In deze zaak vorderde een docent, [eiser], vergoeding van overuren op basis van strijd met goed werkgeverschap door zijn werkgever, [gedaagde]. De docent was in dienst bij [gedaagde] en werkte fulltime onder de cao Voortgezet Onderwijs, die een normjaartaak van 1.659 klokuren per jaar vaststelt. De docent stelde dat hij meer lesuren had gewerkt dan toegestaan en dat deze als overuren moesten worden vergoed. De werkgever betwistte dit en voerde aan dat de klachtplicht was overschreden en dat de cao geen vergoeding voor overuren bood.
De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de docent niet toewijsbaar was. Het was niet aangetoond dat de docent, inclusief de talenturen, meer uren had gewerkt dan zijn normjaartaak. De door de docent overgelegde overzichten werden niet als bewijs erkend, en het was niet vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid van de docent het gevolg was van een onjuiste samenstelling van zijn jaartaak. De kantonrechter verklaarde dat talenturen als lesuren moeten worden aangemerkt, maar wees de vordering tot vergoeding van overuren af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten droeg.