8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Het slachtoffer [slachtoffer] was in de nacht van oud en nieuw 2018/2019 na een feestje op weg naar huis. Nadat hij door verdachte - voor hem een onbekende - was aangeroepen, was hij met zijn fiets gestopt omdat hij dacht dat verdachte misschien hulp nodig had. Verdachte was, ondanks zijn minderjarige leeftijd (17 jaar) en het feit dat hij eerder black-outs had gehad ten gevolge van excessief alcoholgebruik, zwaar onder invloed van alcohol. Verdachte, die een verboden steekwapen - een vlindermes - bij zich had, heeft [slachtoffer] vrijwel direct en zonder enige aanleiding en waarschuwing in zijn zij gestoken. Op het moment dat [slachtoffer] zijn eigen fiets wilde pakken, is verdachte naar hem toegelopen en heeft hem vervolgens opnieuw, dit keer in zijn borst gestoken. [slachtoffer] is daarna in het ziekenhuis met spoed geopereerd. Dat [slachtoffer] de steekpartij heeft overleefd, lijkt te danken aan een combinatie van geluk en adequaat optreden door de hulpdiensten.
Dergelijk feiten, ‘zinloos’ geweld met een willekeurig slachtoffer, zorgen voor grote gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij. Slachtoffers kunnen in hun dagelijks functioneren nog lange tijd, zowel lichamelijk als geestelijk, de gevolgen hiervan ondervinden. Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat zijn vertrouwen in mensen is veranderd en dat hij een hele tijd zijn dagelijkse bezigheden niet heeft kunnen oppakken en een studievertraging heeft opgelopen. De rechtbank houdt verdachte hiervoor verantwoordelijk. Ook heeft [slachtoffer] naast de littekens van de door verdachte toegebrachte verwondingen ook een enorm litteken op zijn buik als gevolg van het operatief ingrijpen in het ziekenhuis.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank ook rekening met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 28 maart 2019;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 16 april 2019;
- een rapport van Samen Veilig van 3 april 2019;
- een psychologisch rapport van 12 maart 2019, uitgebracht door L. Heukelom.
Uit het rapport van L. Heukelom volgt dat er bij verdachte sprake is van ADHD. Deze problematiek was aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Tevens was er sprake van een alcoholintoxicatie. Of de ADHD zijn gedrag tijdens het tenlastegelegde heeft beïnvloed, is niet vast te stellen, omdat verdachte aangeeft als gevolg van geheugenverlies niet te kunnen vertellen wat er in hem is omgegaan.
Onduidelijk is of en hoe de gebrekkige ontwikkeling van verdachte zijn gedrag heeft beïnvloed tijdens het tenlastegelegde. Wel kan beredeneerd worden dat hij als gevolg van de ADHD impulsief en mateloos veel heeft gedronken en onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van zijn alcoholgebruik. Passend bij de ADHD is daarnaast dat hij spanning opzocht in de vorm van veel drinken en zich hierin liet meeslepen door anderen: in die zin is er sprake van een direct verband tussen het alcoholgebruik en de ADHD. Geadviseerd wordt verdachte het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen.
Er zijn verschillende factoren, voortkomend uit de problematiek van verdachte die bijdragen aan een verhoogd recidiverisico, te weten impulsief gedrag, moeite met oorzaak-gevolgrelaties leggen, spanning zoeken, beïnvloedbaarheid en mateloos middelen gebruiken. Verdachte blijkt gemakkelijk negatief beïnvloed door meer ‘antisociale peers’.
Verdachte heeft verder wel een positieve houding ten opzichte van gezag, stelt zich meewerkend op en zet zich in voor school en werk. Het gezin biedt veel structuur en ondersteuning waar verdachte voor open staat. Er is sprake van een relatief groot aantal beschermende factoren die het recidiverisico verlagen, echter er blijft een matig recidiverisico bestaan als er geen hulp wordt ingezet.
Op basis van de gesignaleerde problematiek en ter bevordering van de ontwikkeling van verdachte wordt geadviseerd behandeling in te zetten. De behandeling dient zich te richten op beter leren begrijpen en hanteren van de ADHD; het gaat daarbij vooral om opbouwen van inzicht in oorzaak- gevolgrelaties en de consequenties van eigen gedrag beter leren voorspellen. Psycho-educatie, maar ook afspraken over middelengebruik zijn noodzakelijk, zodat verdachte niet opnieuw grote hoeveelheden drinkt. Voorts is het belangrijk dat het beperkte vermogen aan bod komt. Als verdachte beter leert aanvoelen wat hij en ‘de ander’ ervaren, zal het makkelijker worden voor hem om zijn gedrag bij te sturen. Een instelling als de Waag kan een dergelijke behandeling bieden.
Geadviseerd wordt deze behandeling op te leggen in het kader van een jeugdreclasseringsmaatregel als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
Het is belangrijk dat de Maatregel ITB Harde Kern voorgezet wordt zodat de intensieve begeleiding gefaseerd afgebouwd kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het advies en de conclusies in voornoemde rapportage, het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toegerekend kan worden.
R. Verhoek heeft ter terechtzitting het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming toegelicht. L. Goudena heeft ter terechtzitting het rapport en advies van Samen Veilig nader toegelicht. Uit de rapportages volgt dat de Raad en Samen Veilig de conclusies en het advies van L. Heukelom onderschrijven. De detentie is voor verdachte een moeilijke en traumatische periode geweest. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie zal geen bijdrage leveren aan het voorkomen van herhaling en zal mogelijk zelfs contraproductief werken. Verdachte werkt goed mee aan de begeleiding en wil meewerken aan een behandeling bij De Waag.
Geadviseerd wordt om verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een verplichte behandeling bij De Waag, of een soortgelijke instelling, toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, waarvan zes maanden in het kader van ITB Harde Kern, een verbod op het gebruik van alcohol, verdovende middelen of andere middelen voor de duur van de ITB Harde Kern.
De bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd zijn naar het oordeel van de rechtbank zó ernstig dat daarvoor in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van geruime duur passend is.
De rechtbank ziet zich echter geconfronteerd met het gegeven dat de voorlopige hechtenis met ingang van 18 januari 2019 is geschorst. Oplegging van de vrijheidsstraf die de rechtbank passend acht, betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis weer dient te worden opgeheven en verdachte zijn straf direct zal moeten uitzitten. Dat is immers de keerzijde van de geboden mogelijkheid om een strafproces in vrijheid af te wachten.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank voor een dilemma staat. Aan de ene kant is er het belang van oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van aanzienlijk langere duur dan het voorarrest en aan de andere kant is er de vraag of het wenselijk is dat de minderjarige verdachte als gevolg daarvan opnieuw naar een jeugdinrichting zal moeten gaan.
Bij het bepalen van de uiteindelijke strafmaat neem de rechtbank in aanmerking dat uit de rapportages van de Raad voor de kinderbescherming en Samen Veilig blijkt dat de detentie voor verdachte een moeilijke en traumatische periode is geweest en dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie geen bijdrage zal leveren aan het voorkomen van herhaling en mogelijk zelfs contraproductief zal werken. Ook blijkt uit de informatie ter zitting dat verdachte in de periode na het delict goed mee heeft gewerkt aan de intensieve begeleiding van ITB Harde Kern en ook aangemeld is en open staat voor behandelingen bij De Waag.
De rechtbank neemt ook in aanmerking dat verdachte door de psycholoog verminderd toerekenbaar wordt geacht, minderjarig is en niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Daarbij wordt verder in aanmerking genomen dat de oplegging van jeugddetentie van langere duur dat het voorarrest aanzienlijke consequenties zal hebben voor de opleiding van verdachte.
Naast voorgaande afwegingen geeft voor de rechtbank bij de keuze voor de strafmodaliteit uiteindelijk de doorslag het belang dat (de ontwikkeling van) verdachte wordt begeleid en gemonitord teneinde te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw in de fout gaat. Dat leidt er toe dat de rechtbank de maximale taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden acht. Zij zal een geheel voorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze door de deskundigen zijn geadviseerd. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest, aan verdachte opleggen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot doodslag. Gelet op de adviezen van de deskundigen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zal worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.