Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres exploiteert in het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] (het pand) een salsadansschool (de dansschool). Verweerder heeft bij besluit van 25 juni 2015 aan eiseres voor het in strijd met het bestemmingsplan vestigen van de dansschool een omgevingsvergunning (de bestaande omgevingsvergunning) verleend. Op 20 oktober 2017 heeft eiseres een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het uitbreiden van de activiteiten van de dansschool. Vervolgens heeft verweerder de besluiten zoals vermeld onder ‘Procesverloop’ genomen.
2. Eiseres voert aan dat haar bedrijfsvoering, inclusief de aangevraagde activiteiten, niet in strijd is met het bestemmingsplan of in ieder geval past binnen de bestaande omgevingsvergunning. Zij had dan ook verwacht dat verweerder op haar aanvraag zou besluiten dat de aangevraagde activiteiten niet vergunningplichtig zijn of binnen de bestaande vergunning vallen. Verder vindt eiseres dat verweerders besluitvorming niet zorgvuldig is verlopen.
3. Voor het pand geldt het bestemmingsplan ‘Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen’ (het bestemmingsplan). Het perceel [adres] heeft de bestemming ‘Gemengd 1’ met de functieaanduiding ‘maatschappelijk’ en de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’.
4. De rechtbank stelt vast dat het pand op grond van artikel 7 van het bestemmingsplan op de begane grond is bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, detailhandel en dienstverlening en vanaf de eerste verdieping is bestemd voor wonen. De dansschool past niet binnen deze bestemming. Verweerder heeft met de bestaande omgevingsvergunning aan eiseres toestemming verleend om af te wijken van het bestemmingsplan voor het gebruik van het pand als dansschool.
5. De rechtbank stelt verder vast dat aan de bestaande omgevingsvergunning geen voorschriften zijn verbonden die de activiteiten van de dansschool beperken. Ook is in de bestaande omgevingsvergunning geen verwijzing opgenomen naar de toenmalige aanvraag en evenmin is bepaald dat die aanvraag onderdeel uitmaakt van de vergunning. Naar het oordeel van de rechtbank maakt (de inhoud van) deze aanvraag daarom geen onderdeel uit van de bestaande omgevingsvergunning. Verweerder heeft in 2015 de keuze gemaakt om voor de toen toegestane activiteiten alleen de vage norm ‘dansschool’ te stellen. Tegen de bestaande omgevingsvergunning is geen bezwaar en beroep ingesteld. De in deze vergunning opgenomen norm is dus in rechte vast komen te staan. De activiteiten van de dansschool moeten hieraan voldoen. Verweerder moest de nieuwe aanvraag van eiseres in het licht van deze norm beoordelen. Bij de vraag of voor de nieuwe activiteiten wel of niet een omgevingsvergunning nodig is, kan verweerder dus niet terugvallen op beperkingen (in tijd of omvang) die in de aanvraag van de bestaande omgevingsvergunning aan de dansschool zijn gesteld. Die beperkingen zijn immers niet in de bestaande omgevingsvergunning overgenomen.
Mocht verweerder de omgevingsvergunning weigeren?
6. De rechtbank zal beoordelen of verweerder de door eiseres op 20 oktober 2017 ingediende aanvraag mocht weigeren. Deze beoordeling vindt plaats op grond van de door eiseres ingediende aanvraag en dus niet op grond van de huidige feitelijke situatie en de wijze waarop eiseres hierover adverteert. Als de derde-partij vindt dat die huidige situatie afwijkt van de bestaande omgevingsvergunning dan kan zij dat als zij dat wil in een handhavingsprocedure bij verweerder aan de orde stellen.
7. Eiseres heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor aanvullende activiteiten van de dansschool, namelijk voor het organiseren van twee soorten dansavonden:
op iedere donderdagavond vrijdansen voor cursisten van de dansschool en andere salsadansscholen uit [vestigingsplaats] en directe omgeving tot uiterlijk 1.00 uur;
twee keer per maand een salsa ‘social’ voor iedereen die kan salsadansen op zaterdagavond tot 2.30 uur. Op deze avonden zal volgens de aanvraag een entreeprijs worden gevraagd.
De bar zal op beide avonden geopend zijn.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat op grond van de bestaande vergunning dansavonden zijn toegestaan, als het dansen uitsluitend is voorbehouden aan cursisten van de dansschool, deze geen zelfstandige bezoekersstroom trekken, binnen de reguliere openingstijden van een dansschool plaatsvinden en de baractiviteiten ondergeschikt zijn aan de dansactiviteiten. De door eiseres nu aangevraagde dansavonden voldoen volgens verweerder niet aan deze eisen en zijn daarom in strijd met de bestaande vergunning.
9. De rechtbank kan verweerder niet volgen in dit standpunt. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ruime norm in de bestaande omgevingsvergunning niet kan worden gezegd dat de door eiseres aangevraagde activiteiten niet passend zijn binnen deze vergunning. De aard van de activiteiten die door eiseres zijn aangevraagd is gerelateerd aan een salsadansschool. Dat deze activiteiten voor een gedeelte andere bezoekers zullen aantrekken dan de reguliere danslessen en dat er tijdens de salsasocials entree wordt geheven maakt dit niet anders. Ook voor deze bezoekers geldt dat ze de dansschool bezoeken om beter te worden in salsadansen. Aan de bestaande vergunning zijn geen voorschriften verbonden over openingstijden, dus ook daaraan kunnen door verweerder geen eisen worden gesteld. In de aanvraag staat slechts vermeld dat de bar open zal zijn. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank niet beoogd om de bar tot een zelfstandige functie te maken. Bezoekers van de dansavonden worden in de gelegenheid gesteld om tijdens of na het oefenen van het salsadansen een drankje te nemen. Het heffen van entree is naar het oordeel van de rechtbank bovendien niet bepalend voor de vraag of een activiteit wel of niet bij een dansschool past.
10. De conclusie van het voorgaande is dat de door eiseres aangevraagde activiteiten passen binnen de bestaande omgevingsvergunning. Voor deze activiteiten heeft eiseres dus geen nieuwe vergunning nodig. Verweerder heeft de omgevingsvergunning ten onrechte geweigerd. Voor hem bestond er geen andere mogelijkheid dan de aanvraag afwijzen. De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 mei 2017 (ECLI:RVS:2017:1267). Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit, wegens strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
11. Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat zij met haar beroep vooral duidelijkheid wil krijgen of de aangevraagde activiteiten onder de bestaande omgevingsvergunning wel of niet zijn toegestaan. Omdat de rechtbank deze duidelijkheid hiervoor heeft gegeven en omdat die beoordeling al leidt tot een vernietiging van het bestreden besluit, hoeven de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd over de zorgvuldigheid van de besluitvorming geen bespreking meer.
12. Er is geen nadere afweging door verweerder meer nodig, zodat de rechtbank zelf in de zaak zal voorzien. De rechtbank zal het bezwaar gegrond verklaren, het primaire besluit herroepen en de aanvraag afwijzen.
Wat betekent dit voor eiseres?
13. Eiseres mag op grond van de bestaande vergunning ook vrijdansavonden en salsasocials organiseren. Dit betekent echter geen carte blanche voor eiseres voor het ontplooien van allerlei activiteiten. Eiseres zal zich bij alle activiteiten die zij organiseert moeten afvragen of deze nog passen binnen de norm ‘dansschool’.
Griffierecht en proceskosten
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep. De rechtbank ziet geen aanleiding om bij het bepalen van de hoogte van deze kosten af te wijken van het Besluit proceskosten bestuursrecht, zoals eiseres verzoekt. Zij stelt de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.048,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).