ECLI:NL:RBMNE:2019:2499

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
7352791
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over bemiddelingskosten en lastgeving tussen huurder en makelaar

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, heeft eiseres een vordering ingesteld tegen gedaagde, die als makelaar heeft opgetreden bij de verhuur van een studio. Eiseres heeft in oktober 2016 contact opgenomen met gedaagde en een bemiddelingsovereenkomst gesloten, waarbij zij courtage diende te betalen. Eiseres vordert terugbetaling van de betaalde courtage, omdat zij stelt dat gedaagde twee heren heeft gediend, wat volgens de wet betekent dat zij geen recht heeft op loon. Gedaagde betwist deze claim en stelt dat hij enkel voor eiseres heeft gewerkt.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 mei 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde ook werkzaamheden heeft verricht in het belang van de verhuurder, wat betekent dat hij in strijd met de wet heeft gehandeld door courtage van eiseres te vragen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde geen recht heeft op de courtage en dat deze onverschuldigd is betaald. Eiseres heeft daarnaast recht op incassokosten, omdat gedaagde niet heeft gereageerd op aanmaningen om de courtage terug te betalen.

De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot terugbetaling van de courtage met wettelijke rente en tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 29 mei 2019 en is uitvoerbaar bij voorraad. Gedaagde heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7352791 UC EXPL 18-12862 JD/40888
Vonnis van 29 mei 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. H.W. Meijer (Florijn Incasso B.V.),
tegen:
[gedaagde] handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de schriftelijke reactie van [gedaagde] ;
  • het tussenvonnis, waarin een comparitie is bepaald;
  • de akte toesturen stukken van [eiseres] .
1.2.
Bij de mondelinge behandeling van de zaak op 21 mei 2019 was [eiseres] met haar gemachtigde aanwezig. Ook [gedaagde] was aanwezig. Beide partijen hebben over en weer op elkaars stellingen kunnen reageren. Van deze zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
[eiseres] is in begin oktober 2016 in contact gekomen met [gedaagde] voor het huren van een studio. Samen met [gedaagde] heeft zij op 20 oktober 2016 een studio bezichtigd. Daarna hebben zij op 24 oktober 2016 een bemiddelingsovereenkomst gesloten waarin onder meer is bepaald dat [gedaagde] de opdracht heeft woonruimte te zoeken en dat [eiseres] courtage moet betalen. Op 26 oktober 2016 heeft [eiseres] aan [gedaagde] courtage van € 840,95 betaald. [eiseres] heeft vanaf 1 november 2016 de bezichtigde studio gehuurd van verhuurder [A] . De schriftelijke huurovereenkomst vermeldt als datum van ondertekening 1 november 2016.
2.2.
[eiseres] stelt dat zij de courtage niet hoefde te betalen omdat [gedaagde] twee heren heeft gediend door ook voor de verhuurder te werken. Uit artikel 7:417 lid 4 BW volgt dat in dat geval de huurder geen loon hoeft te betalen aan de tussenpersoon. [eiseres] vordert daarom terugbetaling van de courtage en de incassokosten. Dit is in totaal € 967,09 plus de wettelijke rente en de proceskosten. [gedaagde] betwist dat hij zowel voor [eiseres] als de verhuurder heeft opgetreden.
2.3.
Partijen verschillen van mening over de manier waarop [eiseres] wist dat de studio beschikbaar kwam. Volgens [eiseres] heeft zij de studio met de contactgegevens van [gedaagde] op de website van […] gevonden. [gedaagde] zegt dat [eiseres] zich heeft ingeschreven op zijn website en dat hij toen voor haar is gaan zoeken. Voor de beantwoording van de vraag of [gedaagde] twee heren heeft gediend doet de manier waarop [eiseres] de studio heeft gevonden niet ter zake. Dat [gedaagde] voor de verhuurder heeft gewerkt kan ook uit andere feiten en omstandigheden worden afgeleid. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
2.4.
[gedaagde] en de verhuurder kenden elkaar al omdat [gedaagde] toen hij in contact kwam met [eiseres] al op zijn minst één studio van de verhuurder in hetzelfde pand beheerde. Daarnaast heeft [gedaagde] werkzaamheden verricht die in ieder geval
ookin het belang waren van de verhuurder. Zo heeft [gedaagde] de bezichtiging met [eiseres] geregeld en daarvoor de sleutel van de verhuurder gekregen. Daarnaast heeft hij de huurovereenkomst opgesteld en - voorafgaand aan de ingangsdatum van de huurovereenkomst - de eerste huurtermijn en de waarborgsom geïncasseerd.
2.5.
[gedaagde] heeft ook werkzaamheden verricht die
alleenin het belang van de verhuurder zijn. In de door [gedaagde] opgestelde huurovereenkomst staan enkele voor [eiseres] nadelige bepalingen. De huurtermijn is bepaald op minimaal 12 maanden, [eiseres] is een niet-rentedragende waarborgsom verschuldigd, het is verboden om extra of nieuwe sloten te plaatsen zonder voorafgaande toestemming, het is verboden om huisdieren te houden zonder toestemming en de algemene bepalingen van de Raad voor Onroerende Zaken (ROZ) zijn van toepassing verklaard. Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat in de ROZ-bepalingen diverse boetebedingen zijn opgenomen. Daarnaast heeft [gedaagde] op de zitting toegelicht dat hij in de onderhandelingen over de hoogte van de huurprijs heeft bedongen dat daarin een bedrag van € 25,00 per maand was begrepen als vergoeding voor zijn diensten. Hieruit volgt dat (uiteindelijk) het [eiseres] is die betaalt voor de beheerkosten, en niet de verhuurder. Tot slot heeft [gedaagde] zijn best gedaan om te zorgen voor een juiste garantstelling van de moeder van [eiseres] . [gedaagde] heeft hiervoor herhaaldelijk gevraagd om een kopie van haar identiteitsbewijs.
2.6.
Reeds uit het voorgaande kan worden afgeleid dat [gedaagde] óók voor de verhuurder heeft gewerkt. Of hij daarvoor een vergoeding heeft ontvangen of niet is niet relevant. Evenmin is relevant of hij die werkzaamheden pas is gaan verrichten nadat [eiseres] contact met hem had opgenomen of niet. De kantonrechter acht erg geloofwaardig dat [gedaagde] toen [eiseres] contact met hem opnam, geen afspraken met de verhuurder had over het gaan verhuren van deze studio. [gedaagde] had in het pand immers al meerdere studio’s in beheer. Ook was hij bekend met de datum waarop de vertrekkende huurder zou verhuizen. Daar komt bij dat [gedaagde] vóór het sluiten van de bemiddelingsovereenkomst al foto’s van de studio heeft gestuurd aan [eiseres] . Hij betwist verder dat deze studio niet op de website van zijn bedrijf was aangeboden, maar heeft dat verder niet onderbouwd. Dat die inschrijving niet meer te achterhalen is omdat die website niet meer bestaat komt voor zijn risico. Voor het overige heeft hij geen bewijs overgelegd waaruit de juistheid van zijn stelling kan blijken. Evenmin heeft hij getuigenbewijs aangeboden.
2.7.
Uit de voorgaande feiten en omstandigheden moet worden afgeleid dat [gedaagde] voor zowel [eiseres] als de verhuurder heeft gewerkt en op die manier twee heren heeft gediend. Op grond van artikel 7:427 BW in verband met artikel 7:417 lid 4 BW heeft [gedaagde] geen recht op loon (courtage) van [eiseres] . De courtage is daarom onverschuldigd aan [gedaagde] betaald. [gedaagde] zal dit aan [eiseres] moeten terugbetalen met de wettelijke rente vanaf de dag dat de courtage is betaald.
2.8.
[eiseres] vordert ook de incassokosten van € 126,14 omdat zij aan [gedaagde] meermalen een aanmaning heeft gestuurd. [gedaagde] stelt dat hij deze aanmaningen niet heeft ontvangen omdat deze naar zijn oude adres zijn gestuurd. De aanmaningen zijn verstuurd naar hetzelfde adres als het adres waarop [gedaagde] is gedagvaard. Door [gedaagde] is onvoldoende onderbouwd dat dit zijn oude adres zou zijn en per wanneer hij is verhuisd. Omdat [gedaagde] meermalen een aanmaning heeft ontvangen om de courtage terug te betalen en hij dat niet heeft gedaan, heeft [eiseres] recht op de incassokosten.
2.9.
Omdat [gedaagde] ongelijk krijgt wordt hij veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kosten van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 107,26
- griffierecht € 226,00
- salaris gemachtigde €
240,00(2 punten x tarief € 120,00)
Totaal € 573,26

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 967,09 met de wettelijke rente over € 840,95 vanaf 26 oktober 2016 tot de betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 573,26 waarin begrepen € 240,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2019.