3.3Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan. Hij heeft het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 20 december 2017 reed ik met mijn auto te Bussum. Ik reed achter een bestelbus. Ik ben uitgestapt. Mijn auto heb ik op de rijbaan laten staan. Ik ben naar de vrouw in de bestelauto gelopen. Ik zei tegen haar: "Wat zei jij tegen mij?". Ik was op dat moment boos omdat ze mij uitgescholden had. Ik draaide mij om en voelde toen een harde klap op mijn hoofd. Ik zakte door mijn benen en viel op de grond. Ik zag dat de vrouw op mij af kwam, ik lag op de het fietspad en ik zag dat zij een knuppel in haar handen had.
Getuige [getuige 1] heeft op 20 december 2017 bij de politie het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 20 december 2017 reed ik op mijn fiets te Bussum. Ik hoorde dat ergens een ruzie plaatsvond, ik hoorde namelijk een hoop geschreeuw. Ik zag een vrouw met een honkbalknuppel lopen en ik zag dat zij een man met die knuppel op het hoofd sloeg.
Ik zag dat de man hierdoor ten val kwam.
Getuige [getuige 2] heeft op 21 december 2017 bij de politie het volgende verklaard, zakelijke weergegeven:
Ik zat in de auto in Bussum. Ik zag een man en een vrouw op de weg staan. Ik zag dat de vrouw de man aanviel. Ik zag dat de vrouw een honkbalknuppel vasthield. Ik zag die honkbalknuppel de lucht in gaan en hard naar beneden gaan. Ik zag dat het hoofd van de man bloedde. Deze klap met die knuppel was echt hard.
A.H. Postmus, forensisch arts bij de GGD Gooi & Vechtstreek, heeft op 21 december 2017 een geneeskundige verklaring met betrekking tot het letsel van [slachtoffer] opgesteld, zakelijk weergegeven:
Links op het achterhoofd een 6,5 cm grote verwonding, waarin vier hechtingen. Rond de wond een zwelling als uiting van een bloeduitstorting, scheurwond. Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door de onderzochte persoon aangegeven toedracht.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 28 mei 2019 onder andere het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 20 december 2017 reed ik in mijn bestelbus in Bussum. De persoon die in de auto achter mij reed, zette zijn auto stil op de rijbaan, stapte uit en liep naar mijn bestelbus. Toen heb ik de knuppel die in mijn bestelbus lag gepakt. Ik ben uitgestapt en achter hem aangelopen. Ik heb hem met de knuppel een klap gegeven op zijn hoofd.
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat tussen verdachte en aangever een verkeersruzie heeft plaatsgevonden, waarbij aangever boos naar de bestelbus van verdachte is gelopen om verhaal te halen. Verdachte en aangever hebben woorden gehad via het open raam van de bestelbus van verdachte. Wat er precies is gezegd en of aangever verdachte daarbij in het gezicht heeft gespuugd is niet duidelijk geworden. De verklaringen van aangever, verdachte en de getuigen lopen op dit punt uiteen. Duidelijk is wel dat aangever verdachte agressief benaderde. Aangever heeft zich op enig moment omgedraaid en is weer richting zijn auto gelopen. Verdachte heeft vervolgens de honkbalknuppel uit haar bestelbus gepakt, is uitgestapt en heeft aangever met kracht van achteren met de honkbalknuppel tegen zijn hoofd geslagen. Aangever is hierdoor ten val gekomen.
De rechtbank staat voor beantwoording van de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven. Daarvoor is nodig dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het veroorzaken van de dood van aangever. Voor voorwaardelijk opzet op de dood is voldoende dat er een aanmerkelijke kans bestond dat aangever door de gedraging van verdachte zou overlijden en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Naar algemene ervaringsregels is de kans aanmerkelijk dat iemand komt te overlijden indien diegene met een honkbalknuppel met kracht tegen het hoofd wordt geslagen. Dat verdachte in dit geval de aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard, blijkt uit de aard van het geweld – het slaan met een slagwapen –, de kracht waarmee is geslagen – aangever is door de klap immers op de grond gevallen – en de plek waar verdachte aangever heeft geraakt – delen van het hoofd zijn dusdanig kwetsbaar dat, indien daarop geweld wordt uitgeoefend, ook al is het maar een enkele, rake klap, met een hard voorwerp (in dit geval een honkbalknuppel), de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood tot gevolg kan hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het primair ten laste gelegde, te weten de poging tot doodslag op [slachtoffer] , wettig en overtuigend worden bewezen.