ECLI:NL:RBMNE:2019:2146

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
14 mei 2019
Zaaknummer
6877760
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindafrekening elektriciteitskosten en geschil over reële schatting door energieleverancier

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is een geschil ontstaan tussen de besloten vennootschap [eiseres] B.V. en [gedaagde] over de eindafrekening van elektriciteitskosten. De procedure begon met een tussenvonnis op 6 februari 2019, waarin de kantonrechter [eiseres] de gelegenheid gaf om een nieuwe berekening te maken op basis van de meterstanden van 20 oktober 2014 tot 21 oktober 2015. De kantonrechter constateerde dat de door [eiseres] overgelegde berekening niet overeenkwam met de gevraagde periode, maar met een eerdere periode. Na een nieuwe berekening door [eiseres] werd vastgesteld dat er te veel in rekening was gebracht aan [gedaagde].

De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] een bedrag van € 2.638,64 aan [eiseres] moest betalen, maar wees de vorderingen van [eiseres] voor wettelijke rente, incassokosten en proceskosten af. De reden hiervoor was dat [eiseres] niet had voldaan aan de verplichting om een reële schatting van het verbruik te maken, waardoor [gedaagde] niet in verzuim was met de betaling. Het vonnis werd uitgesproken op 13 maart 2019, waarbij de kantonrechter de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 6877760 AC EXPL 18-1299 JW/1350
Vonnis van 13 maart 2019
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 februari 2019;
- de akte van [eiseres] ;
- de akte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 21 november 2018 [eiseres] de gelegenheid gegeven een nieuwe berekening te maken, uitgaande van de volgende begin- en eindstanden van de meter:
20 oktober 2014
21 oktober 2015
Hoog tarief
76.076 kWh
97.034 kWh
Laag tarief
48.713 kWh
63.092 kWh
2.2.
[eiseres] heeft daarop een berekening overgelegd, maar naar de kantonrechter heeft vastgesteld, zag die berekening op de periode van 13 november 2013 tot 20 oktober 2014, in plaats van op de periode van 20 oktober 2014 tot 21 oktober 2015. [eiseres] heeft daarop bij akte een nieuwe berekening in het geding gebracht.
2.3.
Hoewel uit de akte van [eiseres] niet direct blijkt waar de door [eiseres] berekende bedragen vandaan komen, begrijpt de kantonrechter na vergelijking van deze bedragen met de eindafrekening van 1 december 2015 (productie 2 bij de dagvaarding) het volgende:
  • op de eindafrekening is voor stroom in totaal een bedrag van € 2.957,22 gerekend. Daarbij zitten twee posten voor vaste leveringskosten van stroom voor € 30,55 en € 0,09, dus bij elkaar € 30,64. Die posten zijn door de berekening niet veranderd. De andere posten voor stroom (€ 1.073,84 + € 1.843,47 + € 1,75 + € 7,52) bedragen samen € 2.926,58. Dit bedrag heeft [eiseres] op basis van de onder 2.1 genoemde meterstanden opnieuw berekend op € 2.436,73. Daar komen de hiervoor genoemde vaste kosten van € 30,64 bij. Er is daarom
  • op de eindafrekening zijn voor energiebelastingen bedragen van € 113,00 en € 3,90 in rekening gebracht die betrekking hebben op gas. Die bedragen blijven hetzelfde. De overige bedragen zijn in totaal (€ 1.448,22 + € 1.815,87 + € 40,32 + € 165,30 - € 380,00 =) € 3.089,71. Dat is herberekend op € 2.755,22, ofwel
2.4.
Op de eindafrekening van 1 december 2015 berekend dat er in totaal over de gehele periode van 20 oktober 2014 tot 21 oktober 2015 € 7.375,16 betaald had moeten worden. Na de correctie met de hiervoor genoemde bedragen van € 489,85 en € 334,49 wordt dit: € 7.375,16 – € 489,85 – € 334,49 = € 6.550,82.
2.5.
[eiseres] heeft in de stukken aangevoerd dat van het door [gedaagde] verschuldigde totaal een bedrag van € 3.462,98 niet was betaald. Dit bedrag moet ook verlaagd worden met de genoemde bedragen van € 489,85 en € 334,49. Het wordt dan € 3.462,98 – € 489,85 – € 334,49 =
€ 2.638,64. [gedaagde] heeft geen andere verweren tegen de door [eiseres] genoemde bedragen aangevoerd. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat die bedragen kloppen. [gedaagde] zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag van € 2.638,64.
Wettelijke rente
2.6.
[eiseres] vordert wettelijke rente over het door [gedaagde] verschuldigde bedrag. De kantonrechter is van oordeel dat pas in de onderhavige procedure is komen vast te staan welk bedrag [gedaagde] nog aan [eiseres] dient te betalen. Weliswaar heeft [eiseres] [gedaagde] op 1 december 2015 een jaarafrekening gestuurd, maar inmiddels is vast komen te staan dat het daarop vermelde bedrag niet juist was. Het had op de weg van [eiseres] gelegen om met behulp van de beschikbare meterstanden een reële schatting van het verbruik te maken. Dat heeft [eiseres] niet gedaan. Als gevolg daarvan kan pas nu worden vastgesteld welke bedrag [gedaagde] nog aan [eiseres] moet betalen. Dit komt voor rekening van [eiseres] . [gedaagde] is daarom niet in verzuim met de betaling van het (pas nu) vastgestelde bedrag. Om die reden zal de gevorderde wettelijke rente worden afgewezen.
Incassokosten
2.7.
Om dezelfde reden zullen ook de gevorderde incassokosten worden afgewezen. Zoals hiervoor is overwogen is er immers geen sprake van verzuim aan de zijde van [gedaagde] .
Proceskosten
2.8.
[eiseres] heeft veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten gevorderd. Aangezien het op de weg van [eiseres] had gelegen om een juiste schatting te maken, zal ook die vordering worden afgewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 2.638,64;
3.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2019.
type: JW (1350)
coll: DvS (30361)