ECLI:NL:RBMNE:2019:206

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
473788 / HA RK 19-8
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van wrakingsverzoek wegens te late indiening

Op 16 januari 2019 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A.S. Penders, naar aanleiding van een tussenvonnis van 8 augustus 2018 in een schadestaatprocedure. De advocate van verzoekster stelt dat de rechter de integriteit van de advocate heeft geschonden door haar persoonlijk aan te spreken en haar onevenredig te duperen. De wrakingskamer heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling en heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld.

De wrakingskamer oordeelt dat het verzoek tot wraking niet tijdig is ingediend, aangezien het verzoek pas op 16 januari 2019 is ingediend, terwijl de feiten en omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag liggen, al bekend waren sinds het tussenvonnis van 8 augustus 2018. Verzoekster heeft niet toegelicht waarom het verzoek zo laat is ingediend, wat in strijd is met artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Daarom verklaart de wrakingskamer verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 januari 2019 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, bijgestaan door de griffier. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 473788 / HA RK 19-8
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
23 januari 2019
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat: mr. I.L. Ortelee in Houten
verder te noemen: verzoekster.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 16 januari 2019 een verzoek ingediend tot wraking van mr. A.S. Penders (de rechter). Aanleiding van het wrakingsverzoek is het tussenvonnis dat de rechter op 8 augustus 2018 in de schadestaatprocedure tussen verzoekster en [A] ( [A] ) onder zaaknummer [zaaknummer] heeft gewezen. Daarin is verzoekster opgedragen een akte te nemen waarin zij dient in te gaan op de door de rechter geformuleerde vragen. Volgens de advocate van verzoekster heeft de rechter onder meer de integriteit van de advocate geschonden door de advocate persoonlijk aan te spreken dat zij verzoekster onevenredig dupeert door niet in te gaan op de stellingen van [A] en het daarmee onmogelijk maakt om de schadeomvang te beoordelen. Volgens de advocate van verzoekster geeft het tussenvonnis aanleiding om te veronderstellen dat de rechter tegenover de advocate van verzoekster niet onpartijdig is.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het volgende, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De beoordeling

2.1.
In haar brief schrijft de advocate dat zij vreest dat de rechter tegenover haar, de advocate, niet onpartijdig is en dat zij daarom een verzoek tot wraking indient. Slechts partijen kunnen een verzoek tot wraking indienen, maar in de brief staat niet dat de advocate het verzoek namens [verzoekster] indient. In dit geval speelt de vraag van die vertegenwoordiging des te meer, omdat de advocate meent dat de rechter
haarintegriteit aangetast heeft en
haarpersoonlijk aanspreekt. De wrakingskamer zou op dit punt nadere inlichtingen kunnen vragen, maar zij ziet daar van af, omdat zij, zoals hieronder volgt, verzoekster op een andere grond niet-ontvankelijk zal verklaren in haar verzoek. Bij haar beslissing zal de wrakingskamer uitgaan van de veronderstelling dat de advocate het verzoek tot wraking namens partij [verzoekster] gedaan heeft.
2.2.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.3.
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die daarover vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Het verzoek moet worden gedaan zodra de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden bekend zijn geworden. In dit geval is het tussenvonnis van 8 augustus 2018 de aanleiding geweest voor het verzoek tot wraking. Het wrakingsverzoek is echter pas op 16 januari 2019 ingediend. Dat is dus ruim vijf maanden nadat de aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden verzoekster bekend zijn geworden. Verzoekster heeft niet toegelicht waarom zij het verzoek pas op 16 januari 2019 heeft ingediend. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat dit niet tijdig is in de zin van artikel 37 lid 1 Rv. Dit betekent dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek.
2.4.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1, gelezen in samenhang met paragraaf 4 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoekster in haar verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de gewraakte rechter, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel recht en bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
3.3.
bepaalt dat de procedure in de zaak met nummer [zaaknummer] dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. H.A Brouwer en
G.A. Bos als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C.E.M. Roeleveld en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.