ECLI:NL:RBMNE:2019:218

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
NL18.4431
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en verklaring van tekortkoming in nakoming van overeenkomsten van opdracht en sponsoring

In deze zaak vordert eiser, handelend onder de naam [bedrijf], schadevergoeding van de Gemeente Almere wegens vermeende tekortkomingen in de nakoming van overeenkomsten van opdracht en sponsoring. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 23 januari 2019 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarbij de vorderingen van eiser zijn afgewezen. Eiser stelt dat hij als adviseur betrokken was bij het project [project] en dat er afspraken zijn gemaakt over sponsoring en een gereduceerd uurtarief. De rechtbank oordeelt echter dat er geen toerekenbare tekortkoming is van de Gemeente Almere, omdat de gemaakte afspraken niet blijken uit de correspondentie en de opdrachtbevestigingen. De rechtbank concludeert dat de Gemeente Almere heeft voldaan aan de gemaakte afspraken door [bedrijf] op te nemen in het bidbook, maar dat er geen verplichting was om [bedrijf] als sponsor te vermelden in andere uitlatingen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er een overeenkomst tot stand is gekomen over de voorwaarden van zijn werkzaamheden, en de rechtbank wijst de vorderingen af. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente Almere, die zijn begroot op € 5.430,00, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

_________________________________________________________________ _

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
zaaknummer: NL18.4431
Vonnis van 23 januari 2019
in de zaak van
de heer
[eiser] tevens handelend onder de naam [bedrijf] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. M. van Weeren,
tegen
GEMEENTE ALMERE,
zetelende te Almere,
verweerster,
advocaat mr. W.E.M. Klostermann.
Partijen worden hierna [eiser] en Gemeente Almere genoemd.

1.De procedure tot heden

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de procesinleiding van 1 maart 2018 met daarbij 42 bewijsstukken,
  • het verweerschrift met 1 bewijsstuk,
  • de akte overlegging nadere bewijsstukken van de zijde van [eiser] met bewijsstukken 43 tot en met 46,
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Weeren,
  • de spreekaantekeningen van mr. Klostermann,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 oktober 2018.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is burgerinitiator van de [project] . In verband daarmee is hij door Gemeente Almere benaderd om als adviseur bij dit project betrokken te blijven.
2.2.
In een offerte van [eiser] aan [A] (voormalig directeur [project] ) van 22 januari 2012 staat onder meer het volgende:
“Kosten: het normale geldende tarief van € 250,- per uur. [bedrijf] zal op basis van sponsoring 30% korting geven op dit tarief, resulterend in een uur tarief van € 175,-. In ruil hiervoor zal [bedrijf] worden vermeld als sponsor van het project [project] .”
2.3.
Per e-mail van 24 januari 2012 heeft [A] aan [eiser] onder meer het volgende bericht:
“Dank voor je offerte. In de basis akkoord, maar uitdrukkelijk met de volgende aanpassingen (en dat is niet onderhandelbaar)
- uurtarief is € 175,- geldt ook voor evt. meerwerk/overuren
(…)
Ik wil [bedrijf] wel opnemen op de sponsorlijst, gelet op je goodwill in de aanloopfase
(…)”
2.4.
Op 2 maart 2012 heeft Gemeente Almere een opdrachtbevestiging aan [eiser] toegezonden. In die opdrachtbevestiging is geen melding gemaakt van sponsoring of van een korting en wordt uitgegaan van een uurtarief van € 175,00.
2.5.
Per brief van 4 maart 2012 heeft [eiser] aan [A] onder meer het volgende bericht:
“Dank u voor uw op 1 februari gedateerde opdrachtbevestiging, die ik op 2 maart ontving.
(…)
Tevens werd mijns inziens overeengekomen dat het verschil tussen het normale uurtarief en het speciaal geoffreerde uurtarief zou worden omgezet in de vorm van sponsoring, waardoor [bedrijf] wordt aangemerkt als sponsor in het bidboek van [project] . (…)”
2.6.
Per e-mail van 7 maart 2012 heeft [A] aan [eiser] onder meer het volgende bericht:
“Op het punt van de sponsoring ga ik met je mee”
2.7.
In de facturen die [eiser] van maart 2012 tot en met juni 2012 zond aan Gemeente Almere is onder meer het volgende opgenomen:
“Speciaal geoffreerde korting i.v.m. sponsoring”
2.8.
[bedrijf] is in het colofon van het bidbook opgenomen onder de kop “
kernteam” en onder de kop “
met medewerking van”.
2.9.
In een offerte van [eiser] aan [A] van 11 juli 2012 is onder meer het volgende opgenomen:
“Deze dagen zullen in rekening worden gebracht tegen mijn gereduceerde tarief van € 175,00 per uur, excl. btw (…) Het verschil tussen het normale uurtarief van € 250,00 en het speciaal geoffreerde uurtarief € 175,00 wordt omgezet in de vorm van sponsoring, waardoor [bedrijf] wordt aangemerkt als sponsor in alle formele uitlatingen gerelateerd met van [project] .”
2.10.
Per e-mail van 12 juli 2012 heeft [A] aan [eiser] onder meer het volgende bericht:
“Beste [eiser] , hierbij ga ik akkoord met jouw aangepaste offerte dd 11 juli 2012. Wegens vakantie volgt de opdrachtbrief in augustus.”
2.11.
Op 31 augustus 2012 heeft Gemeente Almere aan [eiser] een opdrachtvestiging gestuurd. In de opdrachtbevestiging staat niets over sponsoring of over een korting op het uurtarief.
2.12.
Gemeente Almere heeft het logo van [bedrijf] op de achterkant van het programmaboekje voor het congres [naam] vermeld.
2.13.
Vanaf 17 april 2013 hebben [eiser] en [B] (toenmalige wethouder Duurzame Ontwikkeling) gesproken en gecorrespondeerd over de inzet van [eiser] als adviseur.
2.14.
In een brief van 2 december 2013 heeft [eiser] aan [B] onder meer het volgende bericht:
“Naar aanleiding van ons gesprek van afgelopen donderdag stuur ik u deze bevestiging. (…) Zoals eerder besproken en aan u geoffreerd in de offerte van 5 mei 2013 ben ik uitgegaan van een voorbereidingstijd van 40 uur per maand; gezien de complexiteit en de breedte van het dossier [dossier] een faire inschatting. U heeft echter aangegeven dat uw budget, niet meer toelaat dan een voorbereiding van drie en halve dag per maand, waarvoor hierbij mijn aangepaste offerte.”
Onderaan de brief is ruimte gelaten voor het zetten van een handtekening en invullen van een datum voor akkoord. Verder is onderaan het briefpapier vermeld:
“Op deze offerte zijn onze algemene voorwaarden van kracht zoals gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel Flevoland”
2.15.
[eiser] is op 3 december 2012 aangevangen met zijn werkzaamheden.
2.16.
Per e-mail van 13 december 2013 heeft [eiser] de secretaresse van [B] gevraagd of [B] de adviseursovereenkomst inmiddels had getekend.
2.17.
Per brief van 16 december 2013 heeft [eiser] Gemeente Almere medegedeeld dat hij er, zonder tegenbericht binnen zeven dagen, vanuit gaat dat de overeenkomst door Gemeente Almere stilzwijgend is aanvaard.
2.18.
Op 11 januari 2014 heeft [eiser] een factuur aan [B] gestuurd voor zijn werkzaamheden in december 2013. Deze is op 5 februari 2014 betaald. Op de factuur is onder meer het volgende vermeld:
“Strategisch advies [project] 2022 conform overeenkomst en goed gekeurde offerte van 2 december 2013”.
2.19.
Op 29 januari 2014 heeft [eiser] van [B] een opdrachtbevestiging ontvangen die afwijkt van zijn offerte.
2.20.
[eiser] heeft [B] op 31 januari 2014 telefonisch bericht niet akkoord te gaan met de opdrachtbevestiging.
2.21.
De factuur van [eiser] aan Gemeente Almere over januari 2014 is slechts gedeeltelijk betaald.
2.22.
In een gesprek op 26 maart 2014 tussen [B] , [A] en [eiser] is Gemeente Almere met een eindbod gekomen. Daarmee is [eiser] niet akkoord gegaan.
2.23.
Op 28 mei 2014 heeft [C] (Directeur Dienst Stedelijke Ontwikkeling) aan [eiser] bericht dat geen overeenkomst tot stand is gekomen en dat de samenwerking is beëindigd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de Gemeente Almere te veroordelen:
Ten aanzien van Sponsorovereenkomst 1
I. voor recht te verklaren dat Gemeente Almere, tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis(sen) jegens [eiser] ;
II. voor recht te verklaren dat Gemeente Almere gehouden is de schade te vergoeden welke [eiser] heeft geleden veroorzaakt door Gemeente Almere, althans Gemeente Almere schadeplichtig is jegens [eiser] ;
III. Gemeente Almere te veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat en te
Ten aanzien van Sponsorovereenkomst 2
IV. voor recht te verklaren dat Gemeente Almere, tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis(sen) jegens [eiser] ;
V. voor recht te verklaren dat Gemeente Almere gehouden is de schade te vergoeden welke [eiser] heeft geleden veroorzaakt door Gemeente Almere, althans Gemeente Almere schadeplichtig is jegens [eiser] ;
VI. Gemeente Almere te veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Ten aanzien van Adviseursovereenkomst
VII. voor recht te verklaren dat Gemeente Almere, tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis(sen) en/of onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] ;
VIII. voor recht te verklaren dat Gemeente Almere gehouden is de schade te vergoeden
Welke [eiser] heeft geleden veroorzaakt door de Gemeente Almere, althans Gemeente Almere schadeplichtig is jegens [eiser] ;
IX. Gemeente Almere te veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Ten aanzien van voorgenoemde vorderingen
X. Gemeente Almere te veroordelen in de proceskosten, de nakosten daaronder inbegrepen, onder bepaling dat indien de proceskosten niet binnen veertien dagen na de dag waarop het vonnis is gewezen aan [eiser] zullen zijn voldaan, daarover vanaf de veertiende dag wettelijke rente verschuldigd is.
3.2.
Gemeente Almere voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiser] met, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, veroordeling van [eiser] in de proceskosten en nakosten alsmede de wettelijke rente hierover vanaf de vijftiende dag na dit vonnis.

4.Beoordeling

4.1.
[eiser] heeft op basis van overeenkomsten van opdracht werkzaamheden voor Gemeente Almere verricht als adviseur in het kader van het project [project] . Gelet op de discussie tussen partijen kunnen een drietal perioden worden onderscheiden waarin zij hebben samengewerkt, te weten: 1 februari 2012 tot 1 juli 2012, 1 juli 2012 tot
1 november 2012 en 3 december 2013 tot 28 mei 2014. Voornoemde perioden worden door [eiser] aangeduid als “sponsorovereenkomst 1”, “sponsorovereenkomst 2” en “adviseursovereenkomst”.
Periode 1 februari 2012 tot 1 juli 2012
4.2.
[eiser] stelt dat een uurtarief overeengekomen is van € 250,00 minus een korting van 30%. In ruil voor deze korting zou Gemeente Almere [eiser] in alle correspondentie over het [project] -project vermelden als sponsor. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst [eiser] naar zijn offerte aan [A] van 22 januari 2012, de e-mail van [A] aan hem van 24 januari 2012, zijn brief aan [A] van 4 maart 2012, de (niet in het geding gebrachte, maar door Gemeente Almere niet betwistte) e-mail van [A] van
7 maart 2012 en de facturen die [eiser] zond aan Gemeente Almere.
4.3.
Met Gemeente Almere is de rechtbank echter van oordeel dat hetgeen [eiser] stelt uit voornoemde correspondentie niet blijkt. Gemeente Almere heeft immers in reactie op de offerte van [eiser] duidelijk medegedeeld dat het uurtarief € 175,00 bedraagt en niet onderhandelbaar is. Verder is opgemerkt dat Gemeente Almere [eiser] , althans [bedrijf] , wel op de sponsorlijst wil opnemen, maar dit is losgekoppeld van het uurtarief. Gemeente Almere schrijft dan ook dat zij hiertoe bereid is “gelet op je goodwill in de aanloopfase”. Bovendien is de door [eiser] gestelde sponsorafspraak niet terug te vinden in de latere opdrachtbevestiging van Gemeente Almere. Wat de sponsorlijst precies zou inhouden is door partijen in hun correspondentie niet gespecificeerd, maar gelet op de brief van [eiser] van 4 maart 2012 en de e-mail van [A] van 7 maart 2012 wordt het ervoor gehouden dat partijen bedoeld hebben dat [bedrijf] zou worden aangemerkt als sponsor in het bidbook van de [project] . Dat [eiser] , of [bedrijf] , gemeld zou worden als sponsor in “alle formele uitlatingen” van Gemeente Almere over het [project] -project blijkt dus nergens uit.
4.4.
Het staat niet ter discussie dat [bedrijf] twee keer is opgenomen in het colofon van het bidbook van de [project] , namelijk onder het “
kernteam” en onder de kop “
met medewerking van”. Gemeente Almere heeft derhalve voldaan aan de tussen partijen gemaakte afspraak. Dat hierbij niet expliciet is opgemerkt dat [bedrijf] sponsor was is verder niet relevant, nu dit - zoals door Gemeente Almere onbetwist betoogd is - ook geldt voor andere sponsoren en partijen met wiens medewerking het bidbook tot stand gekomen is en partijen over de wijze van vermelding bovendien geen afspraken hebben gemaakt. Als [eiser] een andere wijze van vermelding had verwacht of gewenst, dan had het op zijn weg gelegen dit kenbaar te maken aan Gemeente Almere en daar afspraken over te maken. Dat heeft hij nagelaten.
4.5.
Gelet op het voorgaande kan [eiser] niet gevolgd worden in zijn stelling dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Gemeente Almere in de periode van 1 februari 2012 tot 1 juli 2012. Zijn daarop gebaseerde vordering kan, reeds daarom, niet worden toegewezen.
Periode 1 juli 2012 tot 1 november 2012
4.6.
Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat [eiser] zijn werkzaamheden zou voortzetten voor het [project] project in de periode van 1 juli 2012 tot 1 november 2012. Volgens [eiser] wederom met de afspraak dat het uurtarief € 175,00 zou bedragen (in plaats van € 250,00) in ruil waarvoor [bedrijf] zou worden aangemerkt als sponsor in alle
formele uitlatingen over het [project] project. [eiser] verwijst ter onderbouwing hiervan naar zijn offerte van 11 juli 2012 - waarin dit inderdaad is opgenomen - en de e-mail van [A] aan hem van 12 juli 2012 waarin [A] zich akkoord verklaard met de offerte.
4.7.
Gemeente Almere heeft ter zitting betoogd dat in de toepasselijke (niet in het geding gebrachte) algemene voorwaarden is opgemerkt dat een overeenkomst enkel schriftelijk tot stand kan komen, zodat voornoemde e-mail van [A] niet relevant is. Er vanuit gaande dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn en de door Gemeente Almere geschetste bepaling daarin is opgenomen (dit is immers door [eiser] niet betwist) geldt dat dit niet af doet aan de conclusie dat op 12 juli 2012 is overeengekomen dat [bedrijf] voor de werkzaamheden vanaf 1 juli 2012 zal worden aangemerkt als sponsor in alle formele uitlatingen gerelateerd aan de [project] . De e-mail van [A] kan namelijk worden gezien als een schriftelijke aanvaarding van het aanbod van [eiser] van 11 juli 2012. Het verweer van Gemeente Almere dat de e-mail van 12 juli 2012 geen onvoorwaardelijke aanvaarding zou inhouden van het aanbod van [eiser] , omdat daarin gesteld is dat nog een opdrachtbevestiging volgt, wordt eveneens verworpen. Gelet op de woorden van [A] “
hierbij ga ik akkoord met jouw aangepaste offerte dd 11 juli 2012” mocht [eiser] er immers op vertrouwen dat de opdrachtbevestiging hiermee in lijn zou zijn. Het feit dat de sponsor-afspraak vervolgens niet is opgenomen in de opdrachtbevestiging van Gemeente Almere maakt anders dan Gemeente Almere heeft aangevoerd niet dat de sponsor-afspraak niet langer zou gelden.
4.8.
Gemeente Almere heeft het logo van [bedrijf] op de achterkant van het programma boekje voor het congres [naam] vermeld. Dit boekje is volgens Gemeente Almere de enige formele uitlating in de periode van 1 juli 2012 tot 1 november 2012 geweest. Dit is door [eiser] betwist. Door hem is aangevoerd dat diverse persberichten zijn verschenen van Gemeente Almere over de [project] in de voornoemde periode. Gemeente Almere kon volgens hem daarom niet volstaan met het enkel vermelden van het logo van [bedrijf] in het programma boekje van [naam] , maar had [bedrijf] ook moeten opnemen in deze persberichten.
4.9.
Over de vraag wat verstaan moet worden onder een formele uitlating zijn partijen het niet eens. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat daarover tussen partijen schriftelijk afspraken zijn gemaakt. Sterker nog, uit de verklaring van [eiser] ter zitting “
Dat een persbericht aan te duiden is als formele uitlating was voor mij heel duidelijk. Als dat voor [A] niet zo was had hij dat moeten melden.” blijkt dat ook niet mondeling gesproken is over het aanmerken van een persbericht als formele uitlating waarin [bedrijf] genoemd moet worden als sponsor. Verder geldt dat [eiser] onweersproken heeft gelaten dat hij Gemeente Almere nimmer gemeld heeft dat hij genoemd wenst te worden in persberichten. Gelet op deze omstandigheden alsmede op het verweer van Gemeente Almere dat persberichten geen commercieel doel hebben en gericht zijn op het objectief informeren van het publiek kan niet gesteld worden dat Gemeente Almere [bedrijf] had moeten noemen als sponsor in persberichten. Nu [eiser] geen andere formele uitlatingen genoemd heeft in de periode van 1 juli 2012 tot 1 november 2012 wordt het er voor gehouden dat Gemeente Almere, door [bedrijf] te vermelden in het programmaboekje voor [naam] , voldaan heeft aan de tussen partijen gemaakte afspraak. Van een toerekenbare tekortkoming is derhalve ook in deze periode geen sprake. De vordering van [eiser] die hierop is gebaseerd zal dan ook worden afgewezen.
Periode 3 december 2013 tot 28 mei 2014
4.10.
[eiser] stelt dat hij vanaf april 2013 met [B] in gesprek is geweest over het aangaan van een nieuwe overeenkomst van opdracht. Volgens hem hebben zij tijdens een treinrit op 28 november 2013 mondeling overeenstemming bereikt over de voorwaarden waaronder hij zijn adviseurswerkzaamheden voor Gemeente Almere zou gaan verrichten, namelijk de voorwaarden zoals die in zijn brief van 2 december 2013 zijn weergegeven. Dit is door Gemeente Almere gemotiveerd betwist.
4.11.
[eiser] heeft, ter onderbouwing van zijn stelling dat op 28 november 2013 de door hem gestelde overeenkomst tot stand gekomen is, verwezen naar zijn brief van
2 december 2013. Anders dan [eiser] , leest de rechtbank hier echter niet in dat sprake is van overeenstemming. In de brief is immers herhaaldelijk vermeld dat sprake is van een offerte en is ruimte gelaten voor het tekenen voor akkoord door Gemeente Almere. Verder geldt dat [eiser] op 13 december 2013 bij Gemeente Almere heeft geïnformeerd of de adviseursovereenkomst al is getekend en hij Gemeente Almere op 16 december 2013 heeft medegedeeld dat hij er, zonder tegenbericht, vanuit gaat dat de overeenkomst door Gemeente Almere stilzwijgend is aanvaard. Als reeds sprake was van een overeenstemming op 28 november 2013, dan had deze correspondentie van [eiser] achterwege kunnen blijven. Ook na 28 november 2013 is het niet tot overeenstemming gekomen. Gemeente Almere heeft het aanbod van [eiser] niet geaccepteerd en heeft op 29 januari 2014 en
26 maart 2014 een ander aanbod gedaan. Dat is weer verworpen door [eiser] .
4.12.
Dat [eiser] op 3 december 2013 wel gestart is met het verrichten van werkzaamheden en hij voor die werkzaamheden is betaald doet aan het voorgaande niet af. Uit deze feiten kan immers enkel worden afgeleid dat sprake was van overeenstemming over de inzet van [eiser] als adviseur, maar niet dat men het ook eens was over de voorwaarden waaronder [eiser] zou werken. Deze overeenkomst van opdracht, die dus een andere is dan door [eiser] is bedoeld, is door de opzegging van Gemeente Almere op 28 mei 2014 beëindigd.
4.13.
Gemeente Almere heeft dus op 28 mei 2014 de samenwerking met [eiser] opgezegd. Daarmee werden de onderhandelingen met [eiser] over de voorwaarden van een adviseursovereenkomst ook beëindigd. In beginsel is dit toegestaan, omdat onderhandelingen nu eenmaal te allen tijde en om welke reden dan ook mogen worden afgebroken zonder dat de afbrekende partij daardoor schadevergoeding verschuldigd wordt. Contractsvrijheid staat voorop. [eiser] heeft echter aangevoerd dat het afbreken in dit geval onaanvaardbaar was, omdat hij dacht en redelijkerwijs mocht denken dat op grond van de onderhandelingen de overeenkomst tot stand zou komen. Aan de vraag of de onderhandelingen in een zodanig stadium zijn gekomen dat sprake is van gerechtvaardigd totstandkomingsvertrouwen wordt pas toegekomen als over wezenlijke punten van de overeenkomst overeenstemming bestaat. Uit de stellingen en overgelegde bewijsmiddelen van [eiser] blijkt dat partijen, onder meer, uit elkaar lagen voor wat betreft het aantal uur dat [eiser] per maand zou werken voor Gemeente Almere alsmede de duur van de overeenkomst en daaraan gekoppeld het uurtarief van [eiser] . Aldus kan zonder nadere toelichting van [eiser] , die ontbreekt terwijl op hem de stelplicht en bewijslast rust, niet gezegd worden dat partijen op wezenlijke punten overeenstemming hadden bereikt. Zijn vorderingen, gebaseerd op zijn stelling dat de onderhandelingen door Gemeente Almere op onrechtmatige wijze zijn afgebroken, zullen daarom worden afgewezen.
proceskosten en nakosten
4.14.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten die door Gemeente Almere zijn gemaakt. Deze worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat
4.804,00(2 × tarief € 2.402,00)
Totaal € 5.430,00
4.15.
De nakosten waarvan Gemeente Almere betaling vordert zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot. Daarnaast zal worden toegewezen de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten en nakosten zoals door Gemeente Almere is gevorderd.

5.De beslissing

5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Almere tot op heden begroot op € 5.430,00 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige voldoening,
5.3.
veroordeelt [eiser] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [D] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat in geval van betekening van dit vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot aan de dag van volledige voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken op
23 januari 2019.