ECLI:NL:RBMNE:2019:2120

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
14 mei 2019
Zaaknummer
16/011226-19; 16/251245-17 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met diefstal van Zweedse kronen door meerderjarige verdachte

Op 14 januari 2019 heeft de verdachte, samen met anderen, ingebroken in een woning in [woonplaats] en daarbij een hoeveelheid Zweedse kronen gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, maar dit niet heeft geholpen in zijn verdediging. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, die sociaal-emotioneel jonger lijkt dan zijn kalenderleeftijd, moet worden veroordeeld volgens het jeugdstrafrecht. De rechtbank legt een jeugddetentie op van vijf maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandelverplichting. De rechtbank heeft de ernst van de inbraak en de impact op de slachtoffers in overweging genomen. De verdachte heeft geen verantwoording afgelegd voor zijn daden en de rechtbank acht de opgelegde straf passend en geboden. De benadeelde partij heeft een vordering ingediend, maar deze is niet-ontvankelijk verklaard omdat de schade niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/011226-19; 16/251245-17 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 mei 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres]
thans gedetineerd in / verblijvende te Penitentiaire Inrichting Nieuwegein te Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N.T.R.M. Franken en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. Wiedeman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 14 januari 2019 te [woonplaats] , samen met één of meer anderen, uit een woning gelegen aan de [adres] , een hoeveelheid Kronen van [benadeelde] heeft gestolen, door middel van braak, verbreking of inklimming.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde en daartoe aangevoerd dat het dossier geen enkel concreet bewijsmiddel bevat dat verdachte plaatst in de woning waar is ingebroken en dat er evenmin een nauwe en bewuste samenwerking is geweest tussen verdachte en één van de mededaders. Verdachte heeft zich door de medeverdachte bij een vriend in Emmeloord laten afzetten en stond in een steeg een sigaretje te roken omdat hij niet gezien wilde worden door de ouders van die vriend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 14 januari 2019 om 02.09 uur hoorde verbalisant [verbalisant 1] dat de Mobeye-telefoon afging met betrekking tot het adres [adres] in [woonplaats] . In verschillende woningen in de Noordoostpolder ligt een Mobeye, wat een bewegingsmelder met een alarmoproep is. [2]
Verbalisant [verbalisant 2] was omstreeks 02.20 uur op de [adres] . Hij scheen met zijn zaklamp in de woning en zag daar twee personen lopen. Eén droeg een zwarte jas en de ander lichtkleurige kleding. Hij zag dat beide personen vanaf de achterzijde van de woning met versnelde pas naar de voorzijde liepen. [3]
Verbalisant [verbalisant 3] hoorde, toen zij bijna ter plaatse was, van verbalisant [verbalisant 2] dat hij voor de woning stond en in de woning mensen zag rennen. [verbalisant 3] is gelijk rechts om de woning gelopen, deed haar zaklamp aan, en zag drie personen over de omheining van de woning klimmen. Twee renden weg in de richting van het fietspad achter de woning. Het leek of één persoon bij de omheining bleef staan. Persoon 1 kan zij alleen maar omschrijven als ‘man’. De andere twee personen omschrijft zij als: persoon 2: man, licht getint, 170/180, volle bos zwart haar, bovenop vooral veel haar, donkere jas, en persoon 3: man, licht getint, 170/180, volle bos zwart haar, bovenop vooral veel haar, donkere jas, licht glimmende stof tot op de heupen.
Zij zag dat persoon 2 en persoon 3 via het fietspad richting de Rozenburg renden. Zij is achter hen aangerend en heeft hen bij de splitsing Rozenburg/Putten uit het oog verloren. Vervolgens is alles rondom afgezet door de politie, in afwachting van de hondengeleider en de politiehelikopter. [4]
De hondengeleider was omstreeks 02.30 uur ter plaatse. Hij heeft, vergezeld van zijn diensthond, de woning doorzocht en daarna het spoor uitgelopen dat liep vanaf de woning naar de Beijerland, de Putten op, via de Rozenburg, via het fietspad tussen de Rozenburg en de Delflandlaan en vervolgens rechtsaf de Delflandlaan op tot de Kennemerlandlaan. Hier raakte de diensthond het spoor kwijt.
De hondengeleider hoorde dat de waarnemer in de helikopter een warmtebron waarnam in een brandgang achter de woning perceel [adres] in [woonplaats] . De waarnemer zag dat een persoon dicht tegen de schutting van de tuin stond. De hondengeleider is, samen met verbalisant [verbalisant 2] , voornoemde brandgang ingegaan. Toen hij het einde van de brandgang op twee meter genaderd was, zag hij een manspersoon uit een nis tevoorschijn komen. Hij hoorde dat de man luidkeels riep dat hij zich overgaf en hij zag dat de man zijn handen in de lucht stak. [5] Dit was om 03.40 uur en de aangehouden verdachte betrof [verdachte] . [6] [verbalisant 2] zag dat [verdachte] een zwarte jas droeg. [7] De afstand tussen de [adres] en [adres] bedraagt 200 meter. [8]
[verdachte] bleek eerder te zijn gecontroleerd in een Renault Megane met kenteken [kenteken] op naam van [medeverdachte] . Twee verbalisanten zijn omstreeks 04.00 uur in de wijk waar de inbraak was gepleegd op zoek gegaan naar de Renault. Zij vonden de auto op de [adres] ter hoogte van perceel [nummer] . [9] Verbalisant [verbalisant 4] zag omstreeks 06.28 uur de knipperlichten van de Renault knipperen en een persoon in het voertuig stappen. Deze persoon was vanuit de achterzijde van de [adres] aan komen lopen. Hij stapte achter in het voertuig en kleedde zich daar om. Omstreeks 06.44 uur ging de persoon achter het stuur zitten en startte hij de Renault en een minuut later reed hij vooruit. Verbalisant is voor de auto gaan staan, schreeuwde ‘politie’ en herhaalde meerdere malen dat de bestuurder moest stoppen. Hij zag dat de bestuurder eerst stopte, maar hem vervolgens aankeek en daarna naar voren reed. De voorzijde van de Renault kwam tegen zijn benen aan. Hij heeft zijn dienstpistool getrokken en gericht op de bestuurder. De bestuurder reed naar achteren. Toen [verbalisant 4] naast het voertuig stond, zag hij dat de bestuurder met zijn handen aan het portier zat, kennelijk om dit op slot te doen, want hij had diverse keren geprobeerd het portier te openen, hetgeen niet lukte. Inmiddels waren diverse andere collega’s gearriveerd en is de ruit verbroken, waarna de verdachte is aangehouden. [10] De aangehouden verdachte betreft [medeverdachte] . Hij had tussen zijn benen op de bestuurdersstoel een telefoon liggen. [11] De afstand tussen de [adres] en [adres] bedraagt 300 meter. De afstand tussen de Kennemerland, waar de diensthond het spoor kwijtraakte, en de [adres] is 215 meter. [12]
Tijdens de insluitingsfouillering van [medeverdachte] werden in zijn jaszak een kleine zwart leren portefeuille, met daarin onder meer een ING bankpas op naam van [medeverdachte] , en drie losse biljetten aangetroffen met daarop de getallen 200 en 20. [13] Dit bleken Zweedse kronen te zijn ter waarde van, omgerekend, € 21,00 à € 42,00, afhankelijk van de wisselkoers. [14] Door aangeefster [benadeelde] is verklaard dat zij in haar slaapkamer in een portemonneetje Zweedse kronen bewaarde ter waarde van, omgerekend, niet meer dan € 50,00, die op 14 januari 2019 uit haar woning zijn gestolen. [15]
De signalementen van de aangehouden verdachten zijn vergeleken met de signalementen van de personen die door verbalisanten in de woning aan de [adres] zijn waargenomen. [verdachte] heeft een licht getinte huidskleur, zwart opgeschoren haar dat bovenop dikker is en hij droeg een vest met capuchon, een zwarte jas en een blauwe spijkerbroek. [medeverdachte] heeft ook een licht getinte huidskleur, zwart haar dat aan zijkanten opgeschoren en bovenop dikker was en hij droeg een donkergrijze licht glimmende jas met capuchon en een grijze broek. Bij dit proces-verbaal zijn foto’s gevoegd van beide verdachten ten tijde van hun aanhouding. [16]
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de telefoons van [medeverdachte] en [verdachte] bleek dat er veelvuldig contact was tussen beide telefoons en dat beide telefoons op 13 januari 2019 om 21.40 uur een zendmast op de Adriana Nozemanstraat in Almere aanstraalden en om 22.23 uur een zendmast op de Dukaat in Emmeloord. Van 22.26 uur tot 06.40 uur (op 14 januari) heeft de telefoon van [medeverdachte] een zendmast op de Espelerlaan in Emmeloord aangestraald, hetgeen met een afstand (lopend) van twee kilometer de dichtstbijzijnde zendmast is van de [adres] . Om 06.40 uur was er een uitgaande oproep vanaf de telefoon van [medeverdachte] naar die van [verdachte] . [17]
Bij onderzoek aan de woning bleek dat het keukenraam aan de tuinzijde was opengebroken. [18]
Bewijsoverwegingen
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Beide verdachten waren op 13 januari 2019 om 21.40 uur nog in Almere om 22.23 uur in Emmeloord. De telefoon van [medeverdachte] heeft vervolgens tot de volgende ochtend, 14 januari 2019 om 06.40 uur een zendmast aangestraald in de buurt van de woning waar is ingebroken.
De signalementen van de twee personen die omstreeks 02.20 uur in de woning zijn gezien – één persoon met een zwarte jas en één persoon met lichtkleurige jas – en de signalementen van de personen die over de omheining van de woning klommen – beiden licht getint, 170/180 lang, volle bos zwart haar met vooral bovenop veel haar, beiden een donkere jas waarvan er één een licht glimmende stof had – komen overeen met het uiterlijk van de twee aangehouden verdachten en met de kleding die zij toen droegen.
Anderhalf uur na de melding op de Mobeye-telefoon, namelijk om 03.40 uur, is [verdachte] aangehouden in een steegje, waar hij zich schuil hield in een nis, op een afstand van slechts 200 meter van de woning aan de [adres] . Deze steeg ligt ook op de route die de diensthond heeft gelopen.
Om 06.28 uur stapte [medeverdachte] in zijn auto, die op een afstand van 300 meter van de Delflandlaan stond geparkeerd, waar hij zich omkleedde en om 06.40 uur telefonisch contact zocht met [verdachte] . Hij werkte niet mee met de politie en in zijn jaszak werd vervolgens een hoeveelheid Zweedse kronen aangetroffen ter waarde van een bedrag in euro’s dat overeenkomt met het bedrag waarvan aangeefster heeft verklaard dat dit uit haar woning is weggenomen.
Op grond hiervan, bezien in onderling verband en samenhang met de hiervoor beschreven omstandigheden, kan worden vastgesteld dat de bij [medeverdachte] aangetroffen kronen de kronen zijn die uit de woning aan de [adres] zijn weggenomen.
Verdachte heeft geen aannemelijke en verifieerbare verklaring gegeven voor de reden van zijn aanwezigheid in de nachtelijke uren in Emmeloord in de buurt van de woning waar is ingebroken. Dat hij midden in de nacht een afspraak had met een vriend van wie hij verder geen gegevens wil verstrekken en dat hij ergens in een steeg moest gaan roken omdat anders de ouders van die vriend het zouden merken, vindt de rechtbank allesbehalve geloofwaardig.
Dat tussen beide verdachten een nauwe en bewuste samenwerking bestond, blijkt hieruit dat zij samen naar Emmeloord zijn gereden, samen in de woning aanwezig zijn geweest en daar de Zweedse kronen hebben weggenomen en [medeverdachte] ook na de diefstal telefonisch contact zocht met [verdachte] . Er is dus sprake geweest van een gezamenlijke uitvoering van de diefstal met braak.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het tenlastegelegde op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 14 januari 2019 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, uit een woning gelegen aan de [adres] een hoeveelheid Kronen, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast en gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een behandelverplichting, een locatiegebod met elektronische controle en het meewerken aan het verkrijgen/behouden van dagbesteding in de vorm van werk en/of scholing.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens bepleit het jeugdstrafrecht toe te passen en verzocht om, conform de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijke Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), aan verdachte een taakstraf op te leggen. Gelet op deze oriëntatiepunten, op de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en op zijn justitiële documentatie waarop slechts één eerdere veroordeling staat, is er geen ruimte voor een voorwaardelijk strafdeel en dus ook niet voor de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Los daarvan staat een behandelverplichting niet in verhouding tot het gegeven dat verdachte slechts één keer eerder is veroordeeld.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Woninginbraken maken een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die zich daardoor veelal niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Dergelijke strafbare feiten dragen ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte is aan deze kwalijke gevolgen volledig voorbij gegaan en heeft kennelijk alleen aandacht gehad voor de voordelen die een woninginbraak voor hem zelf zouden opleveren. Hoewel het verdachte vrijstaat om zich op zijn zwijgrecht te beroepen dan wel een verklaring af te leggen die niet naar waarheid is, heeft hij daarmee ook aangetoond geen verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn handelen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 25 maart 2019. Daaruit volgt dat verdachte op 23 februari 2018 is veroordeeld voor voorbereidingshandelingen voor een woninginbraak. De toen opgelegde taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen, hetgeen de rechtbank kwalijk vindt.
Uit een reclasseringsadvies van 27 maart 2019 volgt dat verdachte laagbegaafd is, waardoor hij moeite heeft met het behouden van overzicht, met planning en organisatie, het overzien van lange termijngevolgen en het inschatten van sociale situaties. Volgens een gedragskundige van Fivoor Kade17 – waar verdachte in het kader van verdiepingsdiagnostiek is aangemeld – komt hij sociaal-emotioneel nog erg jong over. Hij lijkt niet te functioneren conform zijn kalenderleeftijd en beschikt niet over de sociale vaardigheden en het inzicht van een man van 22 jaar. De justitiële geschiedenis is nog kort en er zijn geen aanwijzingen voor antisociale problematiek. Een pedagogische aanpak is geïndiceerd, reden waarom geadviseerd wordt het jeugdstrafrecht toe te passen, waarbij begeleiding bij voorkeur door de volwassenenreclassering (afdeling jongvolwassenen) plaatsvindt. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: 1) een meldplicht bij de reclassering, 2) ambulante behandeling bij een forensische polikliniek gericht op jeugd, om zo meer zicht te krijgen op het functioneren en vergroten van de sociale vaardigheden, 3) een locatiegebod met betrekking tot verdachtes huidige verblijfsadres, waarbij verdachte mee moet werken aan elektronische controle en 4) het meewerken aan het verkrijgen/behouden van dagbesteding in de vorm van werk en/of scholing.
De straf
De rechtbank vindt in de persoonlijkheid van verdachte grond om recht te doen overeenkomstig het jeugdstrafrecht. Dat verdachte sociaal-emotioneel jonger overkomt dan zijn kalenderleeftijd doet vermoeden, zoals door de reclassering is aangegeven, zag de rechtbank ter terechtzitting bevestigd. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan bij jeugdigen bij een woninginbraak uit van een taakstraf van 120 uren, dan wel (dienovereenkomstige) jeugddetentie. Omdat verdachte is gerecidiveerd op het gebied van woninginbraken en er sprake is geweest van een samenwerkingsverband, hetgeen strafverzwarende omstandigheden zijn, is er reden om van dit oriëntatiepunt af te wijken. De rechtbank acht een jeugddetentie voor de duur van vijf maanden passend en geboden. Een deel daarvan, namelijk één maand, zal voorwaardelijk worden opgelegd, enerzijds om verdachte er op die manier van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, anderzijds om bij dit voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden op te leggen die nodig zijn om bij verdachte een gedragsverandering te bewerkstelligen. Daarbij volgt de rechtbank het advies van de reclassering voor zover het gaat om de meldplicht, de behandelverplichting en de verplichting om mee te werken aan het verkrijgen/behouden dagbesteding. Begeleiding dient plaats te vinden door de volwassenenreclassering (jongvolwassenen). Het geadviseerde locatiegebod zal niet aan verdachte worden opgelegd, omdat de rechtbank dit, in combinatie met de elektronische controle, te verstrekkend vindt. Gelet op de problematiek van verdachte is de bijzondere voorwaarde van een behandelverplichting niet buitenproportioneel.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 203,97. Dit bedrag bestaat uit € 103,97 materiële schade en € 100,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, hoofdelijk, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, subsidiair, bepleit de toe te kennen schadevergoeding voor de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 100,00. De gevraagde vergoeding van de materiële schade mist onderbouwing.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de vordering van de benadeelde partij zowel wat betreft de gestelde materiële als immateriële schade niet met stukken is onderbouwd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland van 23 februari 2018 (parketnummer 16/251245-17) is verdachte een gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd.
Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om de proeftijd van deze eerder voorwaardelijk opgelegde straf te verlengen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 5 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
1 maand, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal melden bij Reclassering Nederland op het adres De Meent 4 te Lelystad, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van Fivoor Kade17 Jeugd, dan wel een soortgelijke forensische polikliniek gericht op jeugd, door de reclassering te bepalen, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de veroordeelde betreffende) voorwaarde dat hij zal meewerken aan het verkrijgen/behouden van dagbesteding in de vorm van werk en/of scholing, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
  • verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/251245-17
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 23 februari 2018 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstrafvoor de duur van
2 weken;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis en gelast de onmiddellijke invrijheidsstelling van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Hoekstra, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en
D.S. Terporten-Hop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 mei 2019.
Mr. M. Hoekstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 januari 2019 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid Kronen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,
te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen Kronen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 april 2019, genummerd 2019014464, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd p. 1 t/m 8, 200 t/m 219, 300 t/m 320, 1000 t/m 1089, een los bijgevoegd proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2019014464-50 en een los proces-verbaal van verhoor aangeefster met nummer PL0900-2019014464-51, beide opgemaakt door [verbalisant 5] , inspecteur van politie eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1003.
3.Pagina 1005.
4.Pagina 1011.
5.Pagina 1013.
6.Pagina 203.
7.Pagina 1006.
8.Pagina 1026.
9.Pagina 1003.
10.Pagina 1015-1016.
11.Pagina 1004.
12.Pagina 1026.
13.Pagina 1019.
14.Pagina 1034.
15.Los bijgevoegd proces-verbaal van verhoor aangeefster, blad 1.
16.Pagina 1029 en de foto’s op pagina 1030-1033.
17.Pagina 1069-1070.
18.Pagina 1043.