In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en drie besloten vennootschappen. De verzoekster, die sinds 2009 in dienst was bij een van de ondernemingen van de verweersters, verzocht de kantonrechter om te verklaren dat er sinds 15 augustus 2014 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaat. De verzoekster stelde dat de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die zij had gehad, op basis van de ketenregeling in artikel 7:668a BW, waren omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De verweersters waren niet verschenen en hebben geen verweer gevoerd.
De kantonrechter heeft de feiten en de procedure in detail bekeken, inclusief eerdere beschikkingen en de toepasselijke cao. De rechter concludeerde dat er op basis van de ketenregeling inderdaad een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan, omdat de verzoekster meer dan drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd had gehad die een periode van 24 maanden overschreden. De kantonrechter heeft de verzoekster in het gelijk gesteld en de verweersters veroordeeld tot wedertewerkstelling en betaling van achterstallig loon, inclusief wettelijke verhogingen en rente. De kosten van de procedure zijn ook aan de verweersters opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van de ketenregeling in het arbeidsrecht en de gevolgen van het niet tijdig beëindigen van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. De rechter heeft ook de wettelijke bepalingen en cao-regels in overweging genomen bij het nemen van zijn beslissing.