Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Frissch B.V., vergunninghouder (gemachtigde: mr. C.J. Schipperus).
Rechtbank Midden-Nederland
Op 5 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. D. Korsse, hebben bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 1 februari 2019 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht is verleend aan Frissch B.V. voor de verbouwing en herbestemming van de buitenplaats Vijverhof in Nieuwersluis tot hotel. De verzoekers vreesden dat de werkzaamheden aan de rijksmonumentale villa onomkeerbare gevolgen zouden hebben voor de monumentale waarden van het pand en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting vond plaats op 23 mei 2019, waar verzoekster [verzoekster sub 1.2] en de gemachtigde van verzoekers aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor de verzoekers. De voorzieningenrechter stelde vast dat het monument al jaren leegstond en dat er sprake was van verval. Bovendien was er overleg geweest met de provincie Utrecht en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, die akkoord waren gegaan met de vergunde activiteiten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoekers niet aannemelijk hadden gemaakt dat er onomkeerbare schade zou ontstaan aan de monumentale waarden van de villa door de verleende omgevingsvergunning.
Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat de vragen over de belanghebbendheid van de verzoekers en de juiste voorbereidingsprocedure in de bezwaarfase beantwoord moesten worden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 juni 2019, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.