ECLI:NL:RBMNE:2019:2608

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
16/007600-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een mes door verdachte in Hilversum met psychische stoornissen

Op 4 juni 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 10 januari 2019 in Hilversum drie personen heeft bedreigd met een mes. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 21 mei 2019, waar de officier van justitie, mr. T. van Haaren-Paulus, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. H. de Kroon, hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte, geboren in Eritrea en verblijvende in een GGZ-instelling, heeft de slachtoffers bedreigd door hen een mes voor te houden en hen achterna te rennen, terwijl hij de woorden 'get out, get out' uitsprak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden. Echter, op basis van rapporten van psychologen en psychiaters, die stelden dat de verdachte leed aan een ziekelijke stoornis, heeft de rechtbank geoordeeld dat het bewezen verklaarde niet aan de verdachte kon worden toegerekend. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.

De officier van justitie had gevorderd om de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen voor een jaar, maar de rechtbank heeft besloten dat een plaatsing in een FPK, waar expertise is op het gebied van anderstaligen en vluchtelingenproblematiek, noodzakelijk is. De rechtbank heeft de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor een jaar opgelegd, met de mogelijkheid tot verlenging indien nodig. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 37, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/007600-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],,
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] (Eritrea),
thans verblijvende te [postcode] [woonplaats] , [adres] (GGZ-instelling [verblijfplaats] ).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. van Haaren-Paulus en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. H. de Kroon, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 10 januari 2019 te Hilversum [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd door hen dreigend een mes voor te houden en/of met een mes in zijn hand hen achterna te rennen/lopen en/of daarbij de woorden toe te voegen: ‘get out, get out’.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd. Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 10 januari 2019 te Hilversum, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend een mes voor te houden en met een mes in zijn hand die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] achterna te rennen/lopen en daarbij de woorden toe te voegen “get out, get out”.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet strafbaar is, zodat ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen.
7.2
Het standpunt van de verdedigingOok de raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het bewezen verklaarde niet aan verdachte is toe te rekenen en dat hij van alle rechtsvervolging moet worden ontslagen.
7.3
Het oordeel van de rechtbankOver verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
- een rapport van 8 april 2019, opgemaakt door drs. [A] , supervisor, GZ-psycholoog en [B] MSc, supervisant, registerpsycholoog NIP/Kind en Jeugd;
- een rapport van 2 mei 2019, opgemaakt door [C] , (kinder- en jeugd) psychiater.
Het rapport dat is opgemaakt door voornoemde psychologen houdt onder meer het volgende in. Verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de zin van een andere psychotische stoornis door een subklinisch psychotisch syndroom en een ongespecificeerde cannabis gerelateerde stoornis. Deze stoornissen waren ook ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloed. Het is zeer waarschijnlijk dat toen sprake was van een ontregeling en verdachte door zijn verhoogde (paranoïde) prikkelbaarheid de situatie als onveilig heeft ervaren. De voor verdachte onbekende hulpverleners, de taalbarrière, zijn beperkte oplossingsvaardigheden en het onder invloed zijn van cannabis hebben dit gevoel waarschijnlijk versterkt. Verdachte heeft vervolgens uit angst geprobeerd de hulpverleners zo snel mogelijk zijn huis uit te krijgen en heeft geen sturing kunnen geven aan zijn gedrag.
Geadviseerd wordt het tenlastegelegde in verminderde mate dan wel in het geheel niet aan verdachte toe te rekenen.
Het rapport, opgemaakt door voornoemde psychiater, houdt onder meer in dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, namelijk een chronische psychose, met co morbide een stoornis in cannabisgebruik bij een ernstig bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met enkele antisociale trekken en een licht verstandelijke beperking. Deze waren ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte negatief beïnvloed. Verdachte heeft vanuit zijn paranoïde psychose de betrekkingswaan dat er mensen zijn, zichtbaar en onzichtbaar, die hem steeds aanraken. Het is zeer aannemelijk dat voor verdachte de mensen in zijn waan en in de realiteit, namelijk de hulpverleners die zich met hem bemoeien, door elkaar lopen. Verdachte wilde in zijn gestoorde realiteitstoetsing met oordeels- en kritiekstoornis, in zijn ontremming en agitatie, gecompliceerd door cannabisgebruik, dat de hulpverleners weggingen en ging in zijn psychose over tot handelen, waardoor hij niet in vrijheid zijn wil kon bepalen. Het is zeer aannemelijk dat zijn verstandelijk beperkt functioneren en ook zijn ernstig bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling nadelig hebben doorgewerkt in zijn handelen vanuit psychose. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is op basis van de conclusies van voornoemde deskundigen van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend en zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet conform het advies van de psycholoog aan verdachte TBS met voorwaarden moet worden opgelegd, maar dat, zoals de psychiater heeft geadviseerd, plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis aangewezen is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte werd bezocht door drie hulpverleners, die werkzaam waren bij de GGZ-instelling waar verdachte verbleef, omdat zij bezorgd waren over zijn gemoedstoestand en om hem voor te bereiden op het bezoek van een psychiater op de volgende dag. Toen verdachte wakker werd en zij met hem in gesprek wilden gaan, heeft hij hen bedreigd met een mes door met dit mes naar hen te wijzen – terwijl zij op korte afstand van hem stonden – en hen met het mes in zijn hand achterna te rennen. De hulpverleners hebben zich hierdoor angstig en bedreigd gevoeld.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 15 april 2019 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor bedreigingen.
Uit het onder punt 7 van dit vonnis genoemde rapport van de psychologen volgt dat de kans op gewelddadige recidive op de korte termijn als hoog wordt ingeschat. Door het ontbreken van ziekte-inzicht en de neiging van verdachte om problemen niet actief aan te pakken, glijdt hij steeds verder af in cannabisgebruik, achterdocht en waanideeën. De respons op behandeling is beperkt, hetgeen blijkt uit de verschillende overplaatsingen binnen de GGZ vanwege een dreigende houding en de weigering om mee te werken. Daarnaast ontbreekt het verdachte aan een steunend sociaal netwerk. Om het recidivegevaar te beperken schatten de psychologen een gedwongen kader in als noodzakelijk. Dit kan gerealiseerd worden door middel van een artikel 37-plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis of een TBS met voorwaarden. Omdat wordt ingeschat dat een jaar te kort is om de psychiatrische problematiek van verdachte te stabiliseren en de veiligheid van de maatschappij niet te laten afhangen van het slagen van een dergelijke behandeling binnen een jaar, gaat de voorkeur van de psychologen uit naar een TBS met voorwaarden. Een TBS met dwangverplichting lijkt in een minder goede verhouding te staan tot de blanco hulpverleningsgeschiedenis.
De psychiater benoemt in het onder punt 7 van dit vonnis genoemde rapport eveneens dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat en adviseert om verdachte voor een klinische behandeling te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis. Verdachte is, gezien zijn complexe psychiatrische problematiek, gebaat bij continuïteit van de behandeling in een gesloten klinische setting met een hoog beveiligingsniveau, zoals een FPK. De psychiatrische behandeling die verdachte nodig heeft, brengt de hulpverleners rechtstreeks in conflict met verdachte en zijn psychose, met een hoog risico op incidenten. Ook denkt verdachte in zijn psychose dat vluchten uit Nederland de enige remedie is om aan de aanrakingen (psychose) te ontkomen. Expertise in middelengebruik en verstandelijke beperking in de FPK is nodig en expertise in anderstaligen en vluchtelingenproblematiek, zoals dat in [naam instelling] aanwezig is, is wenselijk. De verwachting is dat het maximale tijdsbestek van een jaar afdoende kan zijn voor de klinische behandeling en ter vermindering van het recidiverisico. Zo nodig kan de klinische behandeling worden verlengd op grond van een civielrechtelijke maatregel. Verdachte is een jonge zorgwekkende zorgmijder die nog niet eerder langdurig in de GGZ is behandeld of opgenomen voor zijn psychose. Een TBS met voorwaarden acht de psychiater niet haalbaar in verband met het ontbreken van ziektebesef en daarmee het ontbreken van motivatie voor behandeling. Dan zou een TBS met dwangverpleging in beeld komen, terwijl het met een passende (gedwongen) medicamenteuze behandeling mogelijk is dat een langdurige klinische behandeling (langer dan één jaar) niet nodig is ter vermindering van het recidiverisico.
De maatregel
De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden dat het gevaar voor anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis van verdachte voor een termijn van een jaar eist. De rechtbank heeft daarbij de rapporten in aanmerking genomen die hiervoor zijn genoemd. Nu verdachte geen (langdurige) hulpverleningsgeschiedenis binnen de GGZ kent en een klinische behandeling voor de duur van een jaar volgens de inschatting van de psychiater afdoende kan zijn en deze zo nodig op civielrechtelijke titel verlengd kan worden, verdachte bovendien geen ziekte-inzicht heeft, hetgeen de rechtbank ook ter terechtzitting zag bevestigd, en dus geen motivatie voor behandeling, vindt de rechtbank een TBS met voorwaarden niet passend en ook niet wenselijk. Gelet op de door de psychiater benoemde wenselijkheid om verdachte te plaatsen in een FPK waar expertise is op het gebied van anderstaligen en vluchtelingenproblematiek, adviseert de rechtbank om verdachte te plaatsen in [naam instelling] , […] , te [vestigingsplaats] .

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van dat feit;
Oplegging maatregel
- gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van een jaar;
- adviseert dat verdachte zal worden geplaatst in [naam instelling] , […] , te [vestigingsplaats] .
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck , voorzitter, mrs. V.M.A. Sinnige en A. Wilken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juni 2019.
Mr. J.F. Haeck is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 januari 2019 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] dreigend een mes voor te houden en/of met een mes in zijn hand die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] achterna te rennen/lopen en/of daarbij de woorden toe te voegen “get out, get out”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.