ECLI:NL:RBMNE:2019:2583

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
UTR 19/1631
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor buitenplaats Vijverhof in Nieuwersluis

Op 5 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. D. Korsse, hebben bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 1 februari 2019 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht is verleend aan Frissch B.V. voor de verbouwing en herbestemming van de buitenplaats Vijverhof in Nieuwersluis tot hotel. De verzoekers vreesden dat de werkzaamheden aan de rijksmonumentale villa onomkeerbare gevolgen zouden hebben voor de monumentale waarden van het pand en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De zitting vond plaats op 23 mei 2019, waar verzoekster [verzoekster sub 1.2] en de gemachtigde van verzoekers aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor de verzoekers. De voorzieningenrechter stelde vast dat het monument al jaren leegstond en dat er sprake was van verval. Bovendien was er overleg geweest met de provincie Utrecht en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, die akkoord waren gegaan met de vergunde activiteiten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoekers niet aannemelijk hadden gemaakt dat er onomkeerbare schade zou ontstaan aan de monumentale waarden van de villa door de verleende omgevingsvergunning.

Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat de vragen over de belanghebbendheid van de verzoekers en de juiste voorbereidingsprocedure in de bezwaarfase beantwoord moesten worden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 juni 2019, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1631
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 juni 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker sub 1.1] en [verzoekster sub 1.2] , te [woonplaats]
[verzoeker sub 2.1] en [verzoeker sub 2.2] , te [woonplaats]
[verzoeker sub 3] , te [woonplaats]
[verzoeker sub 4] , te [woonplaats]
hierna samen verzoekers
(gemachtigde: mr. D. Korsse),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, verweerder
(gemachtigde: mr. T. Sahabi).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Frissch B.V., vergunninghouder (gemachtigde: mr. C.J. Schipperus).

Procesverloop

In het besluit van 1 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen en herbestemmen van buitenplaats Vijverhof aan de Rijksstraatweg 6a in Nieuwersluis (het perceel) tot hotel.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2019. Verzoekster [verzoekster sub 1.2] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van verzoekers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [A] . Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar bestuurder [B] , bijgestaan door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Vergunninghouder heeft op 19 juli 2018 bij verweerder een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de activiteiten ‘bouwen van een bouwwerk’ en - voor wat betreft de rijksmonumentale villa op het perceel - ‘veranderen van een rijksmonument’. Bij het primaire besluit heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend. Verzoekers wonen in de buurt van het perceel.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
Er moet dus sprake zijn van een spoedeisend belang.
3.1
Als spoedeisend belang bij het verzoek om voorlopige voorziening voeren verzoekers aan dat wordt begonnen met de werkzaamheden aan de rijksmonumentale villa. Verzoekers vrezen dat deze werkzaamheden onomkeerbare gevolgen hebben voor de monumentale waarden van de villa. De vergunde ontwikkeling doet volgens verzoekers afbreuk aan die waarden. Om die reden bestaat er volgens hen een spoedeisend belang bij schorsing van de verleende omgevingsvergunning zolang de bezwaarfase niet is afgerond.
3.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen spoedeisend belang is voor verzoekers. Het monument staat al jaren leeg en er is sprake van verval. Met het bij besluit van de raad van 10 juli 2018 gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan ‘Vijverhof Nieuwersluis’ wordt de komst van een hotel met diverse horecavoorzieningen mogelijk gemaakt op het perceel. Voor wat betreft de activiteit bouwen is gesteld noch gebleken dat de omgevingsvergunning is verleend in strijd met dit bestemmingsplan.
Voor wat betreft de monumentale waarden van de villa heeft overleg plaatsgevonden met de provincie Utrecht en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en zij zijn (grotendeels) akkoord met de vergunde activiteit.
Het is de voorzieningenrechter niet gebleken welke onomkeerbare gevolgen verzoekers vrezen voor de monumentale waarden van de villa door het primaire besluit. Verzoekers hebben zowel in hun bezwaarschrift, hun verzoekschrift als op de zitting niet concreet gemaakt op welke wijze die waarden volgens hen dreigen te worden geschaad. Daartegenover heeft vergunninghouder toegelicht dat de werkzaamheden aan het monument zullen worden uitgevoerd conform het advies van de monumentencommissie MooiSticht en het advies van de RCE. De werkzaamheden worden juist met het oog op de monumentale waarden en de instandhouding van de villa uitgevoerd. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat een spoedeisend belang voor verzoekers niet aannemelijk is geworden. Dit geldt temeer gelet op de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 9 mei 2019, waarin het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening tegen de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan ‘Vijverhof Nieuwersluis’ is afgewezen. Door die uitspraak is de grond van verzoekers dat het oordeel van de ABRvS over het bestemmingsplan moet worden afgewacht omdat de houdbaarheid van de omgevingsvergunning pas kan worden beoordeeld als het bestemmingsplan onherroepelijk is, achterhaald. Op de zitting van 23 mei 2019 hebben verzoekers dit overigens ook onderkend.
4.Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontbreekt dus het spoedeisend belang voor verzoekers bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
5.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. Het voorgaande betekent dat de voorzieningenrechter niet toe komt aan een (voorlopige) inhoudelijke beoordeling van het geschil. De vragen over de belanghebbendheid van verzoeker(s), de toepasselijkheid van artikel 6.4, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht en de vraag of de juiste voorbereidingsprocedure is gevolgd zullen hier niet beantwoord worden. Deze vragen zullen in de bezwaarfase moeten worden beantwoord.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Knoop, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.