ECLI:NL:RBMNE:2019:2415

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2019
Publicatiedatum
31 mei 2019
Zaaknummer
16/039745-19 en 16/033954-19 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens ernstige geweldsdelicten en afpersing

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 31 mei 2019 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan vier ernstige geweldsdelicten, waaronder afpersing. De verdachte heeft in twee gevallen geprobeerd slachtoffers te beroven, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich heeft laten leiden door financieel gewin en geen rekening heeft gehouden met de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers. Uit reclasseringsrapporten blijkt dat de verdachte zich in een negatief sociaal netwerk bevindt, geen stabiel inkomen heeft en schulden heeft. De rechtbank oordeelt dat een straf zonder vrijheidsbeneming niet passend is, maar een ISD-maatregel is niet mogelijk. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoeding is toegewezen voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/039745-19 en 16/033954-19 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 mei 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI Zutphen.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. R.E. Craenen, en van hetgeen verdachte en mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij, [aangever] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/039745-19

1 primair: zich op 15 februari 2019 te Utrecht samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan afpersing;

1 subsidiair: zich op 15 februari 2019 te Utrecht samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld;

2: zich op 31 januari 2019 te Utrecht samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld;
3: zich op 26 januari 2019 te Utrecht samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld;

4 primair: zich op 26 januari 2019 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld;

4 subsidiair: zich op 26 januari 2019 te Utrecht samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan mishandeling;

Parketnummer 16/033954-19
primair: zich op 9 februari 2019 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld;
subsidiair: zich op 9 februari 2019 te Utrecht samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.

3. VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 16/039745-19
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Parketnummer 16/033954-19
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 16/039745-19
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde, nu alternatieve scenario’s niet kunnen worden uitgesloten. De raadsman heeft daarnaast ook vrijspraak bepleit van het onder feit 2 tenlastegelegde, aangezien de verklaring van aangever [aangever] niet verenigbaar is met objectieve bewijsmiddelen in het dossier en derhalve niet betrouwbaar is, terwijl de door verdachte afgelegde verklaring wel betrouwbaar en aannemelijk is. De raadsman heeft tot slot ook vrijspraak bepleit van het onder feit 3 en 4 tenlastegelegde, aangezien de herkenning van verdachte op de camerabeelden niet betrouwbaar is.
Parketnummer 16/033954-19
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over (de waardering van) het bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/039745-19
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
Op grond van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte en aangever [aangever] waren op 30 januari 2019 om 22:00 uur in een coffeeshop in Utrecht en zijn daarna samen naar de woning van aangever [aangever] gegaan. De vader van aangever [aangever] heeft verklaard dat zijn zoon kort in de woning is geweest en daarna met twee Marokkaanse jongens weer weg is gegaan. De telefoon van verdachte heeft tot 23:46 uur palen aangestraald in de buurt van park Transwijk in Utrecht. Om 00:45 uur is aangever [aangever] buiten bewustzijn aangetroffen op de Beneluxlaan. Verschillende getuigen hebben kort daarvoor iemand om hulp horen roepen. De telefoon en OV-chipkaart van aangever [aangever] zijn bij verdachte thuis aangetroffen.
Aangever [aangever] heeft verklaard dat hij in park Transwijk met geweld is beroofd van zijn telefoon, geld en pasjes. Hij heeft verklaard dat verdachte actief bij de beroving betrokken was. Verdachte heeft verklaard dat hij, nadat hij met aangever [aangever] bij diens woning was geweest, naar huis is gelopen en niet bij de beroving betrokken is geweest. Hij heeft aangegeven dat hij nog geld moest krijgen van aangever [aangever] en de telefoon en pasjes daarom van hem als onderpand heeft gekregen.
Hoewel de rechtbank vraagtekens zet bij de verklaring van verdachte, kan zij op grond van het dossier niet uitsluiten dat het gegaan is zoals verdachte stelt. Op grond van de wettige bewijsmiddelen kan niet onomstotelijk worden vastgesteld dat verdachte de goederen van aangever [aangever] door middel van geweld heeft weggenomen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de door aangever [aangever] afgelegde verklaringen inconsistenties bevatten, dat de juiste tijdlijn niet goed is vast te stellen om de gebeurtenissen op een logische wijze in de tijd te plaatsen en dat het, mede daardoor, niet duidelijk is geworden wat er tussen het moment waarop aangever [aangever] en verdachte weggingen bij de woning van aangever [aangever] en het moment waarop aangever [aangever] is aangetroffen, is gebeurd, en wat de betrokkenheid van verdachte daarbij was. Verdachte zal daarom van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
feit 1
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zich op 15 februari 2019 omstreeks 01:15 uur op het Centraal Station te Utrecht bevond. In de Albert Heijn to go raakte hij in gesprek met drie jongens. Hij kan deze jongens als volgt omschrijven:
Jongen 1:
- licht getinte huidskleur;
- vermoedelijk van origine van Marokkaanse afkomst; [2]
- ongeveer 18 tot 19 jaar oud;
- ongeveer 180 centimeter lang;
- kort zwart haar;
- normaal tot breed postuur;
- geen gezichtsbeharing;
- droeg sportieve kleding.
Jongen 2:
- licht getinte huidskleur;
- vermoedelijk van origine van Marokkaanse afkomst;
- ongeveer 18 tot 19 jaar oud;
- ongeveer 175 centimeter lang;
- kort krullend zwart haar;
- tenger postuur;
- geen gezichtsbeharing;
- droeg sportieve kleding.
Jongen 3:
- licht getinte huidskleur;
- vermoedelijk van origine van Marokkaanse afkomst;
- ongeveer 18 tot 19 jaar oud;
- kort zwart achterover gekamd haar;
- geen gezichtsbeharing;
- hield zich op de achtergrond, bemoeide zich niet echt met de gesprekken;
- droeg sportieve kleding.
Vanaf het Centraal Station liep hij met de jongens richting het Molenpark. De jongens en hij zijn op het speelveld van het Molenpark op een bankje gaan zitten. Hij zag en voelde dat jongen 1 hard op de achterzijde van zijn hoofd sloeg. Hij vermoedt dat jongen 1 met zijn gebalde vuist sloeg. Hij zag vervolgens dat jongen 1 en jongen 2 een mes uit hun jas pakten. Hij zag dat ze de messen met de punt in zijn richting hielden. [3] Hij hoorde de jongens zeggen dat ze zijn tas, telefoon en portemonnee wilden hebben. Hij hoorde jongen 1 vervolgens zeggen dat hij met zijn knieën op de grond moest gaan zitten. Omdat de jongens messen in hun handen hielden en op zijn lichaam gericht hielden, heeft hij zijn portemonnee en mobiele telefoon nabij het bankje neergelegd. Zijn rugtas stond nog bij het bankje. In de rugtas zat onder meer zijn laptop. Hij zag en voelde dat jongen 3 hem vanaf zijn achterzijde vastgreep. Hij zag en voelde dat de drie jongens hem tegelijk sloegen. Op een gegeven moment kwam hij op de grond te liggen. Hij zag en voelde dat hij door de jongens werd geslagen en geschopt. Hij voelde over zijn gehele lichaam pijn. Hij zag en voelde dat hij met geschoeide voeten tegen zijn hoofd werd getrapt. Hij zag en voelde dat alle drie de jongens tegen zijn hoofd trapten. [4]
Bijlage goederen:
- telefoon: Apple iPhone 5s, kleur grijs;
- portable computer: Apple MacBook Pro;
- rugzak, kleur blauw;
- portemonnee;
- bankbescheiden;
- geld: [5] 70 euro;
- hoofdtelefoon: draadloze oordopjes van Apple;
- acculader: oplader telefoon en laptop;
- parfumerieën;
- verschillende toiletartikelen. [6]
Verbalisant [verbalisant 1] zag op 15 februari 2019 omstreeks 01:45 een man op hem af komen lopen. Hij zag dat de man een bebloed hoofd had. Hij hoorde de man zeggen: “Ik ben zojuist overvallen. Ik ben geslagen en geschopt tegen mijn hoofd. Ze hebben mijn spullen weggenomen!”. [7]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de beelden van het Centraal Station Utrecht bekeken. Zij zag op de beelden de aangever [slachtoffer 1] lopen in het gezelschap van drie andere personen. [8] Aan aangever [slachtoffer 1] is een schermafbeelding van deze beelden getoond. Aangever [slachtoffer 1] heeft bij de betreffende personen de cijfers 1, 2 en 3 gezet. Deze komen overeen met de opgegeven signalementen vanuit de aangifte. Jongen 1 op de foto betreft de aangehouden verdachte [medeverdachte 1] . Jongen 2 op de foto betreft de aangehouden verdachte [verdachte] . [9]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de beschikbaar gestelde opnamen van 15 februari 2019 bekeken. Door hem is het navolgende bevonden:
00:57 De drie verdachten in beeld in Stationshal. Achter verdachte 3 loopt de aangever [slachtoffer 1] . Ze verlaten het station via de uitgang Jaarbeursplein te Utrecht. De drie verdachten zijn herkend als:
1: [medeverdachte 1]
2: [verdachte]
3: [medeverdachte 2] [10]
01:03 De drie verdachten en de aangever lopen op het Jaarbeursplein, in de richting van Westplein. [11]
01:05 Ze steken het Westplein over.
01:05 Hierna lopen ze uit het zicht van de bewakingscamera. [12]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij in de nacht van donderdag 14 februari op vrijdag 15 februari 2019 samen met [medeverdachte 1] en [verdachte] was. Zij zijn naar de Albert Heijn to go in de stationshal geweest. Zij kwamen daar een Syrische man tegen. Zij zijn met hem opgelopen. [13]
Op 16 februari 2019 zijn verbalisanten binnengetreden in de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Op dit adres staat onder andere [verdachte] ingeschreven. [14] In de slaapkamer van [verdachte] is onder meer een rugtas van het merk Cast Iron in beslag genomen. In de berging, behorende bij de woning, is een Apple MacBook Pro (laptop) in beslag genomen. [15]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft telefonisch contact opgenomen met aangever [slachtoffer 1] . Zij vroeg hem zijn rugzak te omschrijven. Zij hoorde hem verklaren dat zijn tas een rugzak betrof van het merk Cast Iron en dat de tas blauw/denim van kleur was. Zij hoorde hem verklaren dat er een oplader van de MacBook, lenzenvloeistof van het merk Optifree, een blauwe waterfles van het merk Dopper en een lenzenhouder in de kleur groen en wit. Van opsporingsambtenaar [verbalisant 4] , die bij de doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] aanwezig was, ontving zij twee foto’s waarop een rugzak van Cast Iron te zien was. [verbalisant 4] gaf aan dat er onder andere een flesje lenzenvloeistof, een houder voor lenzen in de kleur groen met wit, een blauwe Dopper fles en een oplader voor een Apple MacBook, inzaten. [16]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de in de woning aan de [adres] te [woonplaats] aangetroffen en inbeslaggenomen Apple MacBook Pro bekeken en aangezet. Zij zag de gebruikersnaam [gebruikersnaam] verschijnen. Zij zag dat er over de ingebouwde webcam een zilverkleurig stickertje geplakt was. Door haar werd telefonisch contact gezocht met aangever [slachtoffer 1] . Zij vroeg hem wat zijn gebruikersnaam was. Zij hoorde dat het [gebruikersnaam] was. Zij vroeg hem ook naar de webcam. Zij hoorde hem zeggen dat hij daar een klein
zilverkleurig stickertje over had geplakt. De aangetroffen Apple MacBook betreft de weggenomen MacBook van aangever [slachtoffer 1] . [17]
feit 3 en feit 4
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 26 januari 2019 omstreeks 01:45 uur in Hoog Catharijne in Utrecht liep. Nabij restaurant Comptoir Libanais (de rechtbank begrijpt: op de Catharijne Esplanade) zag hij jongens staan. De signalementen van deze jongens waren:
Dader 1 (de jongen die hem heeft mishandeld) [18]
- licht getinte huidskleur;
- lichtblauwe trainingsjas van Real Madrid.
Dader 2:
- licht getinte huidskleur;
- zwarte Paris Saint Germain trainingsjas.
Dader 1 en 2 kwamen dicht voor hem staan, op ongeveer 50 centimeter afstand. Hij voelde dat ze aan zijn broekzakken voelden. In zijn broekzakken zaten aan de voorzijde zijn telefoon en portemonnee. Hij herinnert zich dat ze het steeds over zijn portemonnee en telefoon hadden. Het was duidelijk dat ze die wilden hebben. Dit hebben zij ook meerdere malen gezegd. Hij voelde zich erg geïntimideerd door de jongens. Hij wilde hen zijn spullen niet geven en dat zei hij ook. De daders drongen hem steeds verder van de groep weg. Terwijl zij dat deden, bleven ze voelen aan zijn broekzakken. [slachtoffer 4] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 4] ) kwam er dat moment bij staan. Hij zag dat [slachtoffer 4] een kopstoot kreeg van dader 1 of 2. Vanuit het niets zag hij dat dader 1 een soort aanloopje zijn richting op nam en met zijn tot vuist gebalde rechterhand uithaalde richting zijn gezicht. Hij voelde dat dader 1 hem schampte met zijn vuist tegen zijn linker jukbeen. Hij heeft een trap tegen zijn linker bovenbeen gekregen. [19]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 26 januari 2019 omstreeks 02:00 uur in winkelcentrum Hoog Catharijne in Utrecht liep. Hij zag dat [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) met twee andere jongens tegen een plantenbak aan stond.
Hij kan jongen 1 als volgt omschrijven:
- Marokkaanse afkomst of iets soortgelijks;
- Zwarte krulletjes. [20]
Hij kan jongen 2 als volgt omschrijven:
- Huidskleur donkerder dan nummer 1, vermoedelijk Antilliaans.
Hij is er naartoe gelopen en is naast [slachtoffer 3] gaan staan. Uit het niets tikte één van de jongens met zijn hoofd tegen zijn hoofd. Direct hierna deed de andere jongen dat ook bij hem. Jongen 1 deed het vervolgens nog een keer. Hij voelde dat hij van jongen 1 een klap op zijn linkeroog kreeg. Volgens hem sloeg de jongen met zijn rechter vuist. Jongen 1 begon toen verder op hem in te slaan. Hij hoorde later dat jongen 2 hem getrapt heeft. [21]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft de opnamen van de bewakingscamera’s van Hoog Catharijne bekeken. Door de verbalisant werd het volgende bevonden: [22]
01:50:42 Verdachte 1 geeft een kopstoot aan slachtoffer 2.
01:50:43 Verdachte 2 geeft eveneens een kopstoot aan slachtoffer 2.
01:50:47 Verdachte 1 slaat slachtoffer 2.
01:50:49 Verdachte 2 schopt slachtoffer 2. [23]
01:50:49 Verdachte 1 slaat slachtoffer 2 ter hoogte van zijn gezicht.
01:50:57 Verdachte 2 geeft slachtoffer 2 een schop in de richting van de benen. [24]
01:51:30 Verdachte 1 en verdachte 2 slaan beiden in het gezicht van slachtoffer 1. [25]
01:51:32 Verdachte 2 slaat nogmaals richting het gezicht van slachtoffer 1.
Verdachte 1 neemt een korte aanloop en schopt slachtoffer 1 tegen zijn lichaam. [26]
01:51:49 Verdachte 1 slaat slachtoffer 2.
01:51:51 Verdachte 2 slaat slachtoffer 2 nogmaals. [27]
01:52:06 Verdachte 2 verlaat Hoog Catharijne. [28]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 5] zijn verdachte 1 en verdachte 2 aan het einde van het proces-verbaal, als ze door de draaideuren lopen, omgewisseld. Op de fotoprint met tijdsaanduiding 01:52:06 staat verdachte 1 met blauwe jas afgebeeld. Daar waar er in bovenstaand proces-verbaal wordt gesproken over slachtoffer 1, wordt de aangever [slachtoffer 3] bedoeld. Daar waar wordt gesproken over slachtoffer 2, wordt [slachtoffer 4] bedoeld. [29]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft de camerabeelden ook bekeken en zag in aanvulling op de waarnemingen van verbalisant [verbalisant 5] dat de door hem omschreven verdachte 2 met zijn rechterhand reikte naar de jas van de aangever [slachtoffer 3] . Hierna is te zien dat hij kennelijk aan de jas voelt. [30] Hierna pakt hij aangever aan zijn arm en reikt hij met zijn hand naar de rugtas van aangever. [31]
Verbalisant [verbalisant 7] zag een aandachtsvestiging waarin afbeeldingen werden getoond van personen en de volgende informatie werd gegeven: “(…) beide verdachten komen door de draaideur de eerste met een tas de tweede in een blauwe jas.” Hij herkent de man met de blauwe jas ambtshalve als: [verdachte] . Hij heeft de persoon gezien tijdens een ander incident waarbij deze verdachte werd aangehouden op verdenking van het plegen van openlijke geweldpleging. [32]
Bewijsoverwegingen
feit 1
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte, samen met aangever [slachtoffer 1] en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , op 15 februari 2019 omstreeks 01:00 uur vanaf Centraal Station Utrecht naar het Westplein is gelopen. Omstreeks 01:45 uur werd aangever [slachtoffer 1] met een bebloed hoofd aangetroffen in de buurt van het Molenpark. Hij verklaarde dat de personen met wie hij vanaf het Centraal Station was meegelopen hem in het Molenpark door middel van geweld hadden gedwongen zijn goederen aan hen af te geven. Gelet op het feit dat het Westplein op de route van het Centraal Station naar het Molenpark ligt, een deel van de weggenomen goederen een dag later in de woning van verdachte is aangetroffen en verdachte zelf geen verklaring heeft willen afleggen, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever [slachtoffer 1] dat de personen met wie hij van het Centraal Station is weggelopen ook de personen zijn die hem hebben afgeperst. De rechtbank acht de primair tenlastegelegde afpersing in vereniging dan ook wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van de verdediging dat alternatieve scenario’s niet kunnen worden uitgesloten wordt door de rechtbank verworpen, nu er geen concrete alternatieve scenario’s zijn aangevoerd en verdachte bovendien niet heeft willen verklaren hoe de goederen van aangever [slachtoffer 1] in zijn woning terecht zijn gekomen.
feit 3 en feit 4
Uit de aangiftes en de beschrijving van de camerabeelden leidt de rechtbank af dat twee personen op 26 januari 2019 met geweld hebben geprobeerd de telefoon en portemonnee van aangever [slachtoffer 3] weg te nemen en daarnaast openlijk geweld hebben gepleegd tegen aangevers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Een van deze personen, bij de beschrijving van de camerabeelden weergegeven als verdachte 2, is door verschillende verbalisanten, waaronder verbalisant [verbalisant 7] , herkend als verdachte. De rechtbank ziet geen reden om aan deze herkenningen te twijfelen en acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 3 en feit 4 primair tenlastegelegde.
Parketnummer 16/033954-19
Bewijsmiddelen [33]
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij op 9 februari 2019 omstreeks 23:45 uur in het centrum van Utrecht was. [34] Bij de ingang van het winkelcentrum (de rechtbank begrijpt: Hoog Catharijne) kwam een groep mannen naar hem toe. [35] Hij werd door hen geslagen. Hij was op de grond gevallen en de man gaf hem een harde trap op zijn nieren. De rest begon hem ook te slaan. Hij raakte hierdoor bewusteloos. [36]
De openlijke geweldpleging waarvan aangifte is gedaan, is deels vastgelegd op camera. Verbalisant [verbalisant 8] heeft de camerabeelden bekeken. Door haar werd het navolgende bevonden: Op beeld is te zien dat er een conflict gaande is voor de draaideuren van Hoog Catharijne. [37] Aangever [slachtoffer 5] blijft in de draaideur staan. Vervolgens steekt aangever [slachtoffer 5] met zijn rechterhand zijn middelvinger op. Een persoon in een wit T-shirt reageert boos op aangever [slachtoffer 5] . Uit onderzoek blijkt dat de persoon met het witte T-shirt de verdachte [verdachte] betreft. [38] De verdachte [verdachte] geeft met zijn rechterbeen de aangever [slachtoffer 5] een trap, die hij met zijn linkerarm kan afweren. [39] Er komt nog een persoon aangerend. Op basis van het kledingsignalement (donkerblauwe spijkerbroek, zwarte lange jas van het merk Canada Goose) blijkt dit verdachte [medeverdachte 1] te zijn. [40] Er ontstaat vervolgens een worsteling tussen aangever [slachtoffer 5] en een onbekend gebleven persoon. Terwijl aangever [slachtoffer 5] met de onbekende persoon op de grond terecht is gekomen, komt verdachte [medeverdachte 1] aangerend. Verdachte [medeverdachte 1] geeft aangever [slachtoffer 5] met zijn rechterbeen drie keer een harde schop in zijn rechterzij. Verdachte [medeverdachte 1] geeft aangever [slachtoffer 5] tevens met zijn rechtervuist een stomp in zijn rechterzij. [41] Verdachte [verdachte] is er inmiddels bijgekomen en geeft aangever [slachtoffer 5] met zijn rechtervoet een trap in zijn rechterzij/rug. [42]
Verdachte heeft verklaard dat hij aangever [slachtoffer 5] heeft geschopt. [43]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank leidt uit het dossier af dat er twee verschillende incidenten te onderscheiden zijn: één buiten Hoog Catharijne en één in Hoog Catharijne. De tenlastelegging ziet naar het oordeel van de rechtbank alleen op het incident dat in Hoog Catharijne heeft plaatsgevonden.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte openlijk, te weten: in winkelcentrum Hoog Catharijne, in vereniging, te weten: samen met in ieder geval medeverdachte [medeverdachte 1] , geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer 5] . De rechtbank acht het primair tenlastegelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht op grond van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen de in de tenlastelegging genoemde [A] en [B] , nu [A] niet in het dossier voorkomt en [B] niet betrokken lijkt te zijn bij het incident dat in Hoog Catharijne heeft plaatsgevonden. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de in de tenlastelegging genoemde handelingen die tegen deze personen zouden zijn gepleegd. Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat er in Hoog Catharijne wel geweld is gepleegd tegen [C] , maar die persoon wordt in de tenlastelegging niet genoemd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 16/039745-19
1
op 15 februari 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (grijze iPhone 5S), een laptop (Apple Macbook Pro), (draadloze) oortjes (merk: Apple), twee opladers (van de telefoon en van de laptop), meerdere toiletartikelen en parfums/luchtjes, een rugzak/tas (kleur: blauw) en een portemonnee (met inhoud, waaronder een geldsom, ter hoogte van 70 euro), die aan die [slachtoffer 1] toebehoorden, door
- die [slachtoffer 1] op het achterhoofd te stompen en
- meerdere messen dreigend op die [slachtoffer 1] te richten en gericht te houden en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat ze zijn tas, telefoon en portemonnee wilden en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en
- die [slachtoffer 1] meermaals tegen het lichaam te slaan (waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam) en
- die [slachtoffer 1] meermaals tegen het hoofd en het lichaam te slaan en te schoppen (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag);
3
op 26 januari 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een telefoon en portemonnee , die aan een ander dan aan verdachte of zijn/haar mededader toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, - (intimiderend) dicht op die [slachtoffer 3] heeft gestaan en
- aan de broekzakken van die [slachtoffer 3] heeft gevoeld en
- heeft gezegd dat hij de telefoon en portemonnee van die [slachtoffer 3] wilde hebben en
- ( toen die [slachtoffer 3] aangaf de spullen niet af te geven) een kopstoot aan die [slachtoffer 4] heeft gegeven en
- tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] heeft gestompt en
- tegen het been van die [slachtoffer 3] heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
4
op 26 januari 2019 te Utrecht openlijk, te weten op de Catharijne Esplanade, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen te weten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , door een of meerdere malen:
- een kopstoot aan die [slachtoffer 4] te geven en
- tegen het oog van die [slachtoffer 4] te stompen en
- tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] te trappen en
tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 3] te slaan en/of te stompen en
- tegen het been en het lichaam van die [slachtoffer 3] te trappen;
Parketnummer 16/033954-19
op 9 februari 2019 te Utrecht openlijk, te weten, in winkelcentrum Hoog Catharijne, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 5] - voornoemde [slachtoffer 5] te schoppen/trappen tegen het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] , terwijl die op de grond lag, te stompenschoppen/trappen het lichaam;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 16/039745-19
1 primair: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3: poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
4: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Parketnummer 16/033954-19
primair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat sprake was van extensief noodweerexces. Verdachte was buiten Hoog Catharijne aangevallen en zijn vest en jas waren afgepakt door aangever [slachtoffer 5] . Dat verdachte aangever [slachtoffer 5] daarna in Hoog Catharijne heeft aangevallen, was het gevolg van een hevige gemoedstoestand bij verdachte. Verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van noodweer(exces), nu verdachte heeft verklaard dat hij aangever uit frustratie heeft getrapt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op (extensief) noodweerexces vereist is dat er (daarvóór) sprake was van een noodweersituatie, dat wil zeggen: een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waartegen verdediging noodzakelijk is. Hoewel de rechtbank heeft vastgesteld dat er buiten Hoog Catharijne een incident heeft plaatsgevonden, kan zij op grond van het dossier niet vaststellen wat daar precies is voorgevallen. De stelling van verdachte dat het aangever [slachtoffer 5] is geweest die zijn vest en jas zou hebben afgepakt, wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel en is daarmee niet aannemelijk geworden, nog los van de vraag of een dergelijke handeling tot een noodweersituatie zou leiden. De rechtbank is van oordeel dat, nu een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, verdachte geen beroep op (extensief) noodweerexces toekomt.
Er is ook overigens geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, ingeval verdachte niet wordt vrijgesproken of ontslagen van alle rechtsvervolging, verzocht de op te leggen gevangenisstraf te matigen of een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) op te leggen, zoals door de reclassering is geadviseerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten en omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier ernstige geweldsdelicten, waarbij hij in twee gevallen het slachtoffer ook heeft beroofd of dat heeft geprobeerd. Verdachte heeft zich slechts laten leiden door eigen (financieel) gewin en heeft zich niet bekommerd om de fysieke en psychische gevolgen van zijn handelen op de slachtoffers. Dergelijke feiten hebben niet alleen gevolgen voor de directe slachtoffers, maar leveren, vanwege het feit dat zij in het openbaar zijn gepleegd, ook gevoelens van angst en onveiligheid op in de maatschappij. De rechtbank neemt dit feit verdachte zeer kwalijk. De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Ten aanzien van de openlijke geweldpleging onder parketnummer 16/033954-19 weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat sprake was van een vechtpartij tussen meerdere personen, waar het slachtoffer zelf ook een aandeel in heeft gehad.
Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geeft voor een straatroof, waarbij sprake is van recidive, als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Bedreiging met een wapen werkt daarbij strafvermeerderend. Voor een openlijke geweldpleging wordt een taakstraf voor de duur van 120 tot 150 uur, danwel dienovereenkomstige gevangenisstraf, als oriëntatiepunt gegeven.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 april 2019;
- een rapport van de reclassering van 2 mei 2019.
Uit het uittreksel justitiële documentatie volgt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar meerdere keren met politie en justitie in aanraking is gekomen wegens gewelds- en vermogensdelicten.
Uit het rapport van de reclassering blijkt dat bij verdachte sprake is van problemen op verschillende leefgebieden. Verdachte begeeft zich in een negatief (crimineel) sociaal netwerk, heeft geen inkomen, heeft schulden, heeft geen stabiele dagbesteding en beschikt niet over een startkwalificatie. Hulpverleningstrajecten, waaronder verschillende justitiële maatregelen, hebben tot nu toe nog niet het gewenste resultaat gehad: er is telkens sprake van onvoldoende gedragsverandering en verdachte blijft strafbare feiten plegen. De reclassering acht het opleggen van een ISD-maatregel daarom de enige manier om verdere recidive te voorkomen. Gelet op het ontbreken van motivatie en een hulpvraag vanuit verdachte wordt een hulpverleningstraject binnen een voorwaardelijk strafdeel niet haalbaar geacht.
Conclusie
Vanwege de aard en ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Het opleggen van een ISD-maatregel, zoals door de reclassering is geadviseerd, is evenwel niet mogelijk, aangezien deze maatregel slechts op vordering van de officier van justitie kan worden opgelegd. Daarnaast acht de rechtbank een ISD-maatregel in dit geval ook niet passend bij de aard van de door verdachte gepleegde feiten. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 16/039745-19, feit 1 primair)
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 2.446,45. Dit bedrag bestaat uit € 1.696,45 aan materiele schade en € 750,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/039745-19 onder 1 primair tenlastegelegde feit. Omdat alleen de oneven pagina’s van het schadeonderbouwingsformulier zijn ingediend, ontbreekt (de onderbouwing van) een aantal schadeposten van de vordering.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, voor zover de schadeposten in de vordering staan opgenomen.
De raadsman heeft primair bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu de vordering niet compleet is en de behandeling van de vordering daarom een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair heeft de raadsman bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in het gedeelte van de vordering dat ziet op (i) de telefoon, nu niet duidelijk is of die is teruggevonden, (ii) de laptop, nu niet blijkt dat die onherstelbaar beschadigd is geraakt, en (iii) het contante geld, nu het weggenomen bedrag niet kan worden vastgesteld.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 16/039745-19 onder feit 1 primair tenlastegelegde rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank ziet in het feit dat er pagina’s uit de vordering missen geen reden om de benadeelde partij in zijn geheel niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu de schadeposten die wel in de vordering zijn opgenomen gewoon kunnen worden beoordeeld.
De rechtbank zal de vordering toewijzen wat betreft de medische kosten (te weten € 385,00 aan eigen risico en € 3,00 aan paracetamol), de kosten voor de telefoon (€ 131,59), de kosten voor de portemonnee (€ 49,95), het weggenomen geld (€ 70,00) en de immateriële schade
(€ 750,00). Ten aanzien van de telefoon overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet is gebleken dat de weggenomen telefoon aan de benadeelde is teruggeven. Ten aanzien van het gevorderde geldbedrag merkt de rechtbank op dat de benadeelde partij reeds in de aangifte melding maakt dat er € 70,00 in de ontvreemde portemonnee zat. De rechtbank vindt de hoogte van dat bedrag om die reden aannemelijk. De vordering wordt aldus toegewezen tot een bedrag van € 1.389,54, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2019. Omdat verdachte dit feit samen met de medeverdachten heeft gepleegd, zal de vordering hoofdelijk worden toegewezen.
Voorts zal verdachte hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering wat betreft het gedeelte dat ziet op de laptop, nu de stelling dat het niet meer rendabel was om de laptop te repareren niet is onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij voorts niet-ontvankelijk verklaren in het gedeelte van de vordering waarvan de toelichting ontbreekt. Gelet op het totaal gevorderde bedrag aan materiële schade (€ 1.696,45) en het gedeelte dat wel is toegelicht (€ 1.172,28), gaat het om een bedrag van € 524,17. De benadeelde partij kan dat gedeelte van de vordering, alsmede het gedeelte van de vordering dat ziet op de laptop, bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.389,54 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2019 tot de dag der algehele voldoening. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 23 dagen hechtenis.
9.2
Benadeelde partij [aangever] (parketnummer 16/039745-19, feit 2)
[aangever] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 2.752,00. Dit bedrag bestaat uit € 752,00 aan materiele schade en € 2.00,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/039745-19 onder 2 tenlastegelegde feit.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen.
De raadsman heeft, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Subsidiair heeft de raadsman ook verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, gelet op de onduidelijkheden in het dossier.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, aangezien verdachte van het onder parketnummer 16/039745-19 onder feit 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.3
Benadeelde partij [B] (parketnummer 16/033954-19, primair)
[B] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 1.100,00, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/033971-19 tenlastegelegde feit.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, aangezien de behandeling van de vordering, nu waarschijnlijk ook gedeeltelijk sprake is van eigen schuld, een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert.
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu de behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde geweldshandelingen jegens de benadeelde partij. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 55, 57, 141, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/039745-19 onder feit 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/039745-19 onder feit 1 primair, feit 3 en feit 4 en het onder parketnummer 16/033954-19 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder parketnummer 16/039745-19 onder feit 1 primair, feit 3 en feit 4 en het onder parketnummer 16/033954-19 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, op de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 jaren vast;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 16/039745-19, feit 1 primair)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2019 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de benadeelde partij in het resterende gedeelte van vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.389,54 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2019 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 23 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangever] (parketnummer 16/039745-19, feit 2)
  • verklaart [aangever] in zijn vordering
  • bepaalt dat [aangever] de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
Benadeelde partij [B] (parketnummer 16/033954-19, primair)
  • verklaart [B] in zijn vordering
  • bepaalt dat [B] de eventuele vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. Y.M. Vanwersch en J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 mei 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/039745-19
1
hij op of omstreeks 15 februari 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (grijze iPhone 5S), een laptop (Apple Macbook Pro), een (draadloze)
koptelefoon/oortjes (merk: Apple), twee opladers (van de telefoon en/of van de laptop), meerdere toiletartikelen en/of parfums/luchtjes, een rugzak/tas (kleur: blauw) en een portemonnee (met inhoud, waaronder een geldsom, ter hoogte van 70 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] of aan een derde, te weten aan die [slachtoffer 1]
toebehoorde, door
- die [slachtoffer 1] tegen/op het (achter)hoofd althans het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- een of meerdere messen (dreigend) op die [slachtoffer 1] te richten en/of (vervolgens) gericht te houden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat ze zijn tas, telefoon en portemonnee wilden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) vast te houden en/of tegen te houden en/of
- die [slachtoffer 1] (meermaals) tegen/op het lichaam te slaan en/of te stompen (waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam) en/of
- die [slachtoffer 1] (meermaals) tegen/op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag);
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 februari 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (grijze iPhone 5S), een laptop (Apple Macbook Pro), een (draadloze) koptelefoon/oortjes (merk: Apple), twee opladers (van de telefoon en/of van de laptop), meerdere toiletartikelen en/of parfums/luchtjes, een rugzak/tas (kleur: blauw) en een portemonnee (met inhoud, waaronder een geldsom, ter hoogte van 70 euro), in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] tegen/op het (achter)hoofd althans het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- een of meerdere messen (dreigend) op die [slachtoffer 1] te richten en/of (vervolgens) gericht te houden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat ze zijn tas, telefoon en portemonnee wilden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) vast te houden en/of tegen te houden en/of
- die [slachtoffer 1] (meermaals) tegen/op het lichaam te slaan en/of te stompen (waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam) en/of
- die [slachtoffer 1] (meermaals) tegen/op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag);
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 31 januari 2019 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (merk: iPhone, type: 6S) en/of een geldsom en/of diverse pasjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een of meerdere malen:
- die [aangever] (met kracht) te duwen en/of
- een (nep)vuurwapen aan die [aangever] te tonen en/of het (nep)vuurwapen (vervolgens) op/tegen de borst althans het lichaam van die [aangever] te houden en/of (daarbij) (dreigend) te zeggen tegen die [aangever] dat hij hem dood zou gaan schieten en/of (vervolgens) het (nep)vuurwapen door te laden althans een klik te laten geven en/of
- twee maal met het (nep)vuurwapen te schieten terwijl die [aangever] wegrende en/of
- op/tegen het lichaam te schoppen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 26 januari 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een telefoon en/of portemonnee althans goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- ( intimiderend en/of bedreigend) dicht op die [slachtoffer 3] heeft gestaan en/of
- aan de broekzakken van die [slachtoffer 3] heeft gevoeld en/of
- heeft gezegd dat hij de telefoon en/of portemonnee althans goederen van die [slachtoffer 3] wilde hebben althans het over de telefoon en/of portemonnee althans goederen van die [slachtoffer 3] heeft gehad en/of
- ( toen die [slachtoffer 3] aangaf de spullen niet af te geven) een kopstoot aan die [slachtoffer 4] heeft gegeven en/of
- in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- op/tegen het been en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 26 januari 2019 te Utrecht openlijk, te weten, op de Vredenburgkade en/of op de Cataharijne Esplanade, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor
het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] door een of meerdere malen:
- een kopstoot aan die [slachtoffer 4] te geven en/of
- in/op/tegen het oog en/of het gezicht althans het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] te trappen en/of
- in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] te slaan en/of te stompen en/of
- op/tegen het been en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] te trappen;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 januari 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft mishandeld door een of meerdere malen:
- een kopstoot aan die [slachtoffer 4] te geven en/of
- in/op/tegen het oog en/of het gezicht althans het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] te trappen en/of
- in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] te slaan en/of te stompen en/of
- op/tegen het been en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] te trappen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 16/033954-19
hij op of omstreeks 9 februari 2019 te Utrecht openlijk, te weten, in winkelcentrum Hoog Catharijne, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 5] en/of [A] en/of [B] door
- voornoemde [slachtoffer 5] en/of [A] en/of [B] (meermalen) te stompen/slaan in/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] en/of [A] en/of [B] (meermalen) te schoppen/trappen op/tegen het gezicht/hoofd en of het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] en/of [A] en/of [B] met een boksbeugel, althans een zwaar en/of hard voorwerp, (meermalen) te slaan op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] , terwijl die op de grond lag, te stompen/slaan en/of schoppen/trappen op/tegen het hoofd/gezicht en/of het lichaam;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 februari 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 5] en/of [A] en/of [B] heeft mishandeld door
- voornoemde [slachtoffer 5] en/of [A] en/of [B] (meermalen) te stompen/slaan in/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] en/of [A] en/of [B] (meermalen) te schoppen/trappen op/tegen het gezicht/hoofd en of het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] en/of [A] en/of [B] met een boksbeugel, althans een zwaar en/of hard voorwerp, (meermalen) te slaan op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam en/of - voornoemde [slachtoffer 5] , terwijl die op de grond lag, te stompen/slaan
en/of schoppen/trappen op/tegen het hoofd/gezicht en/of het lichaam;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 maart 2019, genummerd PL0900-2019048783, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 001 tot en met 312. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 31.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 32.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 33.
5.Bijlage goederen bij proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 35.
6.Bijlage goederen bij proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 36.
7.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 25.
8.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 49.
9.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 50.
10.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 78.
11.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 79.
12.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 80.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] , p. 292.
14.Proces-verbaal van binnentreden in woning, p. 96.
15.Proces-verbaal van binnentreden in woning, p. 97.
16.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 128.
17.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 132.
18.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 207.
19.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 208.
20.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. 214.
21.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. 215.
22.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 225.
23.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 228.
24.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 229.
25.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 230.
26.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 231.
27.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 232.
28.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 233.
29.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 234.
30.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 234.
31.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 235.
32.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 242.
33.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 februari 2019, genummerd PL0900-2019042356Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 01 tot en met 107. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
34.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 6.
35.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 7.
36.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 8.
37.Proces-verbaal van aangifte door verbalisant [verbalisant 8] , p. 43.
38.Proces-verbaal van aangifte door verbalisant [verbalisant 8] , p. 44.
39.Proces-verbaal van aangifte door verbalisant [verbalisant 8] , p. 45.
40.Proces-verbaal van aangifte door verbalisant [verbalisant 8] , p. 46.
41.Proces-verbaal van aangifte door verbalisant [verbalisant 8] , p. 47.
42.Proces-verbaal van aangifte door verbalisant [verbalisant 8] , p. 48.
43.Proces-verbaal ter terechtzitting van 17 mei 2019.