Op 20 mei 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige man, die werd beschuldigd van het illegaal binnendringen van een pand aan de Krakelingenweg in Zeist. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan huisvredebreuk, maar sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde feit, omdat het gebruik van het pand nog niet was beëindigd. De rechtbank stelde vast dat het pand nog in gebruik was als oefenpand voor het arrestatieteam van de politie, wat betekende dat er geen sprake was van kraken. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk. De overige acht verdachten in de zaak werden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er geen bewijs was dat zij bij de eerste groep binnendringers hoorden. De rechtbank benadrukte dat voor strafbaarheid van huisvredebreuk vereist is dat de rechthebbende het gebruik van het pand heeft beëindigd en dat dit niet was aangetoond in deze zaak. De benadeelde partij, de eigenaar van het pand, had een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank verklaarde deze vordering niet-ontvankelijk, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd.