ECLI:NL:RBMNE:2019:2359

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
C/16/480940 / KG ZA 19-308
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot examengala ontzegd aan leerling door school, rechter oordeelt dat besluit niet zorgvuldig is genomen

In een kort geding tussen een leerling en het Kalsbeek College in Woerden heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland op 23 mei 2019 geoordeeld dat de school ten onrechte de toegang tot het examengala heeft ontzegd aan de leerling. De zaak kwam aan het licht na incidenten op de laatste schooldag voor VMBO-examenleerlingen op 17 april 2019, waarbij een groep van ongeveer 30 leerlingen zich misdroeg, waaronder het afsteken van vuurwerk en het bekladden van een auto van een leraar. De school had 12 leerlingen, waaronder de eiser, herkend en hen de toegang tot het gala ontzegd, met de argumentatie dat zij vooraf waren gewaarschuwd voor de gevolgen van hun gedrag.

De leerling, die ontkende betrokken te zijn bij de ongeregeldheden, stapte naar de rechter omdat hij niet gehoord was door de school voordat het besluit werd genomen. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van hoor en wederhoor in dergelijke beslissingen, vooral omdat het om een belangrijke gebeurtenis in het leven van de leerling gaat. De rechter concludeerde dat de school niet zorgvuldig had gehandeld door de leerling niet de kans te geven zijn kant van het verhaal te vertellen. Hierdoor werd het besluit van de school teruggedraaid en kreeg de leerling toegang tot het gala op 29 mei 2019.

De voorzieningenrechter veroordeelde de school ook tot het betalen van de proceskosten, die op € 1.277,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor scholen om zorgvuldig om te gaan met sancties en de rechten van leerlingen te respecteren.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/480940 / KG ZA 19-308
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in het kort geding, gehouden op 23 mei 2019
in de zaak van

1.de minderjarige [eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
3.
[eiseres sub 3],
eisers sub 2 en 3 handelend in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger (ouders) van gedaagde sub 1, alle drie wonend in [woonplaats] (gemeente Woerden),
advocaat mr. R.P.L.H. Burger te Rotterdam,
tegen
de stichting
STICHTING VOOR CHRISTELIJK VOORTGEZET ONDERWIJS,
gevestigd te Woerden,
vrijwillig verschenen in deze procedure,
advocaat mr. A.C. Ranke te Woerden.
Partijen zullen hierna ook [eisers] en de school genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. D.A. van Steenbeek, voorzieningenrechter, en mr. M.J.E. Cremer Eindhoven, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • [eiser sub 1] en [eiseres sub 3] , bijgestaan door mr. Burger;
  • De heer [A] (College van Bestuur) en de heer [B] (directeur [school] - locatie [locatie] ) namens de school, bijgestaan door mr. Ranke.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesdossier bevat de volgende processtukken:
- de dagvaarding en 10 producties van [eisers]
- 10 producties van de school
- de pleitnota van [eisers]
- de pleitnota van de school.
1.2.
Op de zitting van 23 mei 2019 hebben partijen hun standpunten mondeling toegelicht. Na een schorsing van de zitting, heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan. Dit proces-verbaal is de vastlegging van die uitspraak.

2.Waar gaat dit kort geding over?

2.1.
[eiser sub 1] is 17 jaar en zit in de examenklas VMBO van het [school] - locatie [locatie] (het [school] valt onder de Stichting voor Christelijk Voortgezet Onderwijs). Op woensdag 17 april 2019 werd, ter afsluiting van de lessen, voor de examenleerlingen een feestje georganiseerd op het schoolplein. De leerlingen en hun ouders waren voorafgaand aan het feestje per brief gewaarschuwd dat zij niet welkom waren op het examengala op 29 mei 2019 als zij vuurwerk bij zich zouden hebben of zich zouden misdragen. Zo’n 30 leerlingen hebben zich deze dag toch schuldig gemaakt aan misdragingen, waaronder het gooien van meel en eieren naar voorbijgangers, met verf bekladden van een auto van een docent en het afsteken van vuurwerk. De school heeft naar eigen zeggen 12 van de 30 onruststokers kunnen identificeren. [eiser sub 1] is één van hen. De school heeft op basis van drie getuigenverklaringen vastgesteld dat [eiser sub 1] vuurwerk bij zich had. Daarnaast zou [eiser sub 1] samen met andere leerlingen de auto van een docent met verf hebben beklad. Hem is daarom de toegang tot het galafeest ontzegd.
2.2.
[eiser sub 1] ontkent dat hij de auto van de docent met verf heeft beklad. Ook ontkent hij dat hij vuurwerk bij zich had op 17 april 2019. Hij was wel aanwezig bij de school, maar heeft vooral om de school heen gereden op zijn scooter. Zijn vriend [C] zat daarbij steeds achterop. [C] heeft verklaard dat [eiser sub 1] geen vuurwerk bij zich had.

3.De beoordeling

3.1.
Allereerst het spoedeisend belang: dat is aanwezig. Het eindgala is immers al over zes dagen.
3.2.
De vraag die in deze procedure met name moet worden beantwoord is of de school in alle redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om [eiser sub 1] als sanctie op de hem verweten gedragingen de toegang tot het examengala te ontzeggen.
3.3.
De voorzieningenrechter heeft begrip voor de lastige positie van de school in deze situatie. Natuurlijk moet de school optreden tegen onruststokers. Het is belangrijk dat zowel leerlingen, leraren als omwoners zich veilig voelen. Dat de school degenen die zich op 17 april 2019 schuldig hebben gemaakt aan de hiervoor genoemde misdragingen en overtredingen bestraft is dan ook volkomen terecht.
3.4.
Dat neemt niet weg dat de wijze waarop een besluit tot het treffen van een (zware) sanctie wordt genomen, zorgvuldig moet gebeuren. En daar zit hier het probleem. [eiser sub 1] heeft steeds volgehouden dat hij onschuldig is. De locatiedirecteur heeft op de zitting verklaard dat er geen reden was om [eiser sub 1] voorafgaand aan het nemen van het besluit zelf te horen over wat er op 17 april gebeurd was. Hij had naar eigen zeggen al voldoende bewijs vergaard door het horen van getuigen. Door [eiser sub 1] niet in de gelegenheid te stellen om zijn kant van het verhaal te vertellen, en hem op basis van deels anonieme verklaringen als schuldige aan te wijzen, heeft de locatiedirecteur het fundamentele beginsel van ‘hoor en wederhoor’ geschonden. Dat kan de school worden aangerekend. Omdat de school naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende zorgvuldig is geweest bij het nemen van haar besluit, zal de vordering van [eiser sub 1] worden toegewezen. Hij mag dus toch naar het examengala op 29 mei 2019.
3.5.
[eisers] heeft ook nog aangevoerd dat de locatiedirecteur niet bevoegd was om het besluit te nemen. Nu de vordering wordt toegewezen, kan een oordeel hierover in het midden blijven.
3.6.
Omdat [eisers] gelijk krijgt, wordt de school veroordeeld om de proceskosten te betalen. De kosten van [eisers] worden begroot op:
- griffierecht € 297,00
- salaris advocaat €
980,00
Totaal € 1.277,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
veroordeelt de Stichting voor Christelijk Voortgezet Onderwijs om [eiser sub 1] zonder verdere voorwaarde toe te laten tot het examengala dat op 29 mei 2019 vanaf 18.30 uur zal worden gehouden in [vestigingsplaats] in het [school] – locatie [locatie] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor het geval de Stichting voor Christelijk Voortgezet Onderwijs in gebreke blijft om aan die veroordeling te voldoen;
4.2.
veroordeelt de Stichting voor Christelijk Voortgezet Onderwijs in de proceskosten van [eisers] , tot aan vandaag begroot op € 1.277,00;
4.3.
veroordeelt de Stichting voor Christelijk Voortgezet Onderwijs in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de Stichting voor Christelijk Voortgezet Onderwijs niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
4.4.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan proces-verbaal, opgesteld door mr. D.A. van Steenbeek en getekend door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzieningenrechter en mr. M.J.E. Cremer Eindhoven, griffier.