Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.
VGZ VOOR DE ZORG N.V.
IZA ZORGVERZEKERAAR N.V.
N.V. ZORGVERZEKERAAR UMC
N.V. UNIVÉ ZORG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de producties 1 tot en met 35 van VGZ
- de producties 1 tot en met 26 van Straumann
- de mondelinge behandeling van 29 april 2019
- de pleitnota van VGZ
- de pleitnota van Straumann.
2. Waar gaat de zaak over?
3 jaar (1 januari 2019 tot en met 31 december 2021).
VGZ heeft dit gedaan, omdat volgens haar de vergoeding van de kosten voor de levering van deze implantaatsystemen omlaag kunnen, omdat deze vergoeding niet is gerelateerd aan de werkelijke inkoopkosten. Op grond van de door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vastgestelde Prestatie- en tariefbeschikking Tandheelkundige zorg (hierna: de tariefbeschikking) is het maximum tarief voor implantaatsystemen € 314,04. In de meeste gevallen wordt dit maximumtarief ook door de zorgaanbieders gedeclareerd. De werkelijke kosten liggen volgens VGZ echter vaak veel lager dan dit maximum tarief.
Straumann heeft daarna echter aan VGZ bericht dat zij zicht terugtrekt uit de inkoopprocedure en dat zij de leveringsovereenkomst met VGZ niet zal ondertekenen en nakomen. Straumann heeft dit ook aan de zorgaanbieders laten weten.
3.De beoordeling
- een overeenkomst met Straumann tot stand is gekomen, en dat
- wanneer geen overeenkomst is tot stand gekomen, de redelijkheid en billijkheid
meebrengen dat die overeenkomst moet worden afgesloten.
Straumann betwist dit.
Het gaat daarbij om de volgende stukken:
- “
Leidraad Tandheelkundig Implantaatsysteem 2019-2021 Coöperatie VGZ UA”
(hierna: de leidraad).
- de “
Concept overeenkomst implantaatsysteem” (hierna: de conceptovereenkomst)
die als bijlage 2 bij de leidraad is gevoegd
- de “
Selectiecriteria in de vorm van een vragenlijst” (hierna: de vragenlijst) die als
bijlage 3 bij de leidraad is gevoegd
met de antwoorden daarop heeft weergegeven.
De overeenkomst komt pas daadwerkelijk tot stand indien de overeenkomst door zowel VGZ als de aanbieder is getekend.”
Het is onduidelijk dat dit ondertekeningsvereiste alleen ten gunste van VGZ is opgenomen. Dat staat er niet. Er staat dat zowel VGZ als de aanbieder de overeenkomst moeten ondertekenen en niet dat alleen VGZ die overeenkomst moet ondertekenen.
In de leidraad is ook niet toegelicht waarom VGZ dit ondertekeningsvereiste, dat op grond van de wet niet is vereist, contractueel heeft bedongen.
VGZ voert nog aan dat de leverancier op grond van het bepaalde in hoofdstuk 3 onder 1 van de leidraad al dan niet in combinatie met het bepaalde in 1.9.1 en 1.9.2 van de vragenlijst had moeten begrijpen dat het ondertekeningsvereiste alleen ten gunste van VGZ was bedoeld. Dit argument van VGZ gaat niet op, omdat de inhoud van deze bepalingen daar onvoldoende op wijzen en van een aanbieder ook niet verwacht kan worden dat hij een verband legt tussen deze bepalingen, die niet naar elkaar verwijzen.
Dat VGZ zich het recht voorbehoud om het offertetraject geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of definitief stop te zetten en/of te wijzigen en op een andere wijze te contracteren c.q. in te kopen (hoofdstuk 3 onder 1 van de leidraad) betekent nog niet dat het ondertekeningsvereiste alleen ten gunste van haar is gesteld. Ook niet wanneer dit in relatie wordt gezien met de omstandigheid dat de aanbieder een onvoorwaardelijk aanbod doet dat tot ten minste 31 december 2018 geldig is en dat bovendien onherroepelijk is (1.9.1 en 1.9.2 van de vragenlijst.
geselecteerd
kwalitatief slechte implantaatsystemen leveren
d. directe concurrenten die niet hebben meegedaan aan de inkoopprocedure beter af
zijn dan leveranciers, zoals Straumann, die wel hebben meegedaan en zijn
geselecteerd.
iedereleverancier die aan de (kwaliteits)eisen zoals vermeld in de vragenlijst voldoet en die een prijs aanbiedt waarvan de aangeboden afgewogen prijs € 400 of lager is, een overeenkomst wil sluiten. VGZ heeft in die stukken helemaal niet gezegd dat zij met een beperkt aantal of zelfs maar met 1 of 2 leveranciers een overeenkomst wilde sluiten.
Aantal contractenVGZ wil met die leveranciers een overeenkomst sluiten die zowel voldoen aan de kwaliteitscriteria als bijdragen aan een significante prijsdaling.(…)”
Dat door deze omstandigheden de overeenkomst voor Straumann (mogelijk) minder lucratief is dan zij had gedacht, behoort daarom tot haar (ondernemers-)risico. Nog daargelaten of dit wel zo zal zijn. Straumann heeft kennelijk een verkeerde inschatting gemaakt van de winstgevendheid van de opdracht en heeft nu spijt. Straumann had dit echter moeten beseffen vóórdat zij besloot om een offerte in te dienen en daarmee een aanbod te doen. Zij kan dit nu niet afwentelen op VGZ door te weigeren de overeenkomst te ondertekenen en het definitief maken van de overeenkomst tegen te houden.
Zorgverzekeraar neemt in de overeenkomst met de Zorgaanbieder een afspraak op waarmee zij bestelling van Selectieproductie uit het Portfolio door Zorgaanbieders stimuleert.”
- alle gecontracteerde zorgaanbieders aan de maximum tarieven die in de
inkoopprocedure zijn aangeboden voor de aanverwante materialen van implantaten
zijn gebonden
- voor de groep niet-gecontracteerde zorgaanbieders via de polisvoorwaarden van de
verzekerde een belangrijke prijsprikkel bestaat om te kiezen voor een
implantaatsysteem van een geselecteerde leverancier.
Uit het voorgaande volgt dat Straumann haar relaties hiermee onjuist heeft geïnformeerd en daarmee op het verkeerde been heeft gezet.
980,00
4.De beslissing
Straumann is door de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 15 mei 2019 veroordeeld om de leveringsovereenkomst met VGZ, waarover wij u eerder hebben geïnformeerd, alsnog te ondertekenen en haar verplichtingen uit die overeenkomst na te komen. Dat betekent dat u als zorgaanbieder de tandheelkundige implantaten en aanverwante materialen uit het portfolio van Straumann, zoals aangeboden in de inkoopprocedure, ten behoeve van VGZ verzekerden kunt bestellen tegen de door Straumann aan VGZ aangeboden prijzen, en dat Straumann garandeert dat deze producten ook in voldoende mate beschikbaar voor uw patiënten zullen zijn.”
€ 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Straumann niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening