ECLI:NL:RBMNE:2019:2479

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
16/011415-19, 16/250537-18 (gev. ttz) en 13/701033-15 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Midden-Nederland inzake woninginbraken en winkeldiefstal met veelvuldige recidive

Op 14 mei 2019 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee woninginbraken en een winkeldiefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 januari 2019 in Almere een hoeveelheid Amerikaanse dollars en diverse sieraden heeft gestolen uit woningen, en op 8 december 2018 een stuk elektronisch gereedschap uit een winkel. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft geoordeeld dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, vanwege de ernst van de feiten en de veelvuldige recidive van de verdachte. De rechtbank heeft ook een vordering van een benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte € 300,- moet betalen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat niet duidelijk was welk deel daarvan al ten uitvoer was gelegd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/011415-19, 16/250537-18 (gev. ttz) en 13/701033-15 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 mei 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N.T.R.M. Franken en van hetgeen mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere, namens verdachte, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/011415-19
Feit 1
op 14 januari 2019 in Almere een hoeveelheid Amerikaanse dollars van [slachtoffer 1] heeft gestolen uit een woning gelegen aan de [adres] door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Feit 2
op 14 januari 2019 in Almere een horloge, een of meer manchetknopen, een of meer dasspelden, een of meer bedels en een bijouteriedoos van [slachtoffer 2] heeft gestolen uit een woning gelegen aan de [adres] door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Parketnummer 16/250537-18 (hierna:feit 3)
op 8 december 2018 in Almere een of meerdere stukken (elektronische)apparatuur/gereedschap heeft gestolen bij de [naam winkel] .
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers
16/011415-19
en
16/250537-18ten laste gelegde feiten respectievelijk als feiten 1 en 2 en 3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle drie de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de drie ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1 [1]
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (met bijlage); [2]
- de bekennende verklaring van verdachte. [3]
Feit 2
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (met bijlagen); [4]
- een proces-verbaal sporenonderzoek; [5]
- de bekennende verklaring van verdachte. [6]
Feit 3 [7]
- een geschrift, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal bij de onderneming [naam winkel] , gevestigd te [vestigingsplaats] ; [8]
- een proces-verbaal van verhoor verdachte met de bekennende verklaring van verdachte. [9]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 14 januari 2019 te [woonplaats] uit een woning gelegen aan de [adres] een hoeveelheid Amerikaanse dollars, die toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2
op 14 januari 2019 te [woonplaats] uit een woning gelegen aan de [adres] een horloge en manchetknopen en dasspelden en bedels en een bijouteriedoos, die toebehoorden aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 3
op 8 december 2018 te [vestigingsplaats] een stuk elektronisch gereedschap, dat toebehoorde aan de [naam winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Dit geldt in het bijzonder het adres van de in feit 1 genoemde woning, dat de rechtbank leest als 35 in plaats van 15 zoals ten laste gelegd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 en 2
Telkens: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 3
diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting die het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) heeft opgesteld en met wat er in soortgelijke zaken aan straf wordt opgelegd. Hij heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van maximaal een jaar op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, namelijk twee woninginbraken en een winkeldiefstal. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken bovenal een forse inbreuk op de privacy en het gevoel van veiligheid van de bewoners. Woningen zijn bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het is voor de slachtoffers vaak bijzonder onaangenaam dat er iemand in hun woning is geweest en hun persoonlijke spullen heeft doorzocht. Door zijn handelen heeft verdachte dit gevoel van veiligheid aangetast. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal, welk soort feiten bij winkeliers aan de orde van de dag zijn en die bij hen de nodige materiële schade en tijdverspilling teweeg brengen. Verdachte heeft bij dit alles slechts gehandeld uit eigen financieel gewin en laten zien geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
De persoon van de verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 26 maart 2019, waaruit blijkt dat verdachte eerder en veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Hierbij is meermalen een gevangenisstraf voor langere duur opgelegd. Ook heeft verdachte in 2016 een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar opgelegd gekregen. Eerder is in 2008 de tenuitvoerlegging bevolen van een in 2007 voorwaardelijke opgelegde ISD-maatregel. Verdachte heeft uit de hem hiervoor opgelegde straffen kennelijk geen lering getrokken en ook de meermaals opgelegde ISD-maatregel heeft niet het gewenste effect gehad.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met een reclasseringsadvies van 7 februari 2019, uitgebracht door [A] van Reclassering Nederland. De reclassering adviseert de rechtbank om verdachte bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Verdachte wenst niets te maken te hebben met de reclassering, staat niet open voor hulp om van zijn verslaving af te komen of voor enige vorm van begeleiding in het kader van een voorwaardelijke straf, waardoor reclasseringscontact niet uitvoerbaar wordt geacht.
De straf
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. De LOVS-oriëntatiepunten gaan voor een voltooide woninginbraak uit van een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden in geval van veelvuldige recidive. Bij winkeldiefstal is dat bij veelvuldige recidive een gevangenisstraf voor de duur van een maand. Nu de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van twee woninginbraken en een winkeldiefstal telt de rechtbank de straffen die op deze feiten staan in dit geval bij elkaar op. Anders dan de raadsman ziet de rechtbank gelet op de hierboven aangehaalde justitiële documentatie van verdachte geen reden om in het voordeel van verdachte van voornoemde LOVS-oriëntatiepunten af te wijken en gelet op verdachtes weigerachtige houding ten opzichte van reclasseringscontact, ziet zij evenmin aanleiding voor bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is en zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 300,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 tenlastegelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering voor toewijzing vatbaar is, maar dat de schadevergoedingsmaatregel daarbij niet moet worden opgelegd. Deze is er immers niet om meer leed toe te brengen aan verdachte. Omdat verdachte al enorme schulden heeft, zou hij door oplegging van de schadevergoedingsmaatregel in (nog) grotere financiële problemen geraken.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 300,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
Ondanks dat de raadsman heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen, ziet de rechtbank geen aanleiding dit niet te doen. De rechtbank acht het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel noodzakelijk als waarborg voor betaling aan de benadeelde partij. Zij zal dan ook ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 300,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 6 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13/701033-15. Reden hiervoor is dat uit het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte blijkt dat een deel van de voorwaardelijke straf al ten uitvoer is gelegd bij arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 25 maart 2016. Het is echter onduidelijk welk deel van de voorwaardelijke straf ten uitvoer is gelegd en welk deel nog niet. De raadsman heeft zich bij het standpunt van de officier van justitie aangesloten. De rechtbank volgt de officier van justitie en de raadsman op dit punt en zal de vordering tot tenuitvoerlegging bij deze stand van zaken afwijzen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 (parketnummer 16-011415-19) en 3 (parketnummer 16-250537-18) tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 (parketnummer 16-011415-19) en 3 (parketnummer 16-250537-18 ) bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
15 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij[slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 300,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 300,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 6 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-701033-15
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en M. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Carbo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 mei 2019.
Mr. Hoekstra is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16-011415-19
1
hij op of omstreeks 14 januari 2019 te Almere, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid Amerikaanse dollars, in elk geval enig goed en/of geldbedrag(en), dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) en/of goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking
en/of inklimming;
2
hij op of omstreeks 14 januari 2019 te Almere, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) een horloge en/of één of meer manchetkno(o)p(en) en/of één of meer dasspeld(en) en/of één of meer bedel(s) en/of een bijouteriedoos, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Parketnummer 16-250537-18
hij op of omstreeks 8 december 2018 te Almere een of meerdere stukken (electronische)apparatuur/gereedschap, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [naam winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 15 januari 2019, genummerd PL0900-2019014648, opgemaakt door politie Midden-Nederland, districtsrecherche Flevoland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 1028. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 501- 502.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring d.d. 16 januari 2019, blad 1.
4.Pagina 802 - 803.
5.Pagina 809.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring d.d. 16 januari 2019, blad 1.
7.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 9 december 2018, genummerd PL0900-2018352741, opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Flevoland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 16. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
8.Pagina 3.
9.Pagina 15.