4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor de feiten 1, 2 en 3
In het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij is door verbalisant [verbalisant 1] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 15 juni 2016 werd een onderzoek ingesteld in het bedrijfspand aan de [adres] te [woonplaats] . Op dit adres staat ingeschreven [verdachte] . In het pand bleek een hennepkwekerij aanwezig, waarvan de planten kennelijk waren geoogst. Ik zag in een soort voorraadkamer diverse pallets met goederen en zakken potgrond. Ook zag ik een aantal lichtgewicht groen/grijze gasflessen staan. Rechts van mij stonden ook diverse pallets met goederen. In een grote kweektent trof ik diverse pallets met zwarte jerrycans met daarop de letters A en B. Ik weet dat de groeimiddelen Cocos A en Cocos B gebruikt worden om hennepplanten optimaal te laten groeien. Ik telde de jerrycans en kwam tot de conclusie dat er 319 volle ongebruikte 20 liter jerrycans stonden. Ik telde zeven pallets met elk zestig zakken hydro coco 60/40, vijf zwarte ventilatoren, één doos met zwarte filters, elf dozen met koolstoffilters, drie zakken met tuinaarde, drie grote kachels, zes waterpompen, vijf groen/grijze gasflessen, elf rollen met waterslang, twee Stahlmann kachels, twee Uvonair luchtzuiveringssystemen en twee slakkenhuizen. Op het dak van de kweekruimte stonden ook een aantal dozen. Ik zag dat in deze dozen diverse goederen zaten, namelijk twaalf armaturen, twee hygro-schakelaars, twee kweektenten, twee CO2-boxen (zogenaamde hotbox), één doos met kabels en twee schakelborden voorzien van tijdschakelaars. Onder de portocabin trof ik 28 assimilatielampen aan.
De vier kweekbakken in kweekruimte 1 waren leeg. Ik telde 918 gebruikte lege potten. In de hoek tegen de achterwand trof ik een tafel met hierin twee geïntegreerde cannacutters, waarvan in één henneptoppen lagen. Toen ik het rooster uit de cannacutter haalde, trof ik een hoeveelheid geknipte natte hennepresten aan.
In kweekruimte 2 stonden 916 gebruikte lege potten.
Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring dat het hennepplanten waren. Ik stelde voor een representatieve bemonstering een aantal hennepplanten veilig. Deze monsters zijn getest en de test gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC.
Uit de ruimlijst hennep volgt dat in het pand ook nog zijn aangetroffen: 28 transformatoren in kweekruimte A en 28 in kweekruimte B, 4 verwarmingselementen en 6 opticlimates.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] vermeldt dat één sealbag met inbeslaggenomen hennep 60 gram hennep bevatte en één sealbag 760 gram hennep.
In een proces-verbaal van bevindingen is door verbalisant [verbalisant 2] geverbaliseerd dat op 15 juni 2016 in het pand één manspersoon nabij de overheaddeur werd aangetroffen en dat zich achterin het pand, in een afgesloten ruimte, nog acht personen bevonden.Onder deze personen bevond zich verdachte.
Getuige [getuige] heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben eigenaar van het bedrijfspand aan de [adres] te [woonplaats] . Het pand is gehuurd door [verdachte] . De ingangsdatum van het contract is 1 december 2013.
Uit de bij het verhoor gevoegde huurovereenkomst volgt dat de overeenkomst is aangegaan met [naam] , een bedrijf dat door verdachte wordt vertegenwoordigd.Ook de huurbetalingen werden gedaan vanaf een betaalrekening op naam van [naam] .
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] met betrekking tot het onderzoek naar het energieverbruik voor het bedrijfspand aan de [adres] staat het volgende, zakelijk weergegeven:
Het verbruik in de periode van 25 maart 2013 tot 11 december 2013, de periode voordat verdachte het pand huurde, was 99,94 kilowatt per dag. Het verbruik tijdens de huur van het pand door verdachte was 818,19 kilowatt per dag.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen vast dat het pand aan de [adres] in [woonplaats] door verdachte werd gehuurd. Op het moment dat de politie in dit pand binnentrad, was verdachte daar samen met acht anderen aanwezig.
De verklaring van verdachte dat hij het deel van het pand waarin zich de hennepkwekerij bevond aan [A] heeft onderverhuurd, waarbij door verdachte ook een huurovereenkomst met aangehecht kopie van het identiteitsbewijs van [A] is overgelegd, acht de rechtbank niet aannemelijk, gelet op de volgende omstandigheden. Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie weliswaar verklaard dat hij het pand had onderverhuurd, maar heeft hier verder niet over willen verklaren en ook de naam van de onderhuurder niet willen noemen. Pas toen op de terechtzitting van 21 januari 2019 door de raadsman werd verzocht om [A] te horen als getuige zijn daarna diens personalia verstrekt en kort voor de terechtzitting van 21 mei 2019 is door de raadsman de huurovereenkomst met een kopie van het paspoort van [A] versterkt. [A] , die verder in het dossier niet voorkomt, bleek op 9 februari 2016 te zijn overleden, dus vier maanden voordat de hennepkwekerij door de politie werd aangetroffen. De verklaring van verdachte kan zodoende niet meer bij [A] worden geverifieerd. Verdachte heeft verder ter terechtzitting een onduidelijke verklaring afgelegd over de manier waarop hij de huurpenningen van [A] ontving – namelijk dat hij het niet meer precies wist en dat het bedrag in contanten ergens werd neergelegd of dat het aan zijn vader werd gegeven. De vader van verdachte heeft hier echter niet over verklaard. Ook heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat later ene [B] het geld kwam brengen en dat de huurprijs ook nog een aantal maanden na het overlijden van [A] werd betaald. [A] zou volgens de verklaring van verdachte ook de energiekosten aan hem hebben betaald. De rechtbank heeft verdachte hier op de terechtzitting over bevraagd, maar verdachte wist zelf niet wat de hoogte van de energiekosten was en kon niet uitleggen hoe dit dan aan [A] werd doorberekend. Verdachte kon of wilde ook niet verklaren of het een groot of klein bedrag was dat hij naast de huur voor de energie van [A] ontving. Dat [A] zelf bepaalde hoeveel hij voor de energiekosten betaalde, gelooft de rechtbank niet, te meer nu het verdachte was die, via een rekening op naam van zijn bedrijf [naam] , de forse energierekeningen van Liander betaalde.
Ook de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij in het pand niet bij het gedeelte kon komen waar de hennepkwekerij was opgebouwd, omdat dit was afgesloten, vindt geen steun in het dossier nu dit verder nergens uit blijkt.
Ten slotte vindt de rechtbank het ongeloofwaardig dat verdachte, nadat hij de hennepkwekerij in een door hem onderverhuurd deel van het pand zou hebben ontdekt, zelf met hulp van vrienden en kennissen, van wie een aantal bovendien antecedenten heeft op het gebied van de Opiumwet en eerder is aangehouden in een hennepkwekerij, ter voorkoming van ontdekking de kwekerij is gaan opruimen, in plaats van dat hij de politie heeft ingelicht over deze hennepkwekerij. Gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen voorwerpen is het daarbij overigens ook nog de vraag wát er precies is opgeruimd. Ook daar heeft verdachte geen antwoord op kunnen of willen geven.
Het is op grond van vorenstaande dat de rechtbank geen geloof hecht aan de verklaring van verdachte en aan de door hem overgelegde huurovereenkomst met [A] . Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 1 ten laste gelegde teelt van hennep en het onder 3 tenlastegelegde opzettelijk aanwezig hebben van hennep wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank dat het dossier geen enkele aanleiding geeft om te veronderstellen dat verdachte zou stoppen met de teelt van hennep. Alle apparatuur en plantenpotten waren in het pand aanwezig toen de politie daar op 15 juni 2016 binnentrad. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte de intentie had om met de onder feit 2 genoemde stoffen en voorwerpen de al bestaande grootschalige kwekerij in stand te houden en acht zij ook het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.