Op 14 mei 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen en het dragen van een mes. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde witwassen, omdat er onvoldoende bewijs was dat het geldbedrag van 76.166 euro, dat in de auto van de verdachte werd aangetroffen, afkomstig was van enig misdrijf. De verdachte had verklaard dat het geld afkomstig was van een getuige die in de autohandel actief was. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, ondersteund door de getuige, niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk was en dat het openbaar ministerie onvoldoende onderzoek had verricht naar de herkomst van het geld.
Wel werd de verdachte veroordeeld voor het bezit van een mes, dat hij bij zich droeg tijdens een conflict op straat. De rechtbank oordeelde dat het bij zich dragen van een mes onder deze omstandigheden strafbaar was, gezien de bedreiging die daarvan uitgaat voor de veiligheid van anderen. De rechtbank hield rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging en legde een geldboete van 200 euro op voor het bezit van het mes. De rechtbank gelastte tevens de teruggave van een deel van het in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte.