Op 16 januari 2019 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A.S. Penders, naar aanleiding van een tussenvonnis van 8 augustus 2018 in een schadestaatprocedure. De advocate van verzoekster stelt dat de rechter de integriteit van de advocate heeft geschonden door haar persoonlijk aan te spreken en haar onevenredig te duperen. De wrakingskamer heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling en heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld.
De wrakingskamer oordeelt dat het verzoek tot wraking niet tijdig is ingediend, aangezien het verzoek pas op 16 januari 2019 is ingediend, terwijl de feiten en omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag liggen, al bekend waren sinds het tussenvonnis van 8 augustus 2018. Verzoekster heeft niet toegelicht waarom het verzoek zo laat is ingediend, wat in strijd is met artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Daarom verklaart de wrakingskamer verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 januari 2019 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, bijgestaan door de griffier. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.