de rechtbank en de advocaat van [verdachte] beantwoord. De conclusie van de psychiater en de psycholoog is dat de rechtbank er bij het bepalen van de straf of maatregel rekening mee moet houden dat [verdachte] de overvallen onder invloed van verschillende stoornissen heeft gepleegd, waardoor de rechtbank hem de overvallen in verminderde mate zou moeten toerekenen.
De psychiater heeft bij [verdachte] een normoverschrijdende gedragsstoornis, middelenmisbruik en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling (een antisociale persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling) vastgesteld. Volgens de psychiater waren deze stoornissen bij [verdachte] aanwezig op het moment dat hij de overvallen pleegde en hebben deze stoornissen de keuzes en gedragingen van [verdachte] tijdens de overvallen ook beïnvloed. [verdachte] weet volgens de psychiater over het algemeen wel wat goed en wat fout is, maar hij is in de praktijk vooral bezig met wat hij zelf graag wil en denkt daarbij niet goed na over de gevolgen van zijn handelen op anderen. Omdat het geweten van [verdachte] zich niet goed heeft kunnen ontwikkelen, adviseert de psychiater om [verdachte] de overvallen in verminderde mate toe te rekenen.
Zolang de stoornissen van [verdachte] niet goed worden behandeld, schat de psychiater de kans dat [verdachte] opnieuw strafbare feiten zal gaan plegen hoog in. De psychiater adviseert daarom een langdurige, intensieve en gesloten behandeling in een strak kader met daarbij een uitgebreid programma dat erop is gericht om [verdachte] weer op een goede manier deel te laten nemen aan de samenleving. Volgens de psychiater kan deze behandeling alleen plaats vinden binnen het kader van een (onvoorwaardelijke) PIJ-maatregel. De psychiater heeft op zitting verklaard dat minder zware maatregelen, zoals een gedragsbeïnvloedende maatregel of een voorwaardelijke PIJ-maatregel, in het geval van [verdachte] niet voldoende zijn om de kans op herhaling kleiner te maken. Voor die maatregelen zou [verdachte] namelijk zeer gemotiveerd moeten zijn, wat volgens de psychiater (op de lange termijn) niet het geval is. Daarnaast ziet [verdachte] volgens de psychiater zijn problematiek onvoldoende in en kan hij moeilijk omgaan met vrijheden.
De psycholoog heeft bij [verdachte] een ernstige normoverschrijdende gedragsstoornis, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken en een ongespecificeerde cannabisgerelateerde stoornis vastgesteld. Deze stoornissen waren bij [verdachte] aanwezig ten tijde van de verschillende overvallen en hebben de keuzes en gedragingen van [verdachte] ook beïnvloed. Volgens de psycholoog wist [verdachte] wel dat het niet goed was om de overvallen te plegen, maar was hij door onder meer zijn gebrekkige (gewetens)ontwikkeling en beperkte empathische vermogens onvoldoende in staat om zijn wens om aan geld te komen op een andere manier te bereiken. Ook de psycholoog adviseert daarom de overvallen in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen.
Wanneer de problematiek van [verdachte] niet op de juiste wijze wordt behandeld, acht de psycholoog de kans op herhaling groot. De psycholoog adviseert daarom een langdurig en intensief behandeltraject, waarbij ook het traject dat ziet op de terugkeer van [verdachte] in de maatschappij van groot belang is. Dit behandeltraject kan volgens de psycholoog het beste binnen het kader van een (onvoorwaardelijke) PIJ-maatregel plaatsvinden, nu de verwachting is dat minder zware maatregelen niet voldoende effect zullen hebben. Op zitting heeft de psycholoog verklaard dat er in het verleden al verschillende behandelingen zijn geprobeerd, maar dat [verdachte] telkens weer de fout in ging zodra hij wat meer vrijheid kreeg. [verdachte] heeft daarom langdurig een zeer gestructureerd kader nodig om zijn gedrag daadwerkelijk te kunnen veranderen. Dit kader kan alleen binnen een PIJ-maatregel worden geboden.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming volgt dat alle behandelingen die [verdachte] tot nu toe heeft gehad niet het gewenste resultaat hebben gehad. Zodra [verdachte] meer vrijheden krijgt, gaat hij namelijk elke keer weer zijn eigen gang. Om de kans op herhaling te verkleinen moet [verdachte] volgens de Raad een intensieve behandeling krijgen, die is gericht op het toewerken naar een positieve toekomst. Volgens de Raad kan deze behandeling alleen binnen een (onvoorwaardelijke) PIJ-maatregel worden geboden, omdat andere mogelijkheden zoals een gedragsbeïnvloedende maatregel onvoldoende effect zouden hebben.
Op zitting heeft ook H. Epskamp, jeugdreclasseringswerker bij de William Schrikker Stichting, verklaard dat hij van mening is dat een (onvoorwaardelijke) PIJ-maatregel de enige mogelijkheid is om het gedrag van [verdachte] op de lange termijn te kunnen veranderen. [verdachte] heeft namelijk al verschillende behandeltrajecten achter de rug, maar heeft hier onvoldoende van geleerd. Een lichtere maatregel, zoals een gedragsbeïnvloedende maatregel, wordt door de jeugdreclasseringswerker niet haalbaar en passend geacht.
PIJ-maatregel
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) staan. Er zou bij [verdachte] sprake moeten zijn van een gebrekkige ontwikkeling of een stoornis. De psycholoog en psychiater hebben allebei vastgesteld dat bij [verdachte] ten tijde van het plegen van de overvallen verschillende stoornissen aanwezig waren, waardoor aan de eerste voorwaarde is voldaan. Ook moet de maximum op te leggen gevangenisstraf voor de door [verdachte] gepleegde strafbare feiten hoger zijn dan vier jaar. In artikel 317 Sr staat dat de maximum gevangenisstraf voor een afpersing negen jaar is, waardoor ook aan de tweede voorwaarde is voldaan. De PIJ-maatregel moet volgens de wet ook noodzakelijk zijn voor de veiligheid van andere personen. Omdat uit de verschillende rapporten blijkt dat de kans dat [verdachte] opnieuw strafbare feiten zal plegen wanneer hij niet op de juiste wijze zal worden behandeld groot is, wordt ook aan deze voorwaarde voldaan. Tot slot moet de PIJ-maatregel in het belang van de ontwikkeling van [verdachte] zijn. Ook aan deze voorwaarde is voldaan. Alle behandelingen die [verdachte] tot nu toe heeft gehad hebben er namelijk niet toe geleid dat het gedrag van [verdachte] in positieve zin is veranderd en om een betere toekomst tegemoet te gaan zal er wel een gedragsverandering bij [verdachte] plaats moeten vinden.
Aan de verschillende voorwaarden om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen is dus voldaan. De rechtbank vindt ook dat een (onvoorwaardelijke) PIJ-maatregel voor de duur van drie jaar noodzakelijk is om de maatschappij te beschermen en om de ontwikkeling van [verdachte] te verbeteren. Als er een minder zware maatregel mogelijk was om hetzelfde resultaat te kunnen bereiken zou de rechtbank voor die maatregel hebben gekozen, maar gelet op de adviezen van de deskundigen denkt de rechtbank dat minder zware maatregelen niet voldoende effect zullen hebben. Het opleggen van een minder zware maatregel zou dus uiteindelijk ook in het nadeel van [verdachte] zelf en zijn omgeving, waaronder zijn nog ongeboren kindje, zijn. De rechtbank hoopt dat [verdachte] inziet dat hij zijn gedrag zal moeten veranderen en dat hij gedurende de maatregel zijn best zal doen om, met alle hulp die hem zal worden geboden, aan zichzelf en aan zijn toekomst te werken.
Jeugddetentie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd naast een PIJ-maatregel ook een jeugddetentie voor de duur van één jaar aan [verdachte] op te leggen. De advocaat van [verdachte] heeft gevraagd geen langere jeugddetentie op te leggen dan de tijd die [verdachte] al heeft vastgezeten, omdat de deskundigen het belangrijk vinden dat [verdachte] zo snel mogelijk aan de behandeling zal beginnen en zij verwachten dat door het opleggen van een straf de kans dat [verdachte] opnieuw strafbare feiten zal plegen niet zal verminderen.
De rechtbank begrijpt dat het belangrijk is dat de behandeling van [verdachte] zo snel mogelijk zal starten, maar vindt dat de overvallen die [verdachte] heeft gepleegd zo ernstig waren dat de tijd die hij tot nu toe in de jeugdgevangenis heeft doorgebracht nog niet voldoende straf is. Door een langere straf op te leggen wordt de kans op herhaling door [verdachte] misschien niet verminderd, maar het verkleinen van de kans op herhaling is niet de enige reden waarom straffen worden opgelegd. [verdachte] heeft ernstige strafbare feiten, met nare gevolgen voor de slachtoffers, gepleegd en zal daarvan nu de gevolgen moeten merken. De rechtbank zal daarom naast de PIJ-maatregel een jeugddetentie voor de duur van één jaar opleggen, waarbij de tijd die [verdachte] al voor deze zaak heeft vastgezeten van de jeugddetentie zal worden afgetrokken.
Conclusie
De rechtbank zal aan [verdachte] opleggen wat de officier van justitie heeft gevorderd: een (onvoorwaardelijke) PIJ-maatregel voor de duur van drie jaar en een jeugddetentie voor de duur van één jaar, met aftrek van de tijd die [verdachte] al voor deze zaak heeft vastgezeten.
Wanneer er een PIJ-maatregel wordt opgelegd, moet de rechtbank bepalen of de maatregel na de opgelegde drie jaar nog kan worden verlengd wanneer dat tegen die tijd nodig blijkt te zijn. Verlenging van de maatregel is alleen mogelijk als er sprake is van geweldsdelicten (of, zoals dat juridisch wordt genoemd, ‘gericht waren tegen of gevaar veroorzaakten voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen’). Omdat [verdachte] gedreigd heeft geweld te gebruiken bij de overvallen, zal de rechtbank bepalen dat de PIJ-maatregel na afloop van de opgelegde termijn kan worden verlengd.

9.BESLAG

In de hotelkamer waar [verdachte] verbleef, zijn verschillende spullen gevonden en inbeslaggenomen, waaronder een vleesmes (goednummer: 2293781) en een bedrag van
€ 960,00 (goednummer: 2293352). De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd te beslissen of deze spullen wel of niet aan [verdachte] kunnen worden teruggegeven.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de spullen niet aan [verdachte] moeten worden teruggegeven en heeft gevraagd het vleesmes te onttrekken aan het verkeer en het geldbedrag verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van [verdachte] heeft gevraagd het geldbedrag te gebruiken om een gedeelte van de schadevergoeding aan de slachtoffers te betalen. Zij vindt daarnaast net als de officier van justitie dat het vleesmes niet aan [verdachte] moet worden teruggegeven en verbeurd kan worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[verdachte] heeft het vleesmes gebruikt toen hij de overvallen pleegde en hij heeft het geldbedrag verkregen bij de overval op de Albert Heijn in [woonplaats] . Dit betekent juridisch gezien dat de strafbare feiten met behulp van het vleesmes zijn begaan en dat het geldbedrag door middel van een strafbaar feit is verkregen. De spullen zullen daarom verbeurd worden verklaard, wat inhoudt dat zij niet aan [verdachte] zullen worden teruggegeven.
Het geldbedrag zal niet worden gebruikt om een gedeelte van de schadevergoeding aan de slachtoffers te betalen, zoals de advocaat van [verdachte] heeft gevraagd, omdat dit geld bij een van de overvallen is weggenomen en dus niet van [verdachte] is.

10.BENADEELDE PARTIJEN

10.1
Aldi in [woonplaats] (feit 1)
De Aldi in [woonplaats] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert een bedrag van € 1.150,00, het bedrag dat [verdachte] uit de kassa heeft weggenomen.
De officier van justitie heeft gevraagd de vordering van de Aldi toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat van [verdachte] heeft gevraagd de vordering van de Aldi alleen toe te wijzen als de schade niet door de verzekering is vergoed.
De rechtbank zal de vordering van de Aldi toewijzen, omdat niet is gebleken dat de schade door de verzekering is vergoed. Dit betekent dat [verdachte] het bedrag van € 1.150,00 dat hij bij de Aldi heeft weggenomen, aan de Aldi terug zal moeten betalen.
Het toegewezen bedrag zal worden verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag van de overval, 23 oktober 2018.
Aan [verdachte] zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd. Dit houdt in dat Aldi niet zelf tot actie hoeft over te gaan om het toegewezen bedrag van [verdachte] te krijgen, maar dat de Staat dit namens Aldi zal doen. [verdachte] zal het bedrag (inclusief wettelijke rente) dus aan de Staat moeten betalen. Zodra de Staat het bedrag van [verdachte] heeft ontvangen, keert zij dat gelijk aan Aldi uit. Als [verdachte] het bedrag niet betaalt, zal hij, omdat hij nog minderjarig is, geen aanvullende jeugddetentie opgelegd krijgen.
10.2
[slachtoffer 3] (feit 1)
[slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert in totaal een bedrag van € 1.390,03. Dit bedrag bestaat uit € 42,21 aan reiskosten, € 347,82 aan zorgkosten en € 1.000,00 aan immateriële schade, ook wel ‘smartengeld’ genoemd.
De officier van justitie heeft gevraagd de vordering van mevrouw [slachtoffer 3] toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat van [verdachte] heeft gevraagd de reis- en zorgkosten van mevrouw [slachtoffer 3] toe te wijzen en de immateriële schade te verminderen tot een bedrag van € 770,00.
De rechtbank zal de vordering van mevrouw [slachtoffer 3] geheel toewijzen, dus ook de gevraagde € 1.000,00 aan immateriële schade. De rechtbank leidt uit de toelichting van mevrouw [slachtoffer 3] op de vordering af dat de overval heeft geleid tot langdurige psychische gevolgen. Zo vond mevrouw [slachtoffer 3] het moeilijk om na de overval weer aan het werk te gaan, heeft zij lang slecht geslapen en heeft zij psychische hulp moeten inschakelen. De rechtbank vindt het gevraagde bedrag van € 1.000,00 hiervoor passend.
Het toegewezen bedrag zal worden verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag van de overval, 23 oktober 2018.
Aan [verdachte] zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd. Als [verdachte] het bedrag niet betaalt, zal hij geen aanvullende jeugddetentie opgelegd krijgen.
10.3
Jumbo in [woonplaats] (feit 2)
De Jumbo in [woonplaats] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert in totaal een bedrag van € 1.951,81. Dit bedrag bestaat uit het bedrag van € 1.080,00 dat [verdachte] uit de kassa heeft weggenomen, € 406,56 aan psychische hulp en € 465,25 aan extra beveiliging.
De officier van justitie heeft gevraagd de vordering van de Jumbo toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat van [verdachte] heeft gevraagd de Jumbo niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat niet blijkt dat degene die de vordering heeft ingediend, [slachtoffer 1] , door de Jumbo is gemachtigd om de vordering namens de Jumbo in te mogen dienen.
Na de zitting, maar voordat de zaak op 7 juni 2019 weer is gesloten, heeft de rechtbank een machtiging ontvangen waaruit blijkt dat de heer [slachtoffer 1] door de Jumbo is gemachtigd om namens de Jumbo de vordering in te dienen. De rechtbank heeft daarop aan de officier van justitie en aan de advocaat van [verdachte] gevraagd een nader standpunt in te nemen. De officier van justitie heeft haar standpunt gehandhaafd, de advocaat van [verdachte] heeft, ondanks gelegenheid daartoe, geen nader standpunt ingenomen.
De rechtbank zal de Jumbo ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De rechtbank zal het gedeelte van de vordering dat gaat over het bedrag dat [verdachte] uit de kassa heeft weggenomen en de kosten voor psychische hulp toewijzen, omdat niet is gebleken dat deze schade door de verzekering is vergoed. De Jumbo zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het gedeelte van de vordering dat ziet op de kosten voor extra beveiliging, omdat deze schade geen rechtstreeks gevolg is van het handelen van [verdachte] . De Jumbo kan dat gedeelte van de vordering nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het toegewezen bedrag zal worden verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag van de overval, 26 oktober 2018.
Aan [verdachte] zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd. Als [verdachte] het bedrag niet betaalt, zal hij geen aanvullende jeugddetentie opgelegd krijgen.
10.4
Jumbo [naam] in [woonplaats] (feit 4)
Jumbo [naam] in [woonplaats] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert een in totaal een bedrag van € 2.726,97. Deze totaalsom bestaat uit het bedrag van € 882,45 wat [verdachte] uit de kassa heeft weggenomen, € 1.225,00 aan extra personeel en € 619,52 aan een hulpverlener voor de begeleiding van de werknemers.
De officier van justitie heeft gevraagd de vordering van de Jumbo hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat van [verdachte] heeft gevraagd het gedeelte van de vordering van de Jumbo dat gaat over het geld dat [verdachte] heeft weggenomen en de kosten voor de hulpverlener alleen toe te wijzen als deze schade niet door de verzekering is vergoed. Zij heeft gevraagd de Jumbo niet-ontvankelijk te verklaren in het gedeelte van de vordering dat gaat over de kosten voor extra personeel, aangezien deze kostenpost volgens haar onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank zal het gedeelte van de vordering van de Jumbo dat gaat over het bedrag dat [verdachte] uit de kassa heeft weggenomen en de kosten voor de hulpverlener toewijzen, omdat niet is gebleken dat deze schade door de verzekering is vergoed. De rechtbank stelt hierbij het bedrag dat [verdachte] uit de kassa heeft weggenomen vast op € 880,00, omdat dat het bedrag is dat in de aangifte is genoemd. De Jumbo zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het gedeelte van de vordering dat gaat over de kosten voor extra personeel, omdat deze kosten niet voldoende zijn onderbouwd. De Jumbo kan dat gedeelte van de vordering nog wel bij de burgerlijke rechter indienen.
Het toegewezen bedrag zal worden verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag van de overval, 30 oktober 2018.
Aan [verdachte] zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd. Als [verdachte] het bedrag niet betaalt, zal hij geen aanvullende jeugddetentie opgelegd krijgen.
10.5
Albert Heijn in [woonplaats] (feit 5)
De Albert Heijn in [woonplaats] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Omdat de schade al door de verzekering is vergoed, wordt er geen bedrag gevorderd. De Albert Heijn heeft daarom geen belang meer bij een beslissing op de vordering door de rechtbank en zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
10.6
[slachtoffer 2] (feit 5)
[slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert in totaal een bedrag van € 1.532,98. Dit bedrag bestaat uit € 16,28 aan reiskosten, € 476,70 aan verlofuren en € 1.040,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevraagd de vordering van mevrouw [slachtoffer 2] toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat van [verdachte] heeft gevraagd de reiskosten van mevrouw [slachtoffer 2] toe te wijzen en de immateriële schade te verminderen tot een bedrag van € 770,00. Zij heeft daarnaast gevraagd mevrouw [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te verklaren in het gedeelte van de vordering dat gaat over de verlofuren, aangezien dat deel van de vordering volgens haar niet voldoende is onderbouwd.
De rechtbank zal het gedeelte van de vordering dat gaat over de reiskosten en de immateriële schade toe wijzen. De rechtbank leidt uit de toelichting van mevrouw [slachtoffer 2] op de vordering en de slachtofferverklaring af dat de overval heeft geleid tot langdurige psychische gevolgen. Zo functioneert mevrouw [slachtoffer 2] thuis en op haar werk minder goed en slaapt zij nog altijd slecht. De rechtbank vindt het gevraagde bedrag van € 1.040,00 hiervoor passend. De rechtbank zal mevrouw [slachtoffer 2] in het gedeelte van de vordering dat gaat over de verlofuren niet-ontvankelijk verklaren, omdat dat deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Mevrouw [slachtoffer 2] kan dat gedeelte van de vordering nog wel bij de burgerlijke rechter indienen.
Het toegewezen bedrag zal worden verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag van de overval, 2 november 2018.
Aan [verdachte] zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd. Als [verdachte] het bedrag niet betaalt, zal hij geen aanvullende jeugddetentie opgelegd krijgen.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

[verdachte] is op 7 november 2017 onder parketnummer 16/652115-16 veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Omdat [verdachte] de overvallen binnen deze proeftijd heeft gepleegd, heeft de officier van justitie de rechtbank gevraagd te bepalen of de voorwaardelijk opgelegde taakstraf alsnog aan [verdachte] moet worden opgelegd.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van [verdachte] heeft ook gevraagd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen, omdat het door de opgelegde straf en maatregel niet mogelijk zal zijn de taakstraf uit te voeren.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de artikelen 33, 33a, 36f, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 tot en met 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 tot en met 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
1 jaar;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, op de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- legt aan verdachte op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigenvoor de duur van
3 jaren;
- bepaalt dat deze maatregel
niet gemaximeerd is;
Beslag
-
verklaart verbeurdde op de beslaglijst vermelde goederen, te weten: het vleesmes (goednummer 2293781) en het bedrag van € 960,00 (goednummer 2293352);
Benadeelde partij Aldi in [woonplaats] (feit 1)
  • wijst de vordering van de Aldi in [woonplaats] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de Aldi in [woonplaats] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2018 tot aan de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de Aldi in [woonplaats] aan de Staat
€ 1.150,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2018 tot de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 1)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2018 tot aan de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat
€ 1.390,03 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2018 tot de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij Jumbo in [woonplaats] (feit 2)\
  • wijst de vordering van Jumbo [naam] in [woonplaats] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan Jumbo in [woonplaats] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2018 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart de benadeelde partij in het resterende gedeelte van vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de Jumbo in [woonplaats] aan de Staat
€ 1.486,56 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2018 tot de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij Jumbo [naam] in [woonplaats] (feit 4)
  • wijst de vordering van Jumbo [naam] in [woonplaats] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan Jumbo [naam] in [woonplaats] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2018 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart de benadeelde partij in het resterende gedeelte van vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Jumbo [naam] in [woonplaats] aan de Staat € 1.499,52 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2018 tot de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;

Benadeelde partij Albert Heijn in [woonplaats] (feit 5)

  • verklaart de Albert Heijn in [woonplaats] in haar vordering
  • bepaalt dat de Albert Heijn in [woonplaats] de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 5)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 november 2018 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart de benadeelde partij in het resterende gedeelte van vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.056,28 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 november 2018 tot de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2019.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt tenlastegelegd dat:
1
hij op of omstreeks
23 oktober 2018te [woonplaats] , gemeente Zeist, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 1230 euro althans een geldsom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Aldi, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren, door (dreigend) een (groot) mes in de richting van/bij die [slachtoffer 3] te houden en/of (daarbij) "Geef me je geld" te roepen en/of te zeggen;
of
hij op of omstreeks
23 oktober 2018te [woonplaats] , gemeente Zeist tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van 1230 euro althans een geldsom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Aldi, door (dreigend) een (groot) mes in de richting van/bij die [slachtoffer 3] te houden en/of (daarbij) "Geef me je geld" te roepen en/of te zeggen;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks
26 oktober 2018te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 1080 euro althans een geldsom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Jumbo, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren, door (dreigend) een (groot) mes tegen de nek althans het lichaam van die [slachtoffer 5] en/of in de richting van/bij die [slachtoffer 5] te houden en/of (daarbij) "Geef me je geld" te roepen en/of te zeggen;
of
hij op of omstreeks
26 oktober 2018te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van 1080 euro althans een geldsom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Jumbo toebehoorde, door (dreigend) een (groot) mes tegen de nek althans het lichaam van die [slachtoffer 5] en/of in de richting van/bij die [slachtoffer 5] te houden en/of (daarbij) "Geef me je geld" te roepen en/of te zeggen;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks
27 oktober 2018te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 700 euro althans een geldsom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
Lidl, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren, door (dreigend) een (groot) mes vlakbij de nek althans het lichaam van die [slachtoffer 6] en/of in de richting van die [slachtoffer 6] te houden en/of (daarbij) "Geef me geld" te roepen en/of te zeggen;
of
hij op of omstreeks
27 oktober 2018te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van 700 euro althans een geldsom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Lidl toebehoorde, door (dreigend) een (groot) mes vlakbij de nek althans het lichaam van die [slachtoffer 6] en/of in de richting van die [slachtoffer 6] te houden en/of (daarbij) "Geef me geld" te roepen en/of te zeggen;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks
30 oktober 2018te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 880 euro althans een geldsom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Jumbo [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 9]
,gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren, door (dreigend) een (groot) mes in de richting van/bij die [slachtoffer 7] te houden en/of (daarbij) "Geld, geld, geld" en/of "Geld, vlug, vlug" en/of "Geef me je geld" te roepen en/of te zeggen en/of door (op de vluchtweg) (dreigend) een (groot) mes in de richting van/bij die [slachtoffer 9] te houden
;of
hij op of omstreeks
30 oktober 2018te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot de afgifte van 880 euro althans een geldsom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die Jumbo [naam] toebehoorde, door (dreigend) een (groot) mes in de richting van/bij die [slachtoffer 7] te houden en/of (daarbij) "Geld, geld, geld" en/of "Geld, vlug, vlug" en/of "Geef me je geld" te roepen en/of te zeggen;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op of omstreeks
2 november 2018te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 1440 euro althans een geldsom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren, door (dreigend) een (groot) mes in de richting van/bij die [slachtoffer 2] te houden en/of (daarbij) "Geld, geld, geld" en/of "Geef me je geld" te roepen en/of te zeggen;
of
hij op of omstreeks
2 november 2018te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 1440 euro althans een geldsom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Albert Heijn, door (dreigend) een (groot) mes in de richting van/bij die [slachtoffer 2] te houden en/of (daarbij) "Geld, geld, geld" en/of "Geef me je geld" te roepen en/of te zeggen;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 februari 2019, genummerd PL0900-2018316188, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 794. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [verbalisant 3] , p. 304-306.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever, opgemaakt door [verbalisant 4] , p. 311-312.
4.Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 mei 2019.
5.Proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [verbalisant 5] , p. 351-353.
6.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 356-357.
7.Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 mei 2019.
8.Proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [verbalisant 6] , p. 425-427.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt door [verbalisant 7] , p. 429-430.
10.Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 mei 2019.
11.Proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 468-471.
12.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 495.
13.Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 mei 2019.
14.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, opgemaakt door [verbalisant 8] , p. 558-559.
15.Proces-verbaal van verhoor aangever, opgemaakt door [verbalisant 9] , p. 551-555.
16.Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 mei 2019.