ECLI:NL:RBMNE:2019:2214

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
17 mei 2019
Zaaknummer
NL18.8930
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over nakoming samenwerkingsovereenkomst en retro-overdracht octrooien tussen Koninklijke Nederlandse Munt N.V. en N.V. [verweerster]

In deze zaak vordert Koninklijke Nederlandse Munt N.V. (KNM) betaling van openstaande facturen en retro-overdracht van octrooirechten van N.V. [verweerster]. De vordering is gebaseerd op een samenwerkingsovereenkomst tussen partijen, waarin afspraken zijn gemaakt over de productie van munten. [verweerster] heeft een tegenvordering ingesteld, stellende dat KNM tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en vordert ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat KNM de producten heeft geleverd en dat de door [verweerster] gestelde tekortkomingen niet zijn komen vast te staan. De rechtbank oordeelt dat [verweerster] gehouden is om de openstaande facturen te betalen en dat de retro-overdracht van de octrooien moet plaatsvinden. Tevens wordt een boete van € 100.000,- toegewezen aan KNM wegens het niet tijdig voldoen aan de retro-overdracht. De rechtbank wijst ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten toe, maar de vordering op basis van de algemene voorwaarden wordt afgewezen. De proceskosten worden aan [verweerster] opgelegd, terwijl KNM ook een tegenvordering heeft die wordt toegewezen.

Uitspraak

VNNIS
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: NL18.8930
Vonnis van 30 april 2019
in de zaak van
de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE NEDERLANDSE MUNT N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres van de vordering,
verweerster op de (voorwaardelijke) tegenvordering,
hierna te noemen: KNM,
advocaat A. Haan te Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
N.V. [verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verweerster op de vordering,
eiseres van de (voorwaardelijke) tegenvordering,
hierna te noemen: [verweerster] ,
advocaat A.J.F. de Jager te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de procesinleiding met producties 1 t/m 25
  • het verweerschrift met een (voorwaardelijke) tegenvordering met producties 26 t/m 36
  • het verweerschrift op de (voorwaardelijke) tegenvordering met producties 26 t/m 51
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 19 februari 2019.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het om?

Inleiding

2.1.
KNM vordert betaling van openstaande facturen en (retro)overdracht van octrooirechten en nog een aantal nevenvorderingen. Zij baseert zich daarbij op een samenwerkingsovereenkomst tussen KNM en [verweerster] met betrekking tot de productie van munten. [verweerster] op haar beurt vordert een verklaring voor recht dat KNM tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, en wil dat de overeenkomst wordt ontbonden en dat KNM de door [verweerster] geleden (en nog nader op te maken) schade aan haar vergoedt.
Wie zijn partijen?
2.2.
KNM produceert muntgeld en herdenkingsmunten voor Centrale Banken wereldwijd. Daarnaast produceert KNM penningen, relatiegeschenken en andere op maat gemaakte munt en penning gerelateerde producten.
2.3.
[verweerster] is onderdeel van de internationale [bedrijfsnaam] , die gevestigd is in [vestigingsplaats 2] . [verweerster] houdt zich (onder meer) bezig met de commerciële exploitatie van een (glazen) stop ten behoeve van de sterke drankindustrie, meer in het bijzonder wijn.
Wat is er gebeurd?
2.4.
Partijen hebben al op 11 september 2013 een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarbij is afgesproken dat KNM munten zou gaan produceren, die door [verweerster] bovenin de hiervoor genoemde (glazen) stop worden geplaatst. Op 25 april 2016 hebben partijen daarover nieuwe afspraken gemaakt. Kern van deze afspraken was dat KNM een aantal patenten aan [verweerster] overdraagt in ruil voor de bereidheid van [verweerster] om (mogelijk) 200 miljoen munten bij KNM af te nemen. Als dit aantal niet gehaald wordt binnen 18 maanden na ondertekening van de overeenkomst komen de patenten van rechtswege weer aan KNM toe en eindigt de samenwerking. Deze afspraken zijn vervolgens verder uitgewerkt in de overeenkomst van 30 juni 2016 (de nadere overeenkomst). Deze nadere overeenkomst vervangt alle voorgaande overeenkomsten.
2.5.
Beide partijen beschouwen de nadere overeenkomst als de enige (nog) geldende overeenkomst tussen hen beiden. In de overeenkomst is – voor zover relevant – bepaald dat:
1. KNM aan [verweerster] alle intellectuele eigendomsrechten en de aanspraken daarop van het MPI-octrooi en AOVD-octrooi overdraagt.
2. KNM het exclusieve, eeuwigdurende, wereldwijde en royalty-vrije recht van licentie op het MPI-octrooi (vorm van QR-code op de munt) en AOVD-octrooi (techniek) krijgt.
3. [verweerster] exclusief bij KNM munten bestelt en in dat kader van plan is opdracht te geven voor de productie van 200 miljoen munten.
4. Als [verweerster] binnen 18 maanden na ondertekening van de overeenkomst 200 miljoen munten bestelt en betaalt bij KNM, of aan KNM een IP-vergoeding betaalt van € 1.060.000,-, [verweerster] recht heeft op het octrooi ARACNE (speciale muntproductie-techniek).
5. Als [verweerster] niet (tijdig) aan het onder 4. vermelde voldoet, alle intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot het MPI-octrooi en het AOVD-octrooi op eerste verzoek van KNM en tegen betaling van de onkosten voor het aanvragen van het AOVD-octrooi tot een maximum van € 100.000,- door [verweerster] aan KNM worden (retro-)overgedragen en de samenwerking eindigt.
6. [verweerster] is een boete van € 100.000,- verschuldigd als zij niet tijdig aan de onder 5. genoemde overdracht voldoet.
2.6.
Het MPI-octrooi en AOVD-octrooi zijn door KNM overgedragen aan [verweerster] . Op een wijnbeurs in […] (de […] -beurs), die van 24 tot 28 juli 2016 werd gehouden, is de glasstop door [verweerster] voor het eerst gepresenteerd aan het publiek. [verweerster] heeft in aanloop naar die wijnbeurs 2000 munten besteld bij KNM. Volgens [verweerster] is de glasstop op de beurs slecht ontvangen, omdat de QR-code op de munten door bepaalde telefoons en onder bepaalde omstandigheden niet konden worden uitgelezen. Daarop heeft overleg plaatsgevonden tussen partijen en in november 2016 heeft KNM tien verschillende versies van QR-munten aan [verweerster] getoond. [verweerster] heeft de verschillende munten getest. Daarna heeft [verweerster] wederom een aantal bestellingen geplaatst bij KNM. De door [verweerster] bestelde munten zijn door KNM geleverd aan [verweerster] .
2.7.
KNM heeft in de periode april 2016 tot en met juni 2017 in totaal 11 facturen verstuurd aan [verweerster] ter hoogte van in totaal € 37.749,57. Deze facturen heeft [verweerster] allemaal niet betaald. [verweerster] heeft ook de in de nadere overeenkomst genoemde 200 miljoen munten niet bij KNM besteld binnen de daarvoor gestelde termijn.
2.8.
KNM wil in deze procedure daarom alsnog betaling van de facturen en de retro-overdracht van de door haar overgedragen octrooien bewerkstelligen. [verweerster] is van mening dat de door KNM geleverde munten niet deugdelijk zijn en dat zij daarom niet gehouden is tot betaling van de facturen en evenmin tot retro-overdracht van de octrooien en zij heeft daarom diverse tegenvorderingen ingesteld tegen KNM.

3.De beoordeling van de vorderingen en de tegenvorderingen

Zero default-rate

3.1.
De kern van het geschil is wat partijen precies hebben afgesproken ten aanzien van de door KNM voor [verweerster] te produceren munten. Volgens [verweerster] was onderdeel van de afspraken dat de munten een zero default-rate moesten hebben. Een zero default-rate houdt volgens [verweerster] in dat de QR-code op de munt te allen tijde uitleesbaar moet zijn. Dat vloeit volgens [verweerster] automatisch voort uit het gegeven dat het hier ging/gaat om anti-counterfeit munten; munten die moeilijk na te maken zijn. KNM betwist dat partijen hebben afgesproken dat de munten een zero default-rate moesten hebben, in ieder geval niet op de manier waarop [verweerster] de term uitlegt. Volgens KNM ziet een zero default-rate puur op technische details van de munt en niet op de uitleesbaarheid van de QR-code. De uitleesbaarheid van de QR-code hangt volgens KNM mede af van externe omstandigheden, zoals de comptabiliteit van de QR-code met de software van een telefoon en de mate van lichtinval.
3.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de QR-code op de door KNM geleverde munten niet steeds uitleesbaar was. Volgens KNM was er alleen technisch gezien niets mis met de munten en heeft zij geleverd conform wat overeengekomen was. [verweerster] heeft volgens KNM de door [verweerster] bestelde munten steeds voorafgaand aan haar orders getest en akkoord bevonden. [verweerster] is zoals gezegd van mening dat KNM tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Volgens [verweerster] heeft er veelvuldig overleg plaatsgevonden met KNM om de kwaliteit van de munten te verbeteren. Maar mede door het grote verloop binnen KNM van de bij het project betrokken medewerkers kwam dit volgens [verweerster] niet van de grond. KNM heeft in november 2016 (na de […] -beurs) diverse versies van de munt getoond aan [verweerster] . Volgens [verweerster] was dit in het kader van een door partijen opgezet ontwikkelingsprogramma om de kwaliteit van de munt te verbeteren. Daaruit blijkt volgens [verweerster] dat ook KNM erkent dat de munt niet goed werkte. KNM kijkt hier echter anders tegenaan.
3.3.
Waar in de visie van [verweerster] de door haar gekozen versie van de munt het startpunt voor de verdere ontwikkeling van de munt betrof, zag KNM dit als het door [verweerster] akkoord bevonden eindproduct. Het feit dat [verweerster] vervolgens ook een aantal orders heeft geplaatst van de door [verweerster] gekozen (versie van de) munt bevestigt dit volgens KNM. Volgens KNM is zij alleen maar akkoord gegaan met het opzetten van een Testprogramma, omdat [verweerster] haar verzekerde dan tot betaling van de openstaande facturen over te gaan. Omdat ook nu betaling uitbleef, heeft KNM het Testprogramma stop gezet.
3.4.
Het gaat hier om de uitleg van een schriftelijke overeenkomst tussen twee gelijkwaardige professionele partijen met betrekking tot een zuiver commerciële transactie. In zo’n geval is de (meest voor de hand liggende) taalkundige uitleg van de schriftelijke overeenkomst het uitgangspunt. In de nadere overeenkomst staat niets vermeld over een zero-default rate van de munt. Dat dit wel onderdeel zou zijn geweest van de afspraken, zoals door [verweerster] betoogd, blijkt daar dan ook niet uit. Ook uit de andere overgelegde schriftelijke correspondentie blijkt niet dat partijen iets hebben afgesproken over een zero default-rate in de door [verweerster] uitgelegde wijze dat de QR-code te allen tijde uitleesbaar zou moeten zijn. De rechter volgt [verweerster] ook niet in haar stelling dat dit een automatisch gevolg zou zijn van het feit dat het gaat om anti counterfeit-producten. Daarbij komt dat tijdens de mondelinge behandeling duidelijk is geworden dat [verweerster] voorafgaande aan het sluiten van de nadere overeenkomst samples heeft ontvangen van KNM en dus wist (of in ieder geval had kunnen weten) wat KNM kon leveren. Tot slot speelt een rol dat [verweerster] pas in een heel laat stadium is gaan klagen over de kwaliteit van de geleverde QR-munten en zij eerst een ander standpunt heeft ingenomen. Dat strookt niet met de uitleg die [verweerster] nu aan de overeenkomst geeft. Als een zero default-rate inderdaad onderdeel zou hebben uitgemaakt van de overeenkomst tussen partijen had het in de lijn der verwachtingen gelegen dat [verweerster] daar meteen een beroep op zou hebben gedaan. Daarvan blijkt niet.
3.5.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat een zero default-rate, in de door [verweerster] bepleitte zin dat de QR-munten altijd in alle omstandigheden uitleesbaar moeten zijn, geen onderdeel was van de afspraken tussen partijen.
Wat betekent dit voor de vorderingen?
Betaling facturen
3.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat KNM de producten die zij door middel van de nu nog openstaande facturen heeft gefactureerd aan [verweerster] ook daadwerkelijk heeft geleverd. Dat de door KNM geleverde munten technisch niet in orde waren, is de rechtbank niet gebleken. Weliswaar staat vast dat de munten niet altijd goed uitleesbaar waren, maar dit is volgens KNM veroorzaakt door externe factoren als de comptabiliteit van de QR-code met de gebruikte software in telefoons en niet omdat de munt zelf gebrekkig is. Dit is door [verweerster] niet (voldoende) gemotiveerd betwist. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat KNM tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de nadere overeenkomst. Dat betekent dat [verweerster] gehouden is om de openstaande facturen alsnog te voldoen. [verweerster] heeft nog aangevoerd dat de facturen, op één na, op naam van [bedrijfsnaam] staan en zij daarom niet gehouden zou zijn om de facturen te betalen. Dit betoog gaat niet op. KNM heeft onbetwist aangevoerd dat [bedrijfsnaam] geen aparte juridische entiteit is en dat de orders zijn geplaatst door (medewerkers van) en uitgeleverd aan [verweerster] . [verweerster] is dus de opdrachtgever geweest en daarmee ook gehouden te betalen. De tenaamstelling op de facturen maakt daarin geen verschil.
3.7.
De vordering tot betaling van het nog openstaande bedrag van € 37.749,57 zal worden toegewezen.
3.8.
KNM vordert ook rente over dit bedrag, primair de contractuele rente van 1% en subsidiair de wettelijke handelsrente. KNM verwijst voor de verschuldigdheid van de contractuele rente naar haar algemene voorwaarden. [verweerster] heeft echter gemotiveerd betwist dat deze algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn en dit verweer is door KNM verder onweersproken gelaten. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de algemene voorwaarden van KNM niet van toepassing zijn.
3.9.
De rechtbank wijst de wettelijke handelsrente toe vanaf 30 dagen na de factuurdatum. Op grond van de dwingendrechtelijke bepaling art. 6:119a BW is bij een handelsovereenkomst rente verschuldigd vanaf 30 dagen na de factuurdatum. Verzuim is daarvoor niet vereist.
Retro-overdracht octrooien
3.10.
KNM vordert daarnaast retro-overdracht van de AOVD- en MPI-octrooien. Zij baseert haar vordering op de nadere overeenkomst. Daarin is – kort gezegd – bepaald dat als [verweerster] niet binnen 1,5 jaar na 30 juni 2016 het afgesproken aantal munten van 200 miljoen bestelt bij KNM of een IP-vergoeding van € 1.060.000,- aan KNM betaalt, alle intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot het MPI- en het AOVD-octrooi op eerste verzoek van KNM door [verweerster] aan KNM worden (retro-)overgedragen.
3.11.
Vast staat dat [verweerster] de beoogde 200 miljoen munten niet heeft afgenomen van KNM. [verweerster] heeft zich op het standpunt gesteld dat dit te wijten is aan KNM zelf vanwege haar eigen tekortschieten. Zoals hiervoor al is overwogen, gaat dit verwijt van [verweerster] niet op. Andere verweren heeft [verweerster] niet ingebracht. KNM heeft bij brieven van 15 november en 8 december 2017 [verweerster] schriftelijk in gebreke gesteld met betrekking tot de betalingsachterstand en de retro-overdracht van de AOVD- en MPI-octrooien alvast aangezegd. Partijen hebben naar aanleiding hiervan met elkaar gesproken, maar hebben geen overeenstemming bereikt. Op 5 januari 2018 heeft KNM [verweerster] vervolgens per e-mail verzocht om de IE-rechten per direct aan haar terug over te dragen. Op dat moment was de afgesproken termijn van 1,5 jaar (na 30 juni 2016) verstreken. [verweerster] heeft dit niet gedaan. Ook heeft [verweerster] geen IP-vergoeding betaald aan KNM. Dit betekent dat de vordering van KNM tot retro-overdracht van de AOVD- en MPI-octrooien voor toewijzing in aanmerking komt.
Boete
3.12.
Ook de door KNM gevorderde boete ter hoogte van € 100.000,- wordt toegewezen. Op grond van de Nadere Overeenkomst is [verweerster] deze verschuldigd als zij niet tijdig aan de retro-overdracht van de genoemde octrooien voldoet. Volgens [verweerster] is zij de boete niet verschuldigd, omdat KNM geen beroep op retro-overdracht toekomt. Dit beroep gaat niet op zoals blijkt uit het in 3.11 overwogene. Ook het beroep op het ontbreken van een aanmaning of een andere voorafgaande verklaring in de zin van artikel 6:93 BW gaat niet op. Zoals gezegd heeft KNM [verweerster] op 5 januari 2018 verzocht tot retro-overdracht van de octrooien. Zowel in de periode daarvoor als daarna heeft er tussen partijen overleg plaatsgevonden over de ontstane impasse. Daarin heeft [verweerster] tegenover KNM aangegeven niet te zullen overgaan tot retro-overdracht van de octrooien. KNM heeft daaruit kunnen afleiden dat [verweerster] in de nakoming van de hoofdverbintenis zou tekortschieten. In dat geval is de bedongen boete zonder nadere aanmaning verschuldigd.
3.13.
Het door [verweerster] gedane beroep op nietigheid van het beding, omdat daarin de matigingsbevoegdheid van de rechter is uitgesloten, slaagt niet. Daarbij vindt de rechter onder meer van belang dat het gaat om een boetebeding dat is opgenomen in een overeenkomst tussen twee professionele partijen en deze overeenkomst na veelvuldig overleg tussen partijen tot stand is gekomen. Verder gaat het hier om een boete in verband met de overdracht van octrooien. Dergelijke rechten kunnen (voor een of beide partijen) een hoge waarde vertegenwoordigen.
3.14.
[verweerster] heeft tot slot een beroep op matiging van de boete tot nihil gedaan. De rechter dient zijn bevoegdheid daartoe terughoudend te hanteren. Matiging is alleen aan de orde als toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. De door [verweerster] aangevoerde omstandigheden, namelijk dat zij er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat zij niet gehouden was de octrooien over te dragen omdat KNM (eerder) tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, kunnen niet tot matiging van de boete leiden. Zoals al eerder overwogen, is het tekortschieten van KNM niet komen vast te staan. [verweerster] had om die reden dan ook niet mogen afzien van de retro-overdracht. Bovendien is het maar de vraag of de afnameverplichting van 200 miljoen munten voor [verweerster] wel afhankelijk is gesteld van het presteren van KNM. Op het moment van tekenen van de overeenkomst bestond namelijk alleen nog het voornemen van [verweerster] om 200 miljoen munten te bestellen. Het stond dus nog niet vast dat er ook daadwerkelijk een bestelling van die omvang (om welke reden dan ook) zou volgen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om tot matiging van de boete over te gaan.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.15.
KNM heeft tot slot vergoeding van buitenrechtelijke incassokosten gevorderd. Primair vordert zij een bedrag van € 10.000,- op grond van haar algemene voorwaarden en subsidiair een bedrag van € 2.775,- op grond van de Staffel buitengerechtelijke incassokosten. Haar primaire vordering wordt afgewezen, omdat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn (zie ook 3.8). Haar subsidiaire vordering is toewijsbaar tot een bedrag van € 1.152,49 ex btw. Hoewel KNM de omvang van het door haar gevorderde bedrag niet nader heeft toegelicht, gaat de rechtbank er, gelet op de hoogte van het door haar gevorderde bedrag, van uit dat zij de gevorderde buitengerechtelijke kosten ook heeft berekend over het boetebedrag van € 100.000,-. Voor dat deel van de vordering ontbreekt echter een onderbouwing van de door haar verrichtte buitengerechtelijke incassowerkzaamheden.
3.16.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten vanaf de dag der dagvaarding is eveneens toewijsbaar.
Proceskosten
3.17.
[verweerster] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van KNM worden begroot op:
- betekening oproeping € 85,44
- griffierecht 3.946,00
- salaris advocaat
1.707,00(1,0 punt × tarief € 1.707,00)
Totaal € 5.738,44
3.18.
De nakosten, waarvan KNM betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.
3.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proces- en nakosten zal eveneens worden toegewezen.
Wat betekent dit voor de (voorwaardelijke) tegenvorderingen
Betaling kosten [verweerster] in verband met de overdracht van AOVD- en MPI-octrooien
3.20.
[verweerster] heeft onder de voorwaarde dat zij wordt veroordeeld om de octrooirechten aan KNM over te dragen een tegenvordering ingesteld tot betaling door KNM van de door [verweerster] gemaakte kosten € 29.499,01 in verband met de verkrijging van het AOVD-octrooi. Aangezien aan de gestelde voorwaarde is voldaan, zal op de tegenvordering worden beslist.
3.21.
[verweerster] baseert haar vordering op artikel 7.3 van de nadere overeenkomst (zie punt 5. onder 2.5). Daarin staat dat de overdracht van het MPI-octrooi en het AOVD-octrooi van [verweerster] aan KNM plaatsvindt tegen betaling door KNM van de onkosten voor het aanvragen van het AOVD-octrooi tot een maximum van € 100.000,-. KNM heeft geen verweer gevoerd tegen het bestaan en de hoogte van de vordering. De vordering van [verweerster] zal daarom worden toegewezen. De wettelijke handelsrente zal eveneens worden toegewezen als gevorderd.
Tekortschieten van KNM
3.22.
[verweerster] heeft daarnaast nog een aantal (onvoorwaardelijke) tegenvorderingen ingesteld. De tegenvorderingen III t/m VI hebben allemaal betrekking op het vermeende tekortschieten van KNM in de nakoming van haar verplichtingen uit de nadere overeenkomst, meer specifiek de ontwikkeling van een anti-counterfeit coin. Zoals hiervoor in 3.6 al is overwogen, is het de rechtbank niet gebleken dat KNM tekort is geschoten in haar verplichtingen die voortvloeiden uit de nadere overeenkomst. Dat betekent dat de tegenvorderingen III t/m VI van [verweerster] niet toewijsbaar zijn.
Proceskosten
3.23.
Omdat elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld te beschouwen is, worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
Ten aanzien van de vordering
4.1.
veroordeelt [verweerster] om aan KNM te betalen een bedrag van € 37.749,57 (zevenendertigduizendzevenhonderdnegenenveertig euro en zevenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW telkens vanaf 30 dagen na de factuurdatum tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [verweerster] om aan KNM te betalen een bedrag van € 100.000,00 (honderdduizend euro en nul eurocent),
4.3.
veroordeelt [verweerster] om aan KNM te betalen een bedrag van € 1.152,49 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van 19 mei 2018 tot de dag van volledige betaling,
4.4.
veroordeelt [verweerster] om aan KNM over te dragen de rechten op de octrooien AOVD en MPI,
4.5.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten, aan de zijde van KNM tot op heden begroot op € 5.738,44, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.6.
veroordeelt [verweerster] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [verweerster] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening,
4.7.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Ten aanzien van de tegenvordering
4.9.
veroordeelt KNM om aan [verweerster] te betalen een bedrag van € 29.499,01 (negenentwintigduizendvierhonderdnegenennegentig euro en een eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW vanaf 19 mei 2018 tot de dag van volledige betaling,
4.10.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.11.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2019.