ECLI:NL:RBMNE:2019:2661

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
13 juni 2019
Zaaknummer
16/230942-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland inzake woninginbraken, schuldheling en schuldwitwassen door een minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 mei 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2001, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere woninginbraken, schuldheling en schuldwitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 november 2018 in Putten samen met een ander heeft ingebroken in een woning, waarbij diverse goederen zijn weggenomen van de slachtoffers. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het verwerven van een zegelring, waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was, en aan het voorhanden hebben van een zak met muntgeld, waarvan de herkomst eveneens verdachte was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 120 dagen, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een ITB Harde Kern-programma. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafoplegging. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was van een direct verband tussen de schade en de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/230942-18, 16/659229-17 (tul), 96/103840-18 (tul), 96/111492-18 (tul),
96/180868-18 (tul), 16/217558-18 en 16/260154-18 (ttzgev) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 14 mei 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen verdachte en mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/230942-18:
zich op 16 november 2018 te Putten schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak, waarbij goederen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn weggenomen;
ten aanzien van parketnummer 16/217558-18:
onder 1: zich in de periode van 4 maart 2018 tot en met 27 maart 2018 te Amersfoort en/of Lopik schuldig heeft gemaakt aan heling van een zegelring;
onder 2: zich in de periode van 7 september 2018 tot en met 31 oktober 2018 te
Amersfoort schuldig heeft gemaakt aan witwassen van 712 euro;
ten aanzien van parketnummer 16/260154-18:
zich op 21 september 2018 te Amersfoort schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak, waarbij geld van [slachtoffer 3] is weggenomen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten onder parketnummers 16/230942-18, 16/217558-18 en 16/260154-18 wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan respectievelijk medeplegen van woninginbraak, opzetheling, witwassen en nog een woninginbraak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder parketnummers 16/230942-18, 16/217558-18 en 16/260154-18 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/230942-18 ten laste gelegde (medeplegen van woninginbraak) heeft de raadsman primair aangevoerd dat onvoldoende uit het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat er sprake is van medeplegen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de handelingen van verdachte hooguit zijn aan te merken als medeplichtigheidshandelingen. Op de camerabeelden is te zien dat er bij de woning een uitbouw gerealiseerd wordt. Verdachte bevond zich niet in de woning, maar stond in de uitbouw op de uitkijk. Omdat medeplichtigheid niet ten laste is gelegd dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er tussen de verdachte en medeverdachte geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dat verdachte geen significante bijdrage heeft geleverd aan het (mede)plegen van de woninginbraak.
Ten aanzien van het van het onder feit 1 en 2 van het parketnummer 16/217558-18 ten laste gelegde (heling en witwassen) heeft de raadsman, mede gelet op hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat ten tijde van het verwerven of voorhanden hebben, van respectievelijk de zegelring en de zak met het geldbedrag, het van misdrijf afkomstige goederen betrof.
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/260154-18 ten laste gelegde (woninginbraak) heeft de raadsman aangevoerd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de woninginbraak heeft gepleegd. Uit het dossier wordt het enige bewijsmiddel, te weten het vergelijkend schoensporenonderzoek, niet ondersteund door een ander bewijsmiddel. Daarnaast kan uit het schoensporenonderzoek niet worden afgeleid dat verdachte in de woning is geweest. Tot slot voert de raadsman aan dat, mede gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij zijn schoenen vaker aan anderen uitleent, niet kan worden uitgesloten dat een ander die betreffende schoen op 21 september 2018 heeft gedragen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
ten aanzien van parketnummer 16/230942-18 [1] ((mede)plegen woninginbraak):
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat er op 16 november 2018 is ingebroken in zijn woning aan de [adres] in [woonplaats] en dat daarbij meerdere parfums en een horloge van hem zijn weggenomen. Van zijn vrouw, [slachtoffer 2] , zijn meerdere sieraden, tassen (merk Gucci), zonnebrillen, een geldbedrag (van ongeveer 100 euro) en medicijnen weggenomen. [2] De toegangsdeur van de zonnestudio aan de woning was opengebroken. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 16 november 2018 te [woonplaats] samen met een ander naar de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] is gereden en met die ander goederen uit die woning heeft weggenomen. [4]
Bewijsoverweging
Verdachte is in de auto van medeverdachte gestapt en in de auto is volgens verdachte het plan ontstaan om naar de woning aan de [adres] te [woonplaats] te rijden en daar in te breken. Op het moment dat de medeverdachte hem op de hoogte brengt van het plan om in te breken en hem meedeelt dat zich in die woning meerdere dure spullen bevinden, heeft verdachte niet bedacht dat hij daarvan kon afzien, maar is hij meegegaan. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het hem ging om de spanning van het plegen van een woninginbraak. [5] Verdachte is met medeverdachte in de woning geweest en op camerabeelden is te zien dat hij met één van de gestolen tassen naar buiten loopt. [6] Na de inbraak belandt de auto waar verdachte en medeverdachte zich in bevinden, na een achtervolging en het negeren van meerdere stoptekens door de verbalisanten, in een sloot. Verdachte klimt uit de auto en rent weg. Voor de auto dreef in het water een deel van de buit en in de auto vindt de politie onder meer inbrekerswerktuigen. [7]
Anders dan de raadsman heeft betoogd leidt de rechtbank uit het voorgaande en uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte en de medeverdachte af dat tussen hen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, die gericht was op het plegen van de woninginbraak en het wegnemen van goederen uit die woning. De bijdrage van de verdachte was daarbij van voldoende gewicht om van medeplegen te spreken.
ten aanzien van parketnummer 16/217558-18, onder 1 (heling): [8]
Tijdens een controle op 27 maart 2018 in Amersfoort treft verbalisant [verbalisant] , in een auto waar verdachte op de achterbank zit, een zegelring met de initialen ‘ [initialen van A] ’ in het zijvakje van de bijrijder aan. [9] Verdachte zegt dat de ring van hem is. [10]
Aangever [A] verklaart dat zijn zegelring met de initialen ‘ [initialen van A] ’ is weggenomen bij een inbraak in zijn woning op 4 maart 2018. [11]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard hij de zegelring voor € 120,00 heeft gekocht van een persoon op straat. Hij wil geen naam van deze persoon noemen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij de initialen ‘ [initialen van A] ’ op de zegelring heeft gezien. [12]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de bewijsmiddelen en onder de gegeven omstandigheden verdachte had moeten vermoeden dat de zegelring van misdrijf afkomstig was. Verdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Eerst ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij de ring op straat van iemand heeft gekocht. Verdachte wil van die persoon echter geen gegevens prijsgeven. Het betreft een goudkleurige zegelring voorzien van initialen. Verdachte heeft verklaard dat hij de ring voor € 120,- heeft gekocht. Verdachte heeft ook verklaard dat hij aan de verkoper gevraagd had waar de ring vandaan kwam en dat hij te horen kreeg dat de ring in het buitenland gekocht was. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte onvoldoende onderzoek verricht naar de waarde en de herkomst van de zegelring, vooral omdat het een ring betrof met initialen en hij er een aanzienlijk bedrag voor heeft betaald. De rechtbank kan daarbij de betrouwbaarheid van de verkoper van de ring niet toetsen nu verdachte de naam van deze persoon niet wil prijsgeven. Al deze omstandigheden maken dat de rechtbank concludeert dat verdachte had moeten vermoeden dat de zegelring van diefstal afkomstig was.
ten aanzien van parketnummer 16/217558-18, onder 2 (witwassen):
Op 31 oktober 2018 vindt er een doorzoeking plaats in de woning van verdachte, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . In de slaapkamer van verdachte wordt in een laptoptas, onder een bureau, een plastic zak van ‘ [bedrijfsnaam] ’ met muntgeld aangetroffen. [13]
De munten bleken een totale waarde te hebben van € 70,50. [14]
Bij een bedrijfsinbraak op 8 september 2018 bij [bedrijfsnaam] aan de [..] te [vestigingsplaats] is een geldbedrag weggenomen, waaronder een hoeveelheid muntgeld. Het geld dat was weggenomen zat in een plastic zak met een groene logo met daarop ‘ [bedrijfsnaam] ’. Aangever herkent de aangetroffen plastic zak en verklaart dat het weggenomen geld in precies zo’n zakje zat. [15]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de plastic zak met daarin het bedrag van
€ 70,50 aan muntgeld van een persoon heeft gekregen bij de verkoop van zijn iPhone 5. Verdachte verklaart ter terechtzitting de naam van de koper niet te willen noemen. Verder heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij het weliswaar gek vindt dat hij een dergelijk geldbedrag aan munten in een plastic zak heeft gekregen voor zijn telefoon, maar dat muntgeld ook geld is.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de voornoemde bewijsmiddelen en onder de gegeven omstandigheden verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de plastic zak met muntgeld van enig misdrijf afkomstig was. Verdachte verklaart voor het eerst ter terechtzitting dat hij het bedrag van € 70,50 aan muntgeld van een persoon heeft gekregen bij de verkoop van zijn iPhone 5. Deze verklaring is niet verifieerbaar. Verdachte is niet eerder met deze verklaring gekomen en wil geen gegevens prijsgeven van degene die de iPhone van hem heeft gekocht. Hierdoor zijn er onvoldoende aanknopingspunten om de verklaring van verdachte te verifiëren of aannemelijk te maken. De rechtbank weegt verder mee dat een betaling door middel van een zak met veel muntgeld met de tekst ‘ [bedrijfsnaam] ’ er op, vragen oproept. Verdachte had onder deze omstandigheden moeten vermoeden dat het geld van diefstal afkomstig was.
ten aanzien van parketnummer 16/260154-18 [16] (woninginbraak):
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat er op 21 september 2018 is ingebroken in hun woning aan [adres] in [woonplaats] en dat daarbij ongeveer 12000 Filipijnse peso’s en 85 Amerikaanse dollars zijn weggenomen. [17] Het keukenraam was opengebroken. Op het aanrechtblad van de keuken is een schoenspoor aangetroffen. [18] Dit schoenspoor is veilig gesteld en voorzien van het unieke Sporen Identificatie Nummer (hierna: SIN) [()] . [19]
Op 31 oktober 2018 is verdachte voor het hiervoor genoemde witwassen van muntgeld aangehouden. Bij deze aanhouding droeg verdachte schoenen van het merk Adidas, type Torsion, maat 44. Deze schoenen zijn in beslag genomen en voorzien van het SIN [()] . [20]
Uit het vergelijkend schoenspooronderzoek blijkt dat de zolen van de bovengenoemde schoenen een profiel bestaande uit diverse ronde figuren, blokken en strepen tonen. In de zolen van de schoenen bevinden zich door het gebruik ontstane beschadigingen en is een slijtagepatroon zichtbaar. [21] In het vergelijkend schoenspooronderzoek is vastgesteld dat het schoenspoor, voorzien van SIN [()] is veroorzaakt met de schoenen van het voornoemde merk en type, voorzien van het SIN [()] . [22]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de woninginbraak, gepleegd op 21 september 2018 te Amersfoort. Daarbij baseert de rechtbank zich op de verklaring van de aangever en het vergelijkend schoensporenonderzoek. In dat onderzoek is vastgesteld dat de schoenen die verdachte aan had tijdens de aanhouding van het hiervoor genoemde feit op detail van profiel, slijtage en door gebruik van de schoen ontstane beschadigingen exact overeenkomt met het schoenspoor wat gevonden is op de vensterbank in de woning. Ter terechtzitting – nadat verdachte eerder bij de politie heeft gezwegen – komt verdachte met een alternatief scenario door te verklaren dat het wellicht mogelijk is dat iemand anders die bewuste schoen heeft gedragen ten tijde van het plegen van het feit. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig, mede omdat verdachte verder niet wil verklaren wie die schoen dan wel zou kunnen hebben gedragen op de pleegdatum. Verdachte verklaart weliswaar dat zijn broers zijn schoenen wel eens lenen, maar dat hij ook zeker weet dat zijn broers de woninginbraak niet hebben gepleegd. Verdachte hult zich verder in stilzwijgen over wat er op de pleegdatum zou zijn gebeurd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/230942-18
op 16 november 2018, te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen:
- meerdere parfums en
- een horloge en
- meerdere sieraden en
- meerdere tassen (merk Gucci) en
- meerdere zonnebrillen en
- een geldbedrag (van ongeveer 100 euro) en
- medicijnen
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
ten aanzien van parketnummer 16/217558-18
1
in de periode van 4 maart 2018 tot en met 27 maart 2018 te Amersfoort en/of
Lopik, een zegelring heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
op 31 oktober 2018 te Amersfoort, een zak met 70,50 euro, heeft voorhanden gehad, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
ten aanzien van parketnummer 16/260154-18
op 21 september 2018, te [woonplaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen ongeveer 12000 Filipijnse peso’s en 85 Amerikaanse dollars, toebehorende aan [slachtoffer 3] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van het feit

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van parketnummer 16/230942-18
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van parketnummer 16/217558-18 onder 1
schuldheling;
ten aanzien van parketnummer 16/217558-18 onder 2
schuldwitwassen;
ten aanzien van parketnummer 16/260154-18
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 114 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met daarbij de bijzondere voorwaarde dat verdachte zijn medewerking verleent aan reclasseringstoezicht, waarvan één jaar ITB Harde Kern.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om aan verdachte geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De raadsman heeft verder bepleit dat de rechtbank in zijn strafmaat dient mee te wegen dat verdachte reeds 7 maanden met een elektronische enkelband rondloopt en dat dit een aanslag vormt op de bewegingsvrijheid van verdachte. Tot slot sluit de raadsman zich aan bij het standpunt van de officier van justitie om aan verdachte geen taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft twee woninginbraken gepleegd en uit die woningen spullen weggenomen. De eigen woning is bij uitstek een plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Verdachte heeft met zijn handelen het gevoel van veiligheid van de slachtoffers aangetast. Het is voor de benadeelden vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een ander in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Verder zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Tevens heeft hij schade aan de woningen toegebracht en overlast bij de benadeelden veroorzaakt.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan schuldheling van een zegelring en aan schuldwitwassen van een zak met muntgeld. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich onvoldoende heeft afgevraagd wat de herkomst was van de goederen die hij heeft verworven. Verdachte heeft er op deze manier mede voor gezorgd dat de daders van dergelijke misdrijven een afzetgebied hebben voor de door hen gestolen waren.
Met zijn handelen heeft verdachte het gevoel van veiligheid aangetast, terwijl hij enkel dacht aan zijn eigen financiële gewin. Dit heeft niet alleen voor de inbraken, maar net zo goed voor de heling en schuldwitwassen van de betreffende goederen te gelden. Ook rekent de rechtbank verdachte aan dat verdachte ter terechtzitting voor deze feiten geen verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen.
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 21 maart 2019 blijkt dat hij in het verleden meermalen voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld, waaronder ook voor vermogensdelicten, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: De Raad) van 20 maart 2019. De Raad is van mening dat een jeugdreclasseringsbegeleiding in de vorm van toezicht en begeleiding, waarvan één jaar ITB Harde Kern, passend is, naast een voorwaardelijke jeugddetentie als duidelijke stok achter de deur. Mevrouw [B] van de Raad heeft het bovenstaande ter terechtzitting toegelicht.
De rechtbank kan zich vinden in het advies van de Raad. De rechtbank is, met de Raad, van oordeel dat het van groot belang is dat er wordt gewerkt aan de problematiek van verdachte op verschillende leefgebieden. Op deze wijze kan het recidiverisico worden teruggebracht. De bijzondere voorwaarden die door de reclassering worden geadviseerd, geven vorm aan de behandeling en begeleiding die voor verdachte nodig zijn om zijn problematiek het hoofd te bieden. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat er naast de onvoorwaardelijke jeugddetentie een groot deel voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd wordt, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en reclasseringsbegeleiding en behandeling mogelijk te maken.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 114 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarde dat verdachte zijn medewerking verleent aan reclasseringstoezicht, waarvan 6 maanden ITB Harde Kern, passend en geboden is. Gelet op de omstandigheid dat verdachte tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis reeds begeleid werd door middel van een ITB Harde Kern, is de rechtbank van oordeel dat thans volstaan kan worden met een ITB Harde Kern voor de duur van 6 maanden.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn schoenen van het merk Nike Air Max, schoenen van het merk Adidas Torsion, schoenen van het merk Gucci en schoenen van het merk Adidas Superstar in beslag genomen.
9.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de schoenen terug te geven aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het beslag op de schoenen kan worden opgeheven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de hiervoor genoemde in beslag genomen schoenen.

10.De benadeelde partijen

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich beiden als benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen beiden een bedrag van € 400,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte bij parketnummer 16/230942-18 ten laste gelegde feit.
[A] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.178,50. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte bij parketnummer 16/217558-18 onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte bij parketnummer 16/260154-18 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderd één van de vorderingen toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie vordert dat de benadeelde partij [A] niet-ontvankelijk in de vordering wordt verklaard nu niet, althans onvoldoende is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk te verklaren nu er geen verband is tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummers 16/230942-18, 16/217558-18 en 16/260154-18 ten laste gelegde feiten. Derhalve heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [A] en [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als volgt. Waar het gaat om de vordering van de benadeelde partij die ziet op de vergoeding van immateriële schade heeft het volgende te gelden. Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partijen hebben niet gesteld dat zij als gevolg van het strafbare feit lichamelijk letsel hebben opgelopen, in hun eer of goede naam zijn aangetast of op andere wijze in hun persoon zijn aangetast.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daarom niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partijen kunnen de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank compenseert de proceskosten van de benadeelde partijen en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
De rechtbank zal de benadeelde partij [A] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu niet is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank compenseert de proceskosten van de benadeelde partijen en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] als volgt. Waar het gaat om de vordering van de benadeelde partij die ziet op de vergoeding van immateriële schade heeft het volgende te gelden. Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft niet gesteld dat hij als gevolg van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is aangetast of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 3] daarom niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

11.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Parketnummer 16/659229-17
Bij de stukken bevindt zich de op 21 januari 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 16/659229-17 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 13 april 2018 van de Rechtbank Midden-Nederland, waarbij verdachte onder andere is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van één jaar.
Parketnummer 96/103840-18
Bij de stukken bevindt zich de op 21 januari 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 96/103840-18 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 22 oktober 2018 van de kantonrechter te Amersfoort, waarbij verdachte onder andere is veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 8 uren subsidiair 4 dagen jeugddetentie met een proeftijd van één jaar.
Parketnummer 96/111492-18
Bij de stukken bevindt zich de op 21 januari 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 96/111492-18 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 22 oktober 2018 van de kantonrechter te Amersfoort, waarbij verdachte onder andere is veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 8 uren subsidiair 4 dagen jeugddetentie met een proeftijd van één jaar.
Parketnummer 96/180868-18
Bij de stukken bevindt zich de op 22 januari 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 96/180868-18 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 22 oktober 2018 van de kantonrechter te Amersfoort, waarbij verdachte onder andere is veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 10 uren subsidiair 5 dagen jeugddetentie met een proeftijd van één jaar.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de proeftijden verlengd dienen te worden met één jaar.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/659229-17
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit niet heeft nageleefd, maar zal daarbij bepalen dat de opgelegde jeugddetentie wordt omgezet in een werkstraf van 60 uren.
96/103840-18, 96/111492-18 en 96/180868-18
De rechtbank is van oordeel dat de proeftijden dienen te worden verlengd met één jaar.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 417bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart de ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de
jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van 114 dagen, niet zal worden ten
uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de
verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft
nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- a
ls algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
als bijzondere voorwaarde geldt dat verdachte:
* zich zal houden aan de aanwijzingen in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding gegeven door Samen Veilig Midden-Nederland afdeling [....] , waarbij verdachte de eerste 6 maanden van de proeftijd zal meewerken aan ITB Harde Kern;
- geeft Samen Veilig Midden-Nederland afdeling [....] te [vestigingsplaats] , de
opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten
behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
Gelast de teruggave aan verdachte de schoenen van het merk Nike Air Max, met goednummer PL0600-2018519076-1856203, de schoenen van het merk Adidas Torsion, met goednummer PL0900-2018084775-2291430, de schoenen van het merk Gucci, met goednummer PL0900-2018084775-2291608, en van de schoenen van het merk Adidas Superstar, met goednummer PL0900-2018084775-2292053.
Benadeelde partijen
ten aanzien van parketnummer 16/230942-18
[slachtoffer 1]
- verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
[slachtoffer 2]
- verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
ten aanzien van parketnummer 16/217558-18, feit 1
[A]
- verklaart [A] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
ten aanzien van parketnummer 16/260154-18
[slachtoffer 3]
- verklaart [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/659229-17
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van
13 april 2018 opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf;
- gelast in plaats van de vrijheidsstraf het verrichten van een werkstraf voor de duur van
60 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht
de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen jeugddetentie;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96/103840-18
- verlengt bij vonnis van 21 januari 2019 door de kantonrechter in de rechtbank Amersfoort aan de opgelegde voorwaardelijke werkstraf verbonden proeftijd met één jaar;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96/111492-18
- verlengt bij vonnis van 21 januari 2019 door de kantonrechter in de rechtbank
Amersfoort aan de opgelegde voorwaardelijke werkstraf verbonden proeftijd met
één jaar;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96/180868-18
- verlengt bij vonnis van 22 januari 2019 door de kantonrechter in de rechtbank
Amersfoort aan de opgelegde voorwaardelijke werkstraf verbonden proeftijd met
één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. van den Boogaard, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. J.W. Veenendaal en E.W.A. Vonk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Izgi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 mei 2019.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
parketnummer 16/230942-18
hij, op of omstreeks 16 november 2018, te Putten , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft/hebben weggenomen
- een of meerdere parfums en/of
- een horloge en/of
- een of meerdere sieraden en/of
- een of meerdere tassen (merk Gucci) en/of
- een of meerdere zonnebrillen en/of
- een geldbedrag (van ongeveer 100 euro) en/of
- medicijnen
in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
parketnummer 16/217558-18, feit 1
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van
4maart 2018 tot en met 27 maart 2018te Amersfoort en/of
Lopik, in elk geval in Nederland,
een goed te weten een zegelring heeft verworven, voorhanden
gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
parketnummer 16/217558-18, feit 2
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van
7september 2018 tot en met 31 oktober 2018te Amersfoort,
althans in Nederland,
een voorwerp, te weten een zak met 712 euro, heeft
verworven, voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet, en/of
van een voorwerp, te weten een zak met 712 euro gebruik
heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat
voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf;
parketnummer 16/260154-18
hij, op of omstreeks 21 september 2018, te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan [adres]
) heeft weggenomen (ongeveer) 12000 Filipijnse peso's en/of
85 Amerikaanse dollars, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te
nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/of verbreking en/of inklimming;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 december 2018, genummerd PL0600-2018519076, opgemaakt door politie Oost-Nederland, pagina 1 tot en met 198. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , mede namens [slachtoffer 2] , met bijlagen, pagina 62.
3.een proces-verbaal van verhoor aangever van [slachtoffer 1] , met bijlagen, p. 71.
4.Proces-verbaal van terechtzitting van 30 april 2019.
5.Proces-verbaal van terechtzitting van 30 april 2019.
6.proces-verbaal van bevindingen, p. 109 in combinatie met p. 111.
7.een proces-verbaal van bevindingen, p. 86.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 december 2018, genummerd PL0900-2018349455, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 57.Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
9.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 6.
10.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 7.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.
12.Proces-verbaal van terechtzitting van 30 april 2019.
13.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 15.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 18.
15.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 20.
16.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 januari 2019, genummerd PL0900-2018273627, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 58. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
17.een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , mede namens [slachtoffer 2] , met bijlagen, pagina 15.
18.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 38.
19.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 39.
20.Proces-verbaal relaas, p. 3.
21.Proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek, inclusief bijlagen, p. 44.
22.Proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek, inclusief bijlagen, p. 45.