4.3Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/039750-19
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zich op 15 februari 2019 omstreeks 01:15 uur op het Centraal Station te Utrecht bevond. In de Albert Heijn to go raakte hij in gesprek met drie jongens. Hij kan deze jongens als volgt omschrijven:
Jongen 1:
- licht getinte huidskleur;
- vermoedelijk van origine van Marokkaanse afkomst;
- ongeveer 18 tot 19 jaar oud;
- ongeveer 180 centimeter lang;
- kort zwart haar;
- normaal tot breed postuur;
- geen gezichtsbeharing;
- droeg sportieve kleding.
- licht getinte huidskleur;
- vermoedelijk van origine van Marokkaanse afkomst;
- ongeveer 18 tot 19 jaar oud;
- ongeveer 175 centimeter lang;
- kort krullend zwart haar;
- tenger postuur;
- geen gezichtsbeharing;
- droeg sportieve kleding.
Jongen 3:
- licht getinte huidskleur;
- vermoedelijk van origine van Marokkaanse afkomst;
- ongeveer 18 tot 19 jaar oud;
- kort zwart achterover gekamd haar;
- geen gezichtsbeharing;
- hield zich op de achtergrond, bemoeide zich niet echt met de gesprekken;
- droeg sportieve kleding.
Vanaf het Centraal Station liep hij met de jongens richting het Molenpark. De jongens en hij zijn op het speelveld van het Molenpark op een bankje gaan zitten. Hij zag en voelde dat jongen 1 hard op de achterzijde van zijn hoofd sloeg. Hij vermoedt dat jongen 1 met zijn gebalde vuist sloeg. Hij zag vervolgens dat jongen 1 en jongen 2 een mes uit hun jas pakten. Hij zag dat ze de messen met de punt in zijn richting hielden.Hij hoorde de jongens zeggen dat ze zijn tas, telefoon en portemonnee wilden hebben. Hij hoorde jongen 1 vervolgens zeggen dat hij met zijn knieën op de grond moest gaan zitten. Omdat de jongens messen in hun handen hielden en op zijn lichaam gericht hielden, heeft hij zijn portemonnee en mobiele telefoon nabij het bankje neergelegd. Zijn rugtas stond nog bij het bankje. In de rugtas zat onder meer zijn laptop. Hij zag en voelde dat jongen 3 hem vanaf zijn achterzijde vastgreep. Hij zag en voelde dat de drie jongens hem tegelijk sloegen. Op een gegeven moment kwam hij op de grond te liggen. Hij zag en voelde dat hij door de jongens werd geslagen en geschopt. Hij voelde over zijn gehele lichaam pijn. Hij zag en voelde dat hij met geschoeide voeten tegen zijn hoofd werd getrapt. Hij zag en voelde dat alle drie de jongens tegen zijn hoofd trapten.
- telefoon: Apple iPhone 5s, kleur grijs;
- portable computer: Apple MacBook Pro;
- rugzak, kleur blauw;
- portemonnee;
- bankbescheiden;
- geld:70 euro;
- hoofdtelefoon: draadloze oordopjes van Apple;
- acculader: oplader telefoon en laptop;
- parfumerieën;
- verschillende toiletartikelen.
Verbalisant [verbalisant 1] zag op 15 februari 2019 omstreeks 01:45 een man op hem af komen lopen. Hij zag dat de man een bebloed hoofd had. Hij hoorde de man zeggen: “Ik ben zojuist overvallen. Ik ben geslagen en geschopt tegen mijn hoofd. Ze hebben mijn spullen weggenomen!”.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de beelden van het Centraal Station Utrecht bekeken. Zij zag op de beelden de aangever [slachtoffer 1] lopen in het gezelschap van drie andere personen.Aan aangever [slachtoffer 1] is een schermafbeelding van deze beelden getoond. Aangever [slachtoffer 1] heeft bij de betreffende personen de cijfers 1, 2 en 3 gezet. Deze komen overeen met de opgegeven signalementen vanuit de aangifte. Jongen 1 op de foto betreft de aangehouden verdachte [verdachte] . Jongen 2 op de foto betreft de aangehouden verdachte [medeverdachte 1] .
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de beschikbaar gestelde opnamen van 15 februari 2019 bekeken. Door hem is het navolgende bevonden:
00:57 De drie verdachten in beeld in Stationshal. Achter verdachte 3 loopt de aangever [slachtoffer 1] . Ze verlaten het station via de uitgang Jaarbeursplein te Utrecht. De drie verdachten zijn herkend als:
1: [verdachte]
2: [medeverdachte 1]
3: [medeverdachte 2]
01:03 De drie verdachten en de aangever lopen op het Jaarbeursplein, in de richting van Westplein.
01:05 Ze steken het Westplein over.
01:05 Hierna lopen ze uit het zicht van de bewakingscamera.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat dat hij in de nacht van donderdag 14 februari op vrijdag 15 februari 2019 samen met [verdachte] en [medeverdachte 1] was. Zij zijn naar de Albert Heijn to go in de stationshal geweest. Zij kwamen daar een Syrische man tegen. Zij zijn met hem opgelopen.
Verdachte heeft verklaard dat hij de persoon is die te zien is op de camerabeelden van het Centraal Station.
Op 16 februari 2019 zijn verbalisanten binnengetreden in de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Op dit adres staat onder andere [medeverdachte 1] ingeschreven.In de slaapkamer van [medeverdachte 1] is onder meer een rugtas van het merk Cast Iron in beslag genomen. In de berging, behorende bij de woning, is een Apple MacBook Pro (laptop) in beslag genomen.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft telefonisch contact opgenomen met aangever [slachtoffer 1] . Zij vroeg hem zijn rugzak te omschrijven. Zij hoorde hem verklaren dat zijn tas een rugzak betrof van het merk Cast Iron en dat de tas blauw/denim van kleur was. Zij hoorde hem verklaren dat er een oplader van de MacBook, lenzenvloeistof van het merk Optifree, een blauwe waterfles van het merk Dopper en een lenzenhouder in de kleur groen en wit. Van opsporingsambtenaar [verbalisant 4] , die bij de doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] aanwezig was, ontving zij twee foto’s waarop een rugzak van Cast Iron te zien was. [verbalisant 4] gaf aan dat er onder andere een flesje lenzenvloeistof, een houder voor lenzen in de kleur groen met wit, een blauwe Dopper fles en een oplader voor een Apple MacBook, inzaten.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de in de woning aan de [adres] te [woonplaats] aangetroffen en inbeslaggenomen Apple MacBook Pro bekeken en aangezet. Zij zag de gebruikersnaam [gebruikersnaam] verschijnen. Zij zag dat er over de ingebouwde webcam een zilverkleurig stickertje geplakt was. Door haar werd telefonisch contact gezocht met aangever [slachtoffer 1] . Zij vroeg hem wat zijn gebruikersnaam was. Zij hoorde dat het [gebruikersnaam] was. Zij vroeg hem ook naar de webcam. Zij hoorde hem zeggen dat hij daar een klein zilverkleurig stickertje over had geplakt. De aangetroffen Apple MacBook betreft de weggenomen MacBook van aangever [slachtoffer 1] .
Bewijsoverwegingen
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte, samen met aangever [slachtoffer 1] en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , op 15 februari 2018 omstreeks 01:00 uur vanaf Centraal Station Utrecht naar het Westplein is gelopen. Omstreeks 01:45 uur werd aangever [slachtoffer 1] met een bebloed hoofd aangetroffen in de buurt van het Molenpark. Hij verklaarde dat de personen met wie hij vanaf het Centraal Station was meegelopen hem in het Molenpark door middel van geweld hadden gedwongen zijn goederen aan hen af te geven. Gelet op het feit dat het Westplein op de route van het Centraal Station naar het Molenpark ligt, een deel van de weggenomen goederen een dag later in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] is aangetroffen en verdachte zelf geen verklaring heeft willen afleggen, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever [slachtoffer 1] dat de personen met wie hij van het Centraal Station is weggelopen ook de personen zijn die hem hebben afgeperst. De rechtbank acht de primair tenlastegelegde afpersing in vereniging dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 16/033971-19
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 9 februari 2019 omstreeks 23:45 uur in het centrum van Utrecht was.Bij de ingang van het winkelcentrum (de rechtbank begrijpt: Hoog Catharijne) kwam een groep mannen naar hem toe.Hij werd door hen geslagen. Hij was op de grond gevallen en de man gaf hem een harde trap op zijn nieren. De rest begon hem ook te slaan. Hij raakte hierdoor bewusteloos.
De openlijke geweldpleging waarvan aangifte is gedaan, is deels vastgelegd op camera. Verbalisant [verbalisant 5] heeft de camerabeelden bekeken. Door haar werd het navolgende bevonden: Op beeld is te zien dat er een conflict gaande is voor de draaideuren van Hoog Catharijne.Aangever [slachtoffer 2] blijft in de draaideur staan. Vervolgens steekt aangever [slachtoffer 2] met zijn rechterhand zijn middelvinger op. Een persoon in een wit T-shirt reageert boos op aangever [slachtoffer 2] . Uit onderzoek blijkt dat de persoon met het witte T-shirt de verdachte [medeverdachte 1] betreft.De verdachte [medeverdachte 1] geeft met zijn rechterbeen de aangever [slachtoffer 2] een trap, die hij met zijn linkerarm kan afweren.Er komt nog een persoon aangerend. Op basis van het kledingsignalement (donkerblauwe spijkerbroek, zwarte lange jas van het merk Canada Goose) blijkt dit verdachte [verdachte] te zijn.Er ontstaat vervolgens een worsteling tussen aangever [slachtoffer 2] en een onbekend gebleven persoon. Terwijl aangever [slachtoffer 2] met de onbekende persoon op de grond terecht is gekomen, komt verdachte [verdachte] aangerend. Verdachte [verdachte] geeft aangever [slachtoffer 2] met zijn rechterbeen drie keer een harde schop in zijn rechterzij. Verdachte [verdachte] geeft aangever [slachtoffer 2] tevens met zijn rechtervuist een stomp in zijn rechterzij.Verdachte [medeverdachte 1] is er inmiddels bijgekomen en geeft aangever [slachtoffer 2] met zijn rechtervoet een trap in zijn rechterzij/rug.
Verdachte heeft verklaard dat hij aangever [slachtoffer 2] meerdere malen heeft geschopt.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank leidt uit het dossier af dat er twee verschillende incidenten te onderscheiden zijn: één buiten Hoog Catharijne en één in Hoog Catharijne. De tenlastelegging ziet naar het oordeel van de rechtbank alleen op het incident dat in Hoog Catharijne heeft plaatsgevonden.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte openlijk, te weten: in winkelcentrum Hoog Catharijne, in vereniging, te weten: samen met in ieder geval medeverdachte [medeverdachte 1] , geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer 2] . De rechtbank acht het primair tenlastegelegde daarom wettig en overtuigend bewezen. Het door de raadsvrouw gevoerde verweer dat het schoppen van verdachte los moet worden gezien van de andere geweldshandelingen tegen aangever [slachtoffer 2] wordt door de rechtbank verworpen, nu uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat het incident in Hoog Catharijne één doorlopend incident betreft.
De rechtbank acht op grond van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen de in de tenlastelegging genoemde [A] en [B] , nu [A] niet in het dossier voorkomt en [B] niet betrokken lijkt te zijn bij het incident dat in Hoog Catharijne heeft plaatsgevonden. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de in tenlastelegging genoemde handelingen die tegen deze personen zouden zijn gepleegd.
Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat er in Hoog Catharijne wel geweld is gepleegd tegen [C] , maar die persoon wordt in de tenlastelegging niet genoemd