In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 10 mei 2019, is het verzoek van [verzoekster] om een aanvullend voorschot van € 20.000,00 op de schadevergoeding afgewezen. [verzoekster] was betrokken bij een verkeersongeval op 7 juli 2015, waarbij zij nek- en rugklachten, tintelingen, slaapproblemen en andere klachten ervaart. ASR, de verzekeraar van de tegenpartij, heeft aansprakelijkheid erkend, maar weigert verdere bevoorschotting op basis van het neurologisch rapport van dr. [A], waarin wordt gesteld dat er geen causaal verband kan worden vastgesteld tussen de klachten van [verzoekster] en het ongeval. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat de klachten van [verzoekster] voortkomen uit het ongeval, en dat het verzoek om een aanvullend voorschot daarom niet kan worden toegewezen. De rechtbank benadrukt dat de deelgeschilprocedure niet bedoeld is voor bewijslevering en dat de uitkomst van het nog te verrichten neuropsychologisch onderzoek moet worden afgewacht. Tevens wordt de kostenbegroting van de deelgeschilprocedure afgewezen, omdat de rechtbank van mening is dat het verzoek om een aanvullend voorschot niet op redelijke gronden is ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. P. Dondorp, met mr. M.A. Rademaker als griffier.