Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
Artikel 10 Nevenarbeid/Concurrentiebeding
960,--
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter op 15 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever. De werknemer, hier aangeduid als [verzoeker], had een arbeidsovereenkomst met de werkgever, een besloten vennootschap, aangeduid als [verweerster]. De zaak volgde op een tussenbeschikking van 10 oktober 2018, waarin de werkgever was opgedragen bewijs te leveren van stellingen over fysiek geweld en verbale bedreigingen door de werknemer. De werkgever heeft dit bewijs geleverd, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedragingen van de werknemer niet ernstig genoeg waren om als dringende reden voor ontslag op staande voet te dienen. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig had beëindigd en dat de werknemer recht had op een transitievergoeding van € 48.756,--, een billijke vergoeding van € 4.000,-- en een vergoeding voor onregelmatig ontslag van € 14.990,19. Daarnaast werd het concurrentiebeding vernietigd, omdat het de werknemer onbillijk benadeelde. De kantonrechter oordeelde ook dat de werkgever een wettelijke verhoging van 50% moest betalen over een nabetaling van € 3.092,37 en dat de werkgever de proceskosten moest vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures en de rechten van werknemers te respecteren.