ECLI:NL:RBMNE:2019:2061

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
16/706547-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen beperkingen in grootschalig zedenonderzoek met betrekking tot minderjarige slachtoffers

Op 2 mei 2019 heeft de meervoudige raadkamer van de Rechtbank Midden-Nederland te Utrecht een beslissing genomen op het bezwaarschrift van de verdachte tegen de opgelegde beperkingen. De verdachte, geboren in 1955 in Suriname, wordt verdacht van het seksueel uitbuiten van minderjarige jongens. De officier van justitie had op 1 april 2019 volledige beperkingen opgelegd, die op 12 april 2019 voor mediaberichtgeving vervielen. Op 18 april 2019 werd de gevangenhouding voor zestig dagen bevolen, en het bezwaarschrift tegen de beperkingen werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het noodzakelijk was dat de verdachte geen contact kon hebben met andere betrokkenen in het onderzoek, gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het belang van het onderzoek. De rechtbank heeft het bezwaar van de verdachte ongegrond verklaard, waarbij het belang van het onderzoek zwaarder woog dan de belangen van de verdachte. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is ondertekend door een van de rechters.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Utrecht

Parketnummer: 16/706547-18

Beslissing van de meervoudige raadkamer van 2 mei 2019 op het bezwaarschrift van de verdachte tegen beperkingen, ingekomen ter griffie op 24 april 2019.
De verdachte is:

[verdachte]

geboren op
[geboortedatum] 1955te
[geboorteplaats] (Suriname)
thans verblijvende in
[verblijfplaats]

De beoordeling.

De rechtbank betrekt het volgende bij de beoordeling:
-het bevel tot gevangenhouding van verdachte;
-de overige stukken in het dossier;
-hetgeen is besproken bij het onderzoek in raadkamer van heden.
Door of namens de verdachte is bij bezwaarschrift aangevoerd dat de beperkingen, zoals bevolen door de officier van justitie moeten worden opgeheven.
Verdachte wordt verdacht van het samen met anderen seksueel uitbuiten van een aantal minderjarige jongens. De raadsvrouw van verdachte heeft dienaangaande betoogd dat de beperkingen kennelijk, en ten onrechte, worden gebruikt voor onderzoek naar feiten die vallen buiten het bevel tot gevangenhouding.
De officier van justitie heeft aan verdachte op 1 april 2019 volledige beperkingen opgelegd.
Op 12 april 2019 zijn de mediabeperkingen vervallen.
Op 18 april 2019 heeft de raadkamer de gevangenhouding bevolen voor zestig dagen en het door de verdediging ingediende bezwaarschrift tegen de beperkingen ongegrond verklaard. De rechtbank zag op dat moment geen aanleiding om hieraan een termijn te verbinden gelet op het onderzoeksbelang en op de bevindingen in het aanvullende proces-verbaal van 7 maart 2019.
Vervolgens is het bevel beperkingen op 29 april 2019 verlengd voor een termijn van 14 dagen.
De rechtbank oordeelt anders dan de verdediging en zal het bezwaar ongegrond verklaren.
Reden is dat voor het onderzoek volstrekt noodzakelijk is dat de verdachte geen contact kan hebben met andere in dat onderzoek betrokken personen.
Dit belang weegt nu zwaarder dan het belang van de verdachte.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het een groot onderzoek betreft waarbij nog een aantal mogelijke getuigen moeten worden gehoord en dat in deze fase van het onderzoek allerminst valt uit te sluiten dat de verklaringen van deze mogelijke getuigen relevant zijn voor de beoordeling van de feiten waartoe de gevangenhouding zich uitstrekt. De rechtbank sluit zich hierbij aan en neemt in aanmerking dat uit het dossier kan worden afgeleid dat sprake is van kwetsbare en beïnvloedbare slachtoffers.

De beslissing.

De rechtbank:

verklaart het bezwaar ongegrond.

Aldus gedaan te Utrecht op 2 mei 2019 door mrs. E.H.M. Druijf, voorzitter,

A.C. van den Boogaarden
K.J. Veenstra,rechters, in tegenwoordigheid van
W. Weijenberg,griffier.
De beslissing is door een van de rechters en de griffier ondertekend.