ECLI:NL:RBMNE:2019:2350

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
27 mei 2019
Zaaknummer
UTR 18/4663
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van beëindiging gemeentelijke schuldhulpverlening aan ondernemers wegens onduidelijke afspraken

In deze zaak hebben eisers, die financiële problemen ondervonden, beroep ingesteld tegen de beëindiging van hun gemeentelijke schuldhulpverlening door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 22 mei 2019 uitspraak gedaan. Eisers, die als zelfstandigen (zzp'ers) werkzaam waren, hadden eerder een aanvraag ingediend voor financiële hulpverlening, maar deze was afgewezen omdat hun onderneming niet levensvatbaar werd geacht. Ondanks hun ondernemersstatus werden zij tot de gemeentelijke schuldhulpverlening toegelaten. De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de hulpverlening onterecht was, omdat niet duidelijk was gemaakt welke afspraken eisers niet waren nagekomen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waardoor de schuldhulpverlening kon worden voortgezet. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers en moest het betaalde griffierecht worden vergoed. De rechtbank benadrukte dat de communicatie over gemaakte afspraken en de nakoming daarvan schriftelijk vastgelegd diende te worden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/4663

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres, en

[eiser], te [woonplaats] , eiser,
gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. G.J. de Kaste),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. H. van Gellekom).

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de financiële hulpverlening aan eisers met ingang van 19 december 2017 beëindigd.
Bij besluit van 30 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder is voor verweerder verschenen [schuldhulpverlener] , schuldhulpverlener bij Stadsring51.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden.
1. Eisers hebben financiële problemen en willen daarbij geholpen worden. Omdat eisers ondernemers waren (zij zijn dat nu niet meer) hebben zij eerst een aanvraag gedaan in het kader van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz). Deze aanvraag is afgewezen omdat de onderneming niet levensvatbaar werd geacht.
Op 14 februari 2017 hebben eisers zich vervolgens gemeld bij Stadsring51, met een verzoek om financiële hulpverlening. Bij besluit van 7 april 2017 heeft verweerder eisers (ondanks dat zij ondernemers waren) tot de gemeentelijke schuldhulpverlening toegelaten.
Op 7 april 2017 heeft Stadsring51 een voorstel voor de op eisers afgestemde financiële hulpverlening gedaan. Dit voorstel is nader uitgewerkt in het Plan van Aanpak en de Afsprakenlijst van 24 april 2017.
In het voorstel en het Plan van Aanpak heeft Stadsring51 kenbaar gemaakt dat vanwege het ondernemerschap van eisers een minnelijke of wettelijke schuldregeling niet tot de mogelijkheden behoort. Het Plan van Aanpak vermeldt verder in welke gevallen de dienstverlening (tussentijds) beëindigd kan worden. Dit kan onder meer als eisers de gemaakte afspraken niet of niet behoorlijk nakomen, als eisers zich niet houden aan de afgesproken voorwaarden en als de voortzetting van de financiële hulpverlening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van Stadsring51 kan worden gevergd.
Besluitvorming.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de financiële hulpverlening beëindigd op de grond dat de afgesproken hulpverlening is gerealiseerd.
3. Eisers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Eisers hebben in bezwaar aangevoerd dat hun financiële situatie sinds hun aanvraag niet is veranderd, dat de schulden alleen maar zijn opgelopen en dat van het realiseren van de hulpverlening dus geen sprake is.
4. De bezwaarschriftencommissie heeft op 27 augustus 2018 advies uitgebracht. Volgens de bezwaarschriftencommissie kan het primaire besluit geen stand houden. Primair omdat beëindigd is op een grond die geen beëindigingsgrond is (de hulpverlening is gerealiseerd). Subsidiair omdat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het door verweerder in bezwaar aangevoerde standpunt dat de voortzetting van de financiële hulpverlening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van Stadsring51 kan worden gevergd (wat wel als beëindigingsgrond in het Plan van Aanpak is opgenomen). De bezwaarschriftencommissie acht hierbij van belang dat er op 14 december 2017 door de klantmanager, dus kort voor het primaire besluit, nog een e-mail is gestuurd naar eiser waarin de klantmanager aangeeft welke stappen hij op korte termijn wil zetten. In het licht van deze e-mail bevreemdt het de bezwaarschriftencommissie dat verweerder enkele dagen later het primaire besluit heeft genomen, waarin wordt gesteld dat de hulpverlening is gerealiseerd.
5. Verweerder heeft het bezwaar in het bestreden besluit ongegrond verklaard en is daarmee afgeweken van het advies van de bezwaarschriftencommissie. Verweerder betoogt dat de bezwaarschriftencommissie onvoldoende heeft onderkend dat eisers, als ondernemers, bij uitzondering tot de gemeentelijke schuldhulpverlening zijn toegelaten, en dat hen vanaf het begin duidelijk is gemaakt dat er geen minnelijke of wettelijke schuldsaneringsregeling zou komen. De bezwaarschriftencommissie heeft volgens verweerder ook onvoldoende onderkend dat, gelet op het aanhouden van de onderneming door eisers, een grotere inzet van hen gevraagd werd, voor wat betreft de inbreng van gegevens en het uitvoeren van werkzaamheden. Eisers zijn de gemaakte afspraken volgens verweerder niet of niet behoorlijk nakomen.
Standpunt van eisers in beroep.
6. Eisers voeren aan dat hun onderneming geen rechtspersoonlijkheid bezat, zodat altijd sprake was van activiteiten van een natuurlijk persoon. Eiser deed aan webdesign maar kon dat werk door ziekte niet meer uitvoeren. Het wegvallen van zijn inkomen en de daarmee samenhangende financiële problemen zijn niet uitzonderlijk complex. De overweging van verweerder dat het verlenen van schuldhulp in het geval van eisers uitzonderlijk is, vindt volgens eisers dus geen grondslag in de complexiteit en is een oneigenlijk argument.
De vraag of een wettelijke schuldregeling mogelijk is, is verder niet van belang. Ook doet niet ter zake dat er een Bbz-aanvraag is ingediend die tot niets heeft geleid. Verweerder heeft eisers immers desondanks tot de gemeentelijke schuldhulpverlening toegelaten.
Eisers bestrijden verder dat zij zich onvoldoende hebben ingespannen. Aankloppen bij schuldhulpverlening gebeurt juist omdat mensen het zelf niet meer zien zitten of niet meer kunnen. Verweerder heeft nauwelijks actie ondernomen, terwijl eisers daar veelvuldig om hebben gevraagd. Ze zijn niet geholpen bij de boekhouding. Verder is aan woonkostentoeslag de voorwaarde verbonden dat de woning zou worden verkocht terwijl eisers dit wilden voorkomen. Volgens eisers is in hun geval niet verder gekomen dan een te vaag opgesteld Plan van Aanpak en te weinig initiatief om daadwerkelijk schuldhulp te bieden. Bij adequate schuldhulp zouden schulden van eisers niet zo zijn opgelopen. Uit de tijd die is verstreken tussen het eerste contact en het primaire besluit blijkt ook dat het traject te lang heeft geduurd.
Juridisch kader.
7. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs), stelt de gemeente een plan vast dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente. Ingevolge het tweede lid, voor zover hier van belang, stelt de gemeenteraad het plan telkens voor een periode van ten hoogste vier jaren vast.
8. Artikel 3, eerste lid, van de Wgs, bepaalt dat het college verantwoordelijk is voor de schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente en dat het college daarbij het plan, bedoeld in artikel 2, eerste lid, uitvoert.
9. Onder de stukken bevindt zich het Beleidsplan integrale schuldhulpverlening 2012-2015 waarin de algemene uitgangspunten voor de schuldhulpverlening zijn beschreven. Dit is een plan als bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van Wgs. Op de zitting is verder gebleken dat er inmiddels een nieuw beleidsplan is.
Niet in geschil is echter dat verweerder geen beleidsregels heeft opgesteld waarin bijvoorbeeld is geregeld wanneer iemand toegelaten wordt tot de schuldhulpverlening en wanneer deze beëindigd kan worden. De grondslag voor de beëindiging van de financiële hulpverlening is daarmee het Plan van Aanpak, waarin in onderdeel C is beschreven in welke situaties Stadsring51 de dienstverlening kan beëindigen.
Oordeel van de rechtbank.10. Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de gedingstukken en wat op de zitting is besproken niet concreet duidelijk geworden welke afspraken eisers niet zijn nagekomen. Evenmin is gebleken op welke manier Stadsring51 aan eisers duidelijk heeft gemaakt dat zij hun afspraken niet nakomen. Dat Stadsring51 slechts een adviserende rol heeft en eisers zelf verantwoordelijk zijn voor het nakomen van afspraken mag zo zijn, maar dat neemt niet weg dat Stadsring51 (namens verweerder) eisers duidelijk schriftelijk moet informeren dat hij van mening is dat eisers tekortschieten in het nakomen van de afspraken.
Verweerder heeft geen stukken overgelegd waaruit dat blijkt. Verweerder heeft op de zitting verklaard dat er veel e-mails zijn waaruit blijkt dat eisers niet gedaan of overgelegd hebben waarom gevraagd is. De rechtbank beschikt niet over deze stukken en kan verweerder niet alleen op basis van zijn verklaring op de zitting volgen in zijn standpunt dat eisers hun afspraken niet zijn nagekomen, temeer omdat eisers zelf stellen dat zij zich wél voldoende hebben ingespannen en dat het juist verweerder is die nauwelijks actie heeft ondernomen.
De rechtbank begrijpt verder niet waarom verweerder van eisers als ondernemers een grotere inzet vraagt (dan van natuurlijke personen) voor wat betreft het nakomen van afspraken. Verweerder heeft eisers, ondanks hun ondernemerschap, wél tot de gemeentelijke schuldhulpverlening toegelaten. Hoewel verweerder in het voorstel en het Plan van Aanpak heeft aangegeven dat dit uitzonderlijk is en dat een minnelijke of wettelijke schuldregeling vanwege het ondernemerschap van eisers waarschijnlijk niet mogelijk is, ziet de rechtbank daarin niet terug dat voor wat betreft de nakoming van afspraken de lat voor eisers als ondernemers hoger is gelegd dan voor natuurlijke personen. Verder ziet de rechtbank, net als eisers, niet in hoeverre het kleinschalige ondernemerschap van eisers als zzp-er de schuldhulpverlening aan hen, vergeleken met de schuldhulpverlening aan natuurlijke personen, uitzonderlijk complex maakte.
Verweerder heeft daarom de financiële hulpverlening niet mogen beëindigen op de grond dat eisers de gemaakte afspraken niet of niet behoorlijk nakomen.
11. Verder lijkt het niet voor de hand te liggen dat de financiële hulpverlening aan eisers op 19 december 2014 is beëindigd, terwijl er nog op 14 december 2017 door de klantmanager een e-mail is gestuurd naar eiser, waarin de klantmanager heeft aangegeven welke stappen hij op korte termijn wil zetten. Eisers konden op grond van deze e-mail erop vertrouwen dat er in hun schuldhulpverleningstraject nog concrete stappen zouden worden gezet. Verweerder heeft de financiële hulpverlening daarom evenmin mogen beëindigen op de grond dat de voortzetting daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van Stadsring51 kon worden gevergd.
12. Aan eisers wordt sinds 2018 weer schuldhulpverlening geboden. Op de zitting heeft [schuldhulpverlener] onder meer verklaard dat de schuldhulpverlening is hervat naar aanleiding van een dreigende afsluiting van gas, water en licht in 2018 en dat het schuldhulpverleningstraject sindsdien dus weer openstaat. Dat aan de huidige schuldhulpverlening een (nieuw) Plan van Aanpak en een (nieuwe) Afsprakenlijst ten grondslag ligt, is echter gesteld noch gebleken.
13. Gelet daarop zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en het primaire besluit herroepen, zodat het toelatingsbesluit van 7 april 2017 herleeft en een basis kan vormen om de schuldhulpverlening voort te zetten.
Partijen kunnen dan een nieuw Plan van Aanpak opstellen en opnieuw afspraken maken. Hierbij geeft de rechtbank verweerder in overweging om het nieuwe Plan van Aanpak in minder algemene termen op te stellen dat het oude, en om tijdens het verdere schuldhulpverleningstraject de communicatie met eisers over de gemaakte afspraken en de nakoming daarvan op schrift vast te leggen.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.536,- (1 punt voor het indien van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en wegingsfactor 1).
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 1.536,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. D.D. van Loopik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.