4.3Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/039745-19
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
Op grond van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte en aangever [aangever] waren op 30 januari 2019 om 22:00 uur in een coffeeshop in Utrecht en zijn daarna samen naar de woning van aangever [aangever] gegaan. De vader van aangever [aangever] heeft verklaard dat zijn zoon kort in de woning is geweest en daarna met twee Marokkaanse jongens weer weg is gegaan. De telefoon van verdachte heeft tot 23:46 uur palen aangestraald in de buurt van park Transwijk in Utrecht. Om 00:45 uur is aangever [aangever] buiten bewustzijn aangetroffen op de Beneluxlaan. Verschillende getuigen hebben kort daarvoor iemand om hulp horen roepen. De telefoon en OV-chipkaart van aangever [aangever] zijn bij verdachte thuis aangetroffen.
Aangever [aangever] heeft verklaard dat hij in park Transwijk met geweld is beroofd van zijn telefoon, geld en pasjes. Hij heeft verklaard dat verdachte actief bij de beroving betrokken was. Verdachte heeft verklaard dat hij, nadat hij met aangever [aangever] bij diens woning was geweest, naar huis is gelopen en niet bij de beroving betrokken is geweest. Hij heeft aangegeven dat hij nog geld moest krijgen van aangever [aangever] en de telefoon en pasjes daarom van hem als onderpand heeft gekregen.
Hoewel de rechtbank vraagtekens zet bij de verklaring van verdachte, kan zij op grond van het dossier niet uitsluiten dat het gegaan is zoals verdachte stelt. Op grond van de wettige bewijsmiddelen kan niet onomstotelijk worden vastgesteld dat verdachte de goederen van aangever [aangever] door middel van geweld heeft weggenomen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de door aangever [aangever] afgelegde verklaringen inconsistenties bevatten, dat de juiste tijdlijn niet goed is vast te stellen om de gebeurtenissen op een logische wijze in de tijd te plaatsen en dat het, mede daardoor, niet duidelijk is geworden wat er tussen het moment waarop aangever [aangever] en verdachte weggingen bij de woning van aangever [aangever] en het moment waarop aangever [aangever] is aangetroffen, is gebeurd, en wat de betrokkenheid van verdachte daarbij was. Verdachte zal daarom van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zich op 15 februari 2019 omstreeks 01:15 uur op het Centraal Station te Utrecht bevond. In de Albert Heijn to go raakte hij in gesprek met drie jongens. Hij kan deze jongens als volgt omschrijven:
Jongen 1:
- licht getinte huidskleur;
- vermoedelijk van origine van Marokkaanse afkomst;
- ongeveer 18 tot 19 jaar oud;
- ongeveer 180 centimeter lang;
- kort zwart haar;
- normaal tot breed postuur;
- geen gezichtsbeharing;
- droeg sportieve kleding.
Jongen 2:
- licht getinte huidskleur;
- vermoedelijk van origine van Marokkaanse afkomst;
- ongeveer 18 tot 19 jaar oud;
- ongeveer 175 centimeter lang;
- kort krullend zwart haar;
- tenger postuur;
- geen gezichtsbeharing;
- droeg sportieve kleding.
Jongen 3:
- licht getinte huidskleur;
- vermoedelijk van origine van Marokkaanse afkomst;
- ongeveer 18 tot 19 jaar oud;
- kort zwart achterover gekamd haar;
- geen gezichtsbeharing;
- hield zich op de achtergrond, bemoeide zich niet echt met de gesprekken;
- droeg sportieve kleding.
Vanaf het Centraal Station liep hij met de jongens richting het Molenpark. De jongens en hij zijn op het speelveld van het Molenpark op een bankje gaan zitten. Hij zag en voelde dat jongen 1 hard op de achterzijde van zijn hoofd sloeg. Hij vermoedt dat jongen 1 met zijn gebalde vuist sloeg. Hij zag vervolgens dat jongen 1 en jongen 2 een mes uit hun jas pakten. Hij zag dat ze de messen met de punt in zijn richting hielden.Hij hoorde de jongens zeggen dat ze zijn tas, telefoon en portemonnee wilden hebben. Hij hoorde jongen 1 vervolgens zeggen dat hij met zijn knieën op de grond moest gaan zitten. Omdat de jongens messen in hun handen hielden en op zijn lichaam gericht hielden, heeft hij zijn portemonnee en mobiele telefoon nabij het bankje neergelegd. Zijn rugtas stond nog bij het bankje. In de rugtas zat onder meer zijn laptop. Hij zag en voelde dat jongen 3 hem vanaf zijn achterzijde vastgreep. Hij zag en voelde dat de drie jongens hem tegelijk sloegen. Op een gegeven moment kwam hij op de grond te liggen. Hij zag en voelde dat hij door de jongens werd geslagen en geschopt. Hij voelde over zijn gehele lichaam pijn. Hij zag en voelde dat hij met geschoeide voeten tegen zijn hoofd werd getrapt. Hij zag en voelde dat alle drie de jongens tegen zijn hoofd trapten.
Bijlage goederen:
- telefoon: Apple iPhone 5s, kleur grijs;
- portable computer: Apple MacBook Pro;
- rugzak, kleur blauw;
- portemonnee;
- bankbescheiden;
- geld:70 euro;
- hoofdtelefoon: draadloze oordopjes van Apple;
- acculader: oplader telefoon en laptop;
- parfumerieën;
- verschillende toiletartikelen.
Verbalisant [verbalisant 1] zag op 15 februari 2019 omstreeks 01:45 een man op hem af komen lopen. Hij zag dat de man een bebloed hoofd had. Hij hoorde de man zeggen: “Ik ben zojuist overvallen. Ik ben geslagen en geschopt tegen mijn hoofd. Ze hebben mijn spullen weggenomen!”.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de beelden van het Centraal Station Utrecht bekeken. Zij zag op de beelden de aangever [slachtoffer 1] lopen in het gezelschap van drie andere personen.Aan aangever [slachtoffer 1] is een schermafbeelding van deze beelden getoond. Aangever [slachtoffer 1] heeft bij de betreffende personen de cijfers 1, 2 en 3 gezet. Deze komen overeen met de opgegeven signalementen vanuit de aangifte. Jongen 1 op de foto betreft de aangehouden verdachte [medeverdachte 1] . Jongen 2 op de foto betreft de aangehouden verdachte [verdachte] .
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de beschikbaar gestelde opnamen van 15 februari 2019 bekeken. Door hem is het navolgende bevonden:
00:57 De drie verdachten in beeld in Stationshal. Achter verdachte 3 loopt de aangever [slachtoffer 1] . Ze verlaten het station via de uitgang Jaarbeursplein te Utrecht. De drie verdachten zijn herkend als:
1: [medeverdachte 1]
2: [verdachte]
3: [medeverdachte 2]
01:03 De drie verdachten en de aangever lopen op het Jaarbeursplein, in de richting van Westplein.
01:05 Ze steken het Westplein over.
01:05 Hierna lopen ze uit het zicht van de bewakingscamera.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij in de nacht van donderdag 14 februari op vrijdag 15 februari 2019 samen met [medeverdachte 1] en [verdachte] was. Zij zijn naar de Albert Heijn to go in de stationshal geweest. Zij kwamen daar een Syrische man tegen. Zij zijn met hem opgelopen.
Op 16 februari 2019 zijn verbalisanten binnengetreden in de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Op dit adres staat onder andere [verdachte] ingeschreven.In de slaapkamer van [verdachte] is onder meer een rugtas van het merk Cast Iron in beslag genomen. In de berging, behorende bij de woning, is een Apple MacBook Pro (laptop) in beslag genomen.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft telefonisch contact opgenomen met aangever [slachtoffer 1] . Zij vroeg hem zijn rugzak te omschrijven. Zij hoorde hem verklaren dat zijn tas een rugzak betrof van het merk Cast Iron en dat de tas blauw/denim van kleur was. Zij hoorde hem verklaren dat er een oplader van de MacBook, lenzenvloeistof van het merk Optifree, een blauwe waterfles van het merk Dopper en een lenzenhouder in de kleur groen en wit. Van opsporingsambtenaar [verbalisant 4] , die bij de doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] aanwezig was, ontving zij twee foto’s waarop een rugzak van Cast Iron te zien was. [verbalisant 4] gaf aan dat er onder andere een flesje lenzenvloeistof, een houder voor lenzen in de kleur groen met wit, een blauwe Dopper fles en een oplader voor een Apple MacBook, inzaten.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de in de woning aan de [adres] te [woonplaats] aangetroffen en inbeslaggenomen Apple MacBook Pro bekeken en aangezet. Zij zag de gebruikersnaam [gebruikersnaam] verschijnen. Zij zag dat er over de ingebouwde webcam een zilverkleurig stickertje geplakt was. Door haar werd telefonisch contact gezocht met aangever [slachtoffer 1] . Zij vroeg hem wat zijn gebruikersnaam was. Zij hoorde dat het [gebruikersnaam] was. Zij vroeg hem ook naar de webcam. Zij hoorde hem zeggen dat hij daar een klein
zilverkleurig stickertje over had geplakt. De aangetroffen Apple MacBook betreft de weggenomen MacBook van aangever [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 26 januari 2019 omstreeks 01:45 uur in Hoog Catharijne in Utrecht liep. Nabij restaurant Comptoir Libanais (de rechtbank begrijpt: op de Catharijne Esplanade) zag hij jongens staan. De signalementen van deze jongens waren:
Dader 1 (de jongen die hem heeft mishandeld)
- licht getinte huidskleur;
- lichtblauwe trainingsjas van Real Madrid.
Dader 2:
- licht getinte huidskleur;
- zwarte Paris Saint Germain trainingsjas.
Dader 1 en 2 kwamen dicht voor hem staan, op ongeveer 50 centimeter afstand. Hij voelde dat ze aan zijn broekzakken voelden. In zijn broekzakken zaten aan de voorzijde zijn telefoon en portemonnee. Hij herinnert zich dat ze het steeds over zijn portemonnee en telefoon hadden. Het was duidelijk dat ze die wilden hebben. Dit hebben zij ook meerdere malen gezegd. Hij voelde zich erg geïntimideerd door de jongens. Hij wilde hen zijn spullen niet geven en dat zei hij ook. De daders drongen hem steeds verder van de groep weg. Terwijl zij dat deden, bleven ze voelen aan zijn broekzakken. [slachtoffer 4] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 4] ) kwam er dat moment bij staan. Hij zag dat [slachtoffer 4] een kopstoot kreeg van dader 1 of 2. Vanuit het niets zag hij dat dader 1 een soort aanloopje zijn richting op nam en met zijn tot vuist gebalde rechterhand uithaalde richting zijn gezicht. Hij voelde dat dader 1 hem schampte met zijn vuist tegen zijn linker jukbeen. Hij heeft een trap tegen zijn linker bovenbeen gekregen.
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 26 januari 2019 omstreeks 02:00 uur in winkelcentrum Hoog Catharijne in Utrecht liep. Hij zag dat [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) met twee andere jongens tegen een plantenbak aan stond.
Hij kan jongen 1 als volgt omschrijven:
- Marokkaanse afkomst of iets soortgelijks;
- Zwarte krulletjes.
Hij kan jongen 2 als volgt omschrijven:
- Huidskleur donkerder dan nummer 1, vermoedelijk Antilliaans.
Hij is er naartoe gelopen en is naast [slachtoffer 3] gaan staan. Uit het niets tikte één van de jongens met zijn hoofd tegen zijn hoofd. Direct hierna deed de andere jongen dat ook bij hem. Jongen 1 deed het vervolgens nog een keer. Hij voelde dat hij van jongen 1 een klap op zijn linkeroog kreeg. Volgens hem sloeg de jongen met zijn rechter vuist. Jongen 1 begon toen verder op hem in te slaan. Hij hoorde later dat jongen 2 hem getrapt heeft.
Verbalisant [verbalisant 5] heeft de opnamen van de bewakingscamera’s van Hoog Catharijne bekeken. Door de verbalisant werd het volgende bevonden:
01:50:42 Verdachte 1 geeft een kopstoot aan slachtoffer 2.
01:50:43 Verdachte 2 geeft eveneens een kopstoot aan slachtoffer 2.
01:50:47 Verdachte 1 slaat slachtoffer 2.
01:50:49 Verdachte 2 schopt slachtoffer 2.
01:50:49 Verdachte 1 slaat slachtoffer 2 ter hoogte van zijn gezicht.
01:50:57 Verdachte 2 geeft slachtoffer 2 een schop in de richting van de benen.
01:51:30 Verdachte 1 en verdachte 2 slaan beiden in het gezicht van slachtoffer 1.
01:51:32 Verdachte 2 slaat nogmaals richting het gezicht van slachtoffer 1.
Verdachte 1 neemt een korte aanloop en schopt slachtoffer 1 tegen zijn lichaam.
01:51:49 Verdachte 1 slaat slachtoffer 2.
01:51:51 Verdachte 2 slaat slachtoffer 2 nogmaals.
01:52:06 Verdachte 2 verlaat Hoog Catharijne.
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 5] zijn verdachte 1 en verdachte 2 aan het einde van het proces-verbaal, als ze door de draaideuren lopen, omgewisseld. Op de fotoprint met tijdsaanduiding 01:52:06 staat verdachte 1 met blauwe jas afgebeeld. Daar waar er in bovenstaand proces-verbaal wordt gesproken over slachtoffer 1, wordt de aangever [slachtoffer 3] bedoeld. Daar waar wordt gesproken over slachtoffer 2, wordt [slachtoffer 4] bedoeld.
Verbalisant [verbalisant 6] heeft de camerabeelden ook bekeken en zag in aanvulling op de waarnemingen van verbalisant [verbalisant 5] dat de door hem omschreven verdachte 2 met zijn rechterhand reikte naar de jas van de aangever [slachtoffer 3] . Hierna is te zien dat hij kennelijk aan de jas voelt.Hierna pakt hij aangever aan zijn arm en reikt hij met zijn hand naar de rugtas van aangever.
Verbalisant [verbalisant 7] zag een aandachtsvestiging waarin afbeeldingen werden getoond van personen en de volgende informatie werd gegeven: “(…) beide verdachten komen door de draaideur de eerste met een tas de tweede in een blauwe jas.” Hij herkent de man met de blauwe jas ambtshalve als: [verdachte] . Hij heeft de persoon gezien tijdens een ander incident waarbij deze verdachte werd aangehouden op verdenking van het plegen van openlijke geweldpleging.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte, samen met aangever [slachtoffer 1] en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , op 15 februari 2019 omstreeks 01:00 uur vanaf Centraal Station Utrecht naar het Westplein is gelopen. Omstreeks 01:45 uur werd aangever [slachtoffer 1] met een bebloed hoofd aangetroffen in de buurt van het Molenpark. Hij verklaarde dat de personen met wie hij vanaf het Centraal Station was meegelopen hem in het Molenpark door middel van geweld hadden gedwongen zijn goederen aan hen af te geven. Gelet op het feit dat het Westplein op de route van het Centraal Station naar het Molenpark ligt, een deel van de weggenomen goederen een dag later in de woning van verdachte is aangetroffen en verdachte zelf geen verklaring heeft willen afleggen, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever [slachtoffer 1] dat de personen met wie hij van het Centraal Station is weggelopen ook de personen zijn die hem hebben afgeperst. De rechtbank acht de primair tenlastegelegde afpersing in vereniging dan ook wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van de verdediging dat alternatieve scenario’s niet kunnen worden uitgesloten wordt door de rechtbank verworpen, nu er geen concrete alternatieve scenario’s zijn aangevoerd en verdachte bovendien niet heeft willen verklaren hoe de goederen van aangever [slachtoffer 1] in zijn woning terecht zijn gekomen.
Uit de aangiftes en de beschrijving van de camerabeelden leidt de rechtbank af dat twee personen op 26 januari 2019 met geweld hebben geprobeerd de telefoon en portemonnee van aangever [slachtoffer 3] weg te nemen en daarnaast openlijk geweld hebben gepleegd tegen aangevers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Een van deze personen, bij de beschrijving van de camerabeelden weergegeven als verdachte 2, is door verschillende verbalisanten, waaronder verbalisant [verbalisant 7] , herkend als verdachte. De rechtbank ziet geen reden om aan deze herkenningen te twijfelen en acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 3 en feit 4 primair tenlastegelegde.
Parketnummer 16/033954-19
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij op 9 februari 2019 omstreeks 23:45 uur in het centrum van Utrecht was.Bij de ingang van het winkelcentrum (de rechtbank begrijpt: Hoog Catharijne) kwam een groep mannen naar hem toe.Hij werd door hen geslagen. Hij was op de grond gevallen en de man gaf hem een harde trap op zijn nieren. De rest begon hem ook te slaan. Hij raakte hierdoor bewusteloos.
De openlijke geweldpleging waarvan aangifte is gedaan, is deels vastgelegd op camera. Verbalisant [verbalisant 8] heeft de camerabeelden bekeken. Door haar werd het navolgende bevonden: Op beeld is te zien dat er een conflict gaande is voor de draaideuren van Hoog Catharijne.Aangever [slachtoffer 5] blijft in de draaideur staan. Vervolgens steekt aangever [slachtoffer 5] met zijn rechterhand zijn middelvinger op. Een persoon in een wit T-shirt reageert boos op aangever [slachtoffer 5] . Uit onderzoek blijkt dat de persoon met het witte T-shirt de verdachte [verdachte] betreft.De verdachte [verdachte] geeft met zijn rechterbeen de aangever [slachtoffer 5] een trap, die hij met zijn linkerarm kan afweren.Er komt nog een persoon aangerend. Op basis van het kledingsignalement (donkerblauwe spijkerbroek, zwarte lange jas van het merk Canada Goose) blijkt dit verdachte [medeverdachte 1] te zijn.Er ontstaat vervolgens een worsteling tussen aangever [slachtoffer 5] en een onbekend gebleven persoon. Terwijl aangever [slachtoffer 5] met de onbekende persoon op de grond terecht is gekomen, komt verdachte [medeverdachte 1] aangerend. Verdachte [medeverdachte 1] geeft aangever [slachtoffer 5] met zijn rechterbeen drie keer een harde schop in zijn rechterzij. Verdachte [medeverdachte 1] geeft aangever [slachtoffer 5] tevens met zijn rechtervuist een stomp in zijn rechterzij.Verdachte [verdachte] is er inmiddels bijgekomen en geeft aangever [slachtoffer 5] met zijn rechtervoet een trap in zijn rechterzij/rug.
Verdachte heeft verklaard dat hij aangever [slachtoffer 5] heeft geschopt.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank leidt uit het dossier af dat er twee verschillende incidenten te onderscheiden zijn: één buiten Hoog Catharijne en één in Hoog Catharijne. De tenlastelegging ziet naar het oordeel van de rechtbank alleen op het incident dat in Hoog Catharijne heeft plaatsgevonden.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte openlijk, te weten: in winkelcentrum Hoog Catharijne, in vereniging, te weten: samen met in ieder geval medeverdachte [medeverdachte 1] , geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer 5] . De rechtbank acht het primair tenlastegelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht op grond van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen de in de tenlastelegging genoemde [A] en [B] , nu [A] niet in het dossier voorkomt en [B] niet betrokken lijkt te zijn bij het incident dat in Hoog Catharijne heeft plaatsgevonden. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de in de tenlastelegging genoemde handelingen die tegen deze personen zouden zijn gepleegd. Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat er in Hoog Catharijne wel geweld is gepleegd tegen [C] , maar die persoon wordt in de tenlastelegging niet genoemd.