8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is op klaarlichte dag met een grote bijl naar de Jumbo Supermarkt in Amersfoort gegaan en heeft twee kassamedewerkers gesommeerd de kassalades open te maken en hem geld te geven. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het afpersen van deze twee caissières. Hierbij heeft hij een geldbedrag van € 1.055,- buitgemaakt.
Een dergelijk feit veroorzaakt niet alleen bij de directe slachtoffers gevoelens van onveiligheid en angst, maar ook bij de maatschappij in het algemeen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zich tijdens de overval op geen enkele manier heeft bekommerd om de gevoelens van de medewerkers en klanten van de supermarkt, waaronder een jong kind. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen daarvan nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden. Dat is ook gebleken gezien de op de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] , waarin zij heeft duidelijk gemaakt dat de overval voor haar en haar collega grote gevolgen heeft gehad en hun werkplezier heeft aangetast.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op twee rapporten van deskundigen.
Dr. D.J. Vinkers, psychiater, heeft een Pro Justitia rapport opgesteld, gedateerd op
8 november 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene weigert onderzocht te worden. (…) Het is aannemelijk dat de weigering van het onderzoek voortkomt uit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van betrokkenes geestvermogens. Betrokkene is op basis van de beschikbare gegevens bekend met schizofrenie, zwakbegaafdheid en harddrugsgebruik. Betrokkene stond met een RM onder ambulante begeleiding en woonde in een beschermde omgeving bij Kwintes. Uit het overleg met zijn FACT begeleider van GGZ Centraal en met de vader van betrokkene blijkt dat het de laatste maanden steeds slechter ging met betrokkene. (…) Door vader werd aangedrongen op een klinische opname.
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd op 12 december 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Betrokkene was ten tijde van het delict onder invloed van alcohol en drugs. In de periode voor onderhavig delict, ging het met betrokkene, die is gediagnosticeerd met schizofrenie en een verstandelijke beperking, steeds slechter en ging hij alcohol en drugs gebruiken.
De heer [verdachte] woonde in een woning van Kwintes en de afgelopen periode was het onduidelijk of hij zijn woning kon behouden. Vanwege zijn verslechterde toestand was hij aangemeld voor een opname in de kliniek Juliana-Oord, maar er was een wachtlijst waardoor hij niet direct geplaatst kon worden. Betrokkene was in behandeling van het FACT team van GGZ Centraal en hij heeft sinds dertien jaar een RM lopen die hij zelf elk jaar aanvraagt. Desondanks kon de situatie zo uit de hand lopen dat betrokkene onderhavig delict pleegde.
Inmiddels is het huis van betrokkene ontruimd en zal hij na zijn detentie vooralsnog dakloos zijn, wat de kans op recidive aanmerkelijk zal vergroten. Betrokkene heeft een zeer beperkt sociaal netwerk en er wordt een te groot beroep gedaan op de vader van betrokkene.
Vooralsnog achten wij een RM onvoldoende waarborg bieden voor het verlagen van het recidiverisico. Wij vinden daarom een klinische opname en aansluitend een opname in een beschermde woonvorm als bijzondere voorwaarden en een reclasseringstoezicht noodzakelijk.
Het recidiverisico schat de Reclassering in als ‘hoog’ , evenals het risico op letselschade. Het risico dat verdachte zich onttrekt aan eventueel aan verdachte op te leggen voorwaarden schat de Reclassering in als ‘gemiddeld’.
De Reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden (te weten: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, begeleid wonen of maatschappelijk opvang en een locatieverbod) aan verdachte op te leggen. Door de rapporteur wordt opgemerkt dat het van belang is dat verdachte aansluitend aan zijn detentie voor behandeling wordt opgenomen in een forensische kliniek. Tenslotte wordt de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden geadviseerd.
Uit een door de verdediging overgelegd e-mailbericht van 20 december 2018, blijkt dat verdachte inmiddels staat ingeschreven bij FPA De Schelde. De raadsvrouw heeft ter zitting naar voren gebracht dat de wachtlijst in beginsel niet lang is, maar dat wel eerst een beslissing van de rechtbank nodig is.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 26 november 2018, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft ten aanzien van een winkeloverval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar als oriëntatiepunt voor de straftoemeting.
De rechtbank ziet in het dossier en de rapporten van de deskundigen aanleiding om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank weegt verder in het voordeel van verdachte mee dat hij voorafgaande aan de overval psychische hulp heeft gezocht, die hij helaas door een wachtlijst niet tijdig heeft kunnen krijgen. Ook heeft verdachte ter zitting meermalen zijn excuses aangeboden aan de slachtoffers. Dit alles maakt dat de rechtbank zal afwijken van het oriëntatiepunt van de LOVS. Tegelijkertijd kan niet worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de duur die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd en een proeftijd van twee jaar bepalen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op voornoemd reclasseringsrapport is de rechtbank van oordeel dat de rechtbank er ernstig rekening mee moet houden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zal worden opgelegd dadelijk uitvoerbaar zijn.
9 BENADEELDE PARTIJ
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 644,95, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 244,95 aan materiële schade en € 400,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.582,16, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit
€ 1.082,16 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.