In deze zaak vordert eiser, een zelfstandig ICT-installateur, een uitkering van 100% arbeidsongeschiktheid vanaf december 2014 van zijn verzekeraar, N.V. Univé Schade. Eiser heeft een arbeidsongeschiktheidsverzekering bij Univé en heeft zich in 2012 ziek gemeld na de diagnose Obstructief Slaap Apneu Syndroom (OSAS). Na een periode van gedeeltelijke uitkering heeft hij een rechtszaak aangespannen omdat hij van mening is dat hij volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van rapporten van verschillende deskundigen, waaronder een longarts, een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. De deskundigen concludeerden dat eiser tot 30 mei 2015 voor 100% arbeidsongeschikt was en daarna voor 75%. Eiser betwist deze conclusie en stelt dat hij ook na deze datum volledig arbeidsongeschikt is.
De rechtbank oordeelt dat de bewijslast voor de stelling dat hij 100% arbeidsongeschikt is bij eiser ligt. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende reden is om af te wijken van het advies van de arbeidsdeskundige, die heeft vastgesteld dat eiser voor 75% arbeidsongeschikt is. De rechtbank wijst de vordering van eiser af om een verklaring voor recht te verkrijgen over eerdere besluiten van Univé, omdat deze besluiten inmiddels zijn herzien. Eiser vordert ook vergoeding van proceskosten en andere schade, maar de rechtbank wijst deze vorderingen af, omdat eiser niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn claims. Uiteindelijk wordt Univé veroordeeld tot betaling van een uitkering passend bij 100% arbeidsongeschiktheid tot 30 mei 2015 en 75% arbeidsongeschiktheid daarna, evenals een vergoeding voor kosten van medisch advies.