ECLI:NL:RBMNE:2019:2356

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
16/706402-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw en haar moeder voor het voorbereiden van moord en vrijspraak van de drugsdealer

Op 28 mei 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige vrouw en haar moeder, die beiden zijn veroordeeld voor het voorbereiden van moord. De vrouw kreeg een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk, en haar moeder kreeg 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat zij samenwerkten om de ex-partner van de vrouw om het leven te brengen, na een conflict dat voortkwam uit een vechtscheiding. De vrouw had een drugsdealer benaderd met het verzoek om haar ex te doden in ruil voor 1.100 euro, en haar moeder steunde dit plan door geld te pinnen en te overhandigen aan de dealer. Het plan mislukte echter, en de vrouwen gaven de dealer uiteindelijk aan bij de politie.

De rechtbank vond dat de vrouwen ernstig hadden gehandeld door voorbereidingshandelingen te treffen voor de moord op de vader van hun kinderen. De impact op het slachtoffer was groot, zoals bleek uit een slachtofferverklaring. Psychologisch onderzoek wees uit dat de vrouw lijdt aan narcistische en antisociale problematiek, wat de rechtbank in haar oordeel meeneemt. De moeder kreeg een lagere straf omdat haar aandeel in het plan kleiner was. Beide vrouwen kregen een contactverbod met het slachtoffer en moesten hem 1.000 euro aan smartengeld betalen.

De 22-jarige drugsdealer, die was aangeklaagd voor het voorbereiden van moord en oplichting, werd vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat hij daadwerkelijk de intentie had om de moord uit te voeren, en dat zijn leugen over het ombrengen van het slachtoffer niet voldeed voor een veroordeling voor oplichting. Hij werd wel veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf voor het dealen van cocaïne.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/706402-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 november 2018, 9 mei 2019 en 16 mei 2019.
Op 9 mei 2019 heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden, waarbij de strafzaak tegen verdachte gelijktijdig, maar niet gevoegd is behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (16/659573-18) en [medeverdachte 2] (16/659572-18). Op 16 mei 2019 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H. Leepel en van hetgeen verdachte en mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal, naar voren hebben gebracht. De verdachte is met uitzondering van de terechtzitting van 20 november 2019 niet ter terechtzitting verschenen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door en namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

Het verwijt dat aan verdachte wordt gemaakt, is beschreven in de tenlastelegging. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
primair: in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 10 augustus 2018 te Veenendaal samen met (een) ander(en) opzettelijk € 1.100,- en mobiele telefoons heeft verworven en/of doorgevoerd en/of voorhanden gehad, terwijl dat geldbedrag en die mobiele telefoons bestemd waren tot het begaan van het opzettelijk en met voorbedachten rade om het leven brengen van [slachtoffer] dan wel opzettelijk en met voorbedachten rade die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
en voor het geval het primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden,
subsidiair: dat hij in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 10 augustus 2018 te Veenendaal [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] heeft opgelicht door hen te beloven en/of toe te zeggen dat hij [slachtoffer] (opzettelijk en met voorbedachten rade) van het leven zou beroven, waardoor hij voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] heeft bewogen tot het betalen van € 1.100,-;
feit 2: in de periode van 9 augustus 2018 tot en met 20 augustus 2018 te Veenendaal cocaïne heeft gedeald.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie heeft dan ook gevorderd verdachte van dat feit vrij te spreken. De onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten daarentegen kunnen volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden.
Het verweer van de raadsvrouw komt er in de kern op neer dat de in het dossier genoemde
‘ [bijnaam] ’ en/of ‘ [bijnaam] ’ niet de verdachte betreft. In het geval de rechtbank daar anders over oordeelt, heeft verdachte nimmer opzet gehad op een misdrijf jegens [slachtoffer] , aldus de raadsvrouw.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
Zoals hieronder bij de bespreking van feit 2 is weergegeven, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte dezelfde persoon is als ‘ [bijnaam] ’. Op grond van de wettige bewijsmiddelen heeft de rechtbank echter niet de overtuiging bekomen dat verdachte opzet had om [slachtoffer] (met voorbedachten rade) van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden.
4.3.2
Vrijspraak van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
In deze zaak wordt verdachte verweten dat hij [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] heeft opgelicht door hen
te beloven en/of toe te zeggen [slachtoffer] (opzettelijk en met voorbedachten rade) om het leven te brengen. De rechtbank gaat er gelet op het dossier van uit dat verdachte de persoon is die zich “ [bijnaam] ” noemt. Het gebruik van deze bijnaam heeft echter geen verband met de afgifte van enig geldbedrag. De rechtbank leidt uit het dossier voorts af dat verdachte nimmer daadwerkelijk van plan is geweest [slachtoffer] van het leven te beroven. Door dit wel aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] voor te spiegelen heeft verdachte gelogen. Meer dan een enkele leugen kan de rechtbank – voorafgaand aan de afgifte van de € 1.100,- – echter niet vaststellen. Een enkele leugen is onvoldoende om een strafbare overtreding van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht bewezen te achten. De rechtbank zal verdachte hier dan ook van vrijspreken.
4.3.3
De bewijsmiddelen ten aanzien het onder 2 ten laste gelegde [1]
De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Terwijl wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , op maandag 20 augustus 2018 richting de voorzijde van de woning van de verdachte te Veenendaal liepen, zagen wij dat er een man de voordeur open deed en de woning verliet. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , herkende deze man als zijnde [verdachte] . Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zei tegen de verdachte dat hij aangehouden was. Tijdens de fouillering trof ik, verbalisant [verbalisant 2] , twee mobiele telefoons aan. Toen ik de man bij zijn kruis fouilleerde voelde ik een bobbel. [2]
De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op 20 augustus 2018 hebben wij verdachte [verdachte] overgenomen van collega’s. Ik zag dat [verdachte] een zwart lederen etuitje uit zijn boxershort haalde. Ik keek in het etuitje en zag dat er 4 zogenaamde ‘ponypacks’ in zaten. Ik maakte vervolgens één ponypack open en zag dat er wit poeder in zat. [3]
Het onderzoek verdovende middelen – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
De partij was inbeslaggenomen onder de verdachte [verdachte] . De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
Aantal: 4 stuks
Verpakking: envelop
Totale hoeveelheid: 1,92 gram. [4]
Het gehele monster van 1,92 gram zal verzonden worden naar het NFI.
SIN: AALT4088NL. [5]
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Resultaten en conclusies:
Kenmerk Omschrijving Conclusie
AALT4088NL volgens opgave 1,92 gram, bevat cocaïne [6]
wit poeder en brokjes in grip-
zakje
De bevindingen met betrekking tot de Nokia gsm – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op 20 augustus 2018 werd de verdachte [verdachte] aangehouden en werden twee telefoons op hem aangetroffen. Eén was van het merk Nokia, type Ta1010. [7]
Na onderzoek van de afdeling digitale forensische opsporing bleek dat de Nokia, type Ta1010 telefoon voorzien was van het Imei-nummer [Imei-nummer] en van een simkaart van de provider Lycamobile met simkaartnummer [simkaartnummer] . Na bevraging 126NA bij de provider KPN, bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer] aan genoemde simkaart gekoppeld was en dat het een prepaid betrof. [8]
De verklaring van [getuige 1] – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik had, begin augustus 2018 een sms bericht ontvangen van een drugsdealer “ [bijnaam] ” met nummer [telefoonnummer] . Ik heb die drugsdealer op 9 augustus 2018 een sms gestuurd en om 1 gram cocaïne gevraagd. Toen ik via bericht hoorde dat hij er was, dat was op 10 augustus 2018, na middernacht, ben ik naar buiten gelopen en heb ik de drugs in ontvangst genomen en 50 of 60 euro betaald. Degene waarvan ik kocht was een Marokkaanse jongen, begin 20 jaar oud. U toont mij een foto van een man en vraagt mij of ik die man herken als zijnde de leverancier van de drugs. De man op de foto herken ik voor 90% als de man die mij de harddrugs geleverd heeft. Ik ken deze man niet van naam. Ik kan niet met 100% zeggen, maar hij lijkt erg veel op hem. Ik heb ook maar 1 keer van hem gekocht en ken die man verder niet.
Bijlage bij het proces-verbaal: getoonde foto van [verdachte] . [9]
De verklaring van [getuige 2] – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Bij aanvang deelden wij de getuige mede dat wij bezig zijn met een onderzoek, waarbij is gebleken dat er gebruik is gemaakt van een telefoonnummer [telefoonnummer] waarover drugsgesprekken hebben plaatsgevonden en waaruit is gebleken dat er met een telefoonnummer [telefoonnummer] op 17 augustus te 00.14 uur gesprekken zijn gevoerd. Dat nummer blijkt op jouw naam te staan.
Daarop verklaarde de getuige als volgt. Dat telefoonnummer is van mij, dat klopt. Ik kreeg kort geleden, twee weken terug, een sms bericht van afzender ‘ [bijnaam] ’ dat hij aanbiedingen heeft van harddrugs. Ik heb op 17 augustus net na middennacht contact met de dealer opgenomen en een bestelling gedaan van 1 puur. Dit betreft cocaïne. [10] Hij is gekomen en ik geloof dat ik wel 50 of 60 euro betaalde voor 1 gram puur. U toont mij een foto van een man en vraagt mij of ik die man herken als zijnde de leverancier van de drugs. De man op de foto herken ik als de man die mij de harddrugs geleverd heeft. Hij is nu wat boller in het gezicht. Ik ken deze man niet van naam.
Bijlage bij het proces-verbaal: getoonde foto van [verdachte] . [11]
De bevindingen met betrekking tot de telefoon Samsung S8 van [medeverdachte 1] – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
De telefoon van [medeverdachte 1] is door de afdeling digitaal forensische opsporing uitgelezen. In de telefoon werden sms-contacten aangetroffen met het nummer [telefoonnummer] . Dit contact was in de telefoon niet ingevoerd met naam, maar maakte zich in een sms van 7 augustus 2018 te 23:18:03 bekend als [bijnaam] . [12]
De volgende sms-berichten werden aangetroffen:
From [telefoonnummer] 7-8 23:18:03 Excuses eenmalige sms nieuwe nr gr
[bijnaam]
De verklaring van [medeverdachte 1] – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik kreeg een sms-bericht op mijn telefoon: Eenmalige sms groetjes [bijnaam] . Dezelfde dag, woensdag dacht ik, spraken we met [bijnaam] af. [13]
De in het dossier weergegeven foto, met daarop afgebeeld [verdachte] , betreft de door mij genoemde ‘ [bijnaam] ’. [14]
4.3.4
Overwegingen van de rechtbank
Het door de raadsvrouw gevoerde verweer dat verdachte niet de persoon is die in het dossier wordt aangeduid met de naam ‘ [bijnaam] ’, vindt zijn weerlegging in vorenstaande bewijsmiddelen. Dat geldt ook voor het verweer van de raadsvrouw dat de inbeslaggenomen Nokia-telefoon niet te koppelen is aan verdachte.
Het verweer van de raadsvrouw aangaande de stemherkenning van verdachte behoeft geen bespreking, nu de rechtbank de hierop betrekking hebbende processen-verbaal niet heeft gebruikt voor het bewijs.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder in rubriek 5 bewezen is verklaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2.
in de periode van 9 augustus 2018 tot en met 20 augustus 2018 te Veenendaal, meermalen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd, een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder feit 2bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte, te weten het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde, te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, in geval van bewezenverklaring, verzocht aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer anderhalve week schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne. Door het handelen in cocaïne is verdachte mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaken. Het is algemeen bekend dat cocaïne schadelijk is voor de gezondheid en bovendien verslavend is. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Verdachte heeft bij deze negatieve effecten niet stilgestaan of zich daar in elk geval niet door laten weerhouden, maar heeft zich enkel laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin.
De rechtbank heeft met betrekking tot de op te leggen straf enerzijds rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en anderzijds aansluiting gezocht bij rechterlijke uitspraken in zaken die met deze zaak vergelijkbaar zijn. Voornoemde oriëntatiepunten geven als vertrekpunt van denken bij het dealen in harddrugs gedurende een periode van minder dan één maand een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden weer.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie (strafblad) van 25 maart 2019 is gebleken dat verdachte niet eerder ter zake van een soortgelijk delict met justitie in aanraking is gekomen. Het strafblad van verdachte zal dan ook niet in het voor- of nadeel van verdachte worden meegewogen.
In het nadeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en dat hij niet heeft aangetoond het laakbare van zijn handelen in te zien.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Alles afwegende, waarbij de rechtbank uitdrukkelijk in ogenschouw heeft genomen dat sprake is geweest van ongeveer anderhalve week dealen en van voornoemde strafverzwarende omstandigheden, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 21 november 2018 geschorst. Verdachte had op dat moment 93 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis zal dan ook worden opgeheven.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 2.690,97. Dit bedrag bestaat uit € 90,97 materiële schade (bestaande uit de kostenposten ‘eigen risico zorgkosten’ ad € 75,77 en ‘reiskosten’ ad € 15,20) en € 2.600,-- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde.
9.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, zoals hiervoor is overwogen, verdachte vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde. De benadeelde partij zal om die reden, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw, niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering. De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.L.M. van Opstal, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 mei 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018
tot en met 10 augustus 2018 te Veenendaal, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding
van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf
van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk en met voorbedachten
rade [slachtoffer] van het leven te beroven, althans die [slachtoffer] opzettelijk en
met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
opzettelijk 1100 euro, althans enig geldbedrag,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
welk geldbedrag was bestemd tot het begaan van dat vernoemde misdrijf,
immers was dit geldbedrag bedoeld om (vervuilde) drugs te kopen en
bij toediening althans inname daarvan die [slachtoffer] van het leven te beroven
en/of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en/of was dit geldbedrag bedoeld
als beloning voor het om het leven brengen van die [slachtoffer] althans voor het
toe brengen van zwaar lichamelijk letsel aan die [slachtoffer] ;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 302 jo. 303 Wetboek van Strafrecht
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 1 augustus
2018 tot en met 10 augustus 2018 te Veenendaal, in elk geval in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het
verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het
aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het
afgeven althans het betalen van 1100 euro, althans enig geldbedrag, aan
verdachte, door het beloven en/of toezeggen van het uitvoeren van de gevraagde
dienst, te weten [slachtoffer] (opzettelijk en met voorbedachten rade) van het
leven te beroven;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 9 augustus 2018
tot en met 20 augustus 2018 te Veenendaal, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt
en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachten het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksdossier 034Pruik/MD3R018109 (einddossier), opgemaakt door politie Midden-Nederland, District Oost-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 489 en een aanvulling daarop doorgenummerd 490 tot en met 501.
2.Proces-verbaal van aanhouding van verdachte [verdachte] van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pag. 136.
3.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , pag. 289.
4.Proces-verbaal ‘onderzoek verdovende middelen’ van [verbalisant 5] , pag. 464.
5.Idem, pag. 465.
6.NFI-rapport van 12 september 2018, opgesteld door ing. [verbalisant 6] , pag. 488 en 489.
7.Proces-verbaal ‘simkaart en Nokia gsm’ van [verbalisant 7] , pag. 292
8.Idem, pag. 293.
9.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , pag. 467 en bijbehorende bijlage, pag. 468.
10.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , pag. 471.
11.Idem, pag. 472 en bijbehorende bijlage, pag. 473.
12.Proces-verbaal ‘sms Samsung S8 [medeverdachte 1] ’ van [verbalisant 7] , pag. 227.
13.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , pag. 55.
14.Verklaring van de op 9 mei 2019 ter terechtzitting gehoorde getuige [medeverdachte 1] .