4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor feit 1
Uit de aangifte van [aangever] (achternaam onbekend), die namens het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) de Oostvaarderskliniek te Almere aangifte heeft gedaan, volgt dat op 3 januari 2019 omstreeks 4:16 uur een brandalarm binnenkwam. Het betrof een melding van kamer [nummer] op de afdeling [afdeling] in de Oostvaarderskliniek. Op deze kamer zit de heer [verdachte] . [getuige 1] en [getuige 2] waren als eerste ter plekke en zagen een daadwerkelijke brand.[getuige 2] heeft verklaard dat hij een soort van kampvuurtje zag ter hoogte van het kussen in het bed. De heer [verdachte] liep een beetje rond in zijn cel.Hij is meegenomen naar de separeer. In de separeer hebben de MGB-ers (de rechtbank begrijpt: medewerkers geïntegreerde beveiliging) de aansteker die de heer [verdachte] vasthad, afgepakt. De coördinator heeft de heer [verdachte] gevraagd hoe dit heeft kunnen gebeuren, waarop hij helder antwoordde: “Ik was met mijn aansteker aan het spelen en toen vatte mijn hemd op het bed vlam.”
Uit het sporenonderzoek in de desbetreffende kamer volgt dat verbalisant zag dat er een brand had gewoed op het matras van het bed ter hoogte van het voeteinde. Op het matras lagen lakens van het bed. Een technische oorzaak van de brand werd door verbalisant uitgesloten. Aangezien de brand werd gesticht in een kamer/cel waarin zich dicht bij de brandhaard meerdere brandbare voorwerpen bevonden, is bij deze brandstichting sprake geweest van gemeen gevaar voor goederen en van levensgevaar. Als deze brand niet tijdig was geblust dan had de brand zich gemakkelijk uit kunnen breiden. Doordat de overige bewoners van deze vleugel niet vrijelijk het pand kunnen verlaten, had deze brand meer schade dan wel letsel kunnen veroorzaken. Verdachte was tijdens de brand als enige in de desbetreffende kamer aanwezig.
Verbalisant Sanders heeft onderzoek gedaan naar de ligging van de kamer van verdachte in de Oostvaarderskliniek. Afdeling [afdeling] is opgedeeld in twee afdelingen. De beide zijden van afdeling [afdeling] bestaan uit elf kamers, die naast elkaar zijn gesitueerd. De deuren zijn alleen van de buitenzijde te openen. Ten tijde van de brand waren alle elf kamers van afdeling [afdeling] en alle elf kamers van afdeling [afdeling 2] bewoond.
Bewijsoverwegingen voor feit 1
Het opzet
Anders dan door de raadsvrouw is betoogd is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht. Verdachte was ten tijde van de brand alleen op de kamer aanwezig. Kort na het ontstaan van de brand is een aansteker afgepakt bij verdachte. Door de forensisch onderzoeker is een technische oorzaak voor het ontstaan van de brand uitgesloten. Verdachte ontkent ook niet dat hij een brandende aansteker in contact heeft gebracht met kleding. Dat dit per ongeluk is gebeurd, acht de rechtbank niet aannemelijk. Daartoe is van belang dat uit de verklaring van de getuige [getuige 2] blijkt dat verdachte op zijn bed een soort van kampvuur had gemaakt en dat hij daarbij een beetje rondliep in zijn cel. Uit het feit dat verdachte zelf melding heeft gemaakt van de brand, kan niet worden afgeleid dat de brand per ongeluk is ontstaan, gelet op het gevaar dat de brand voor verdachte zelf vormde. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met opzet zijn hemd, het laken en matras heeft aangestoken.
Gevaar in de zin van artikel 157 Sr
Uit de bewijsmiddelen volgt dat ten tijde van de brand alle 22 kamers van afdeling [afdeling] bewoond werden. De deuren van deze gesloten kliniek waren alleen van de buitenzijde te openen en de medebewoners konden dus niet vrijelijk het pand verlaten. Bovendien ligt het, gelet op het tijdstip van de brand – namelijk rond 04:16 uur – voor de hand dat de medebewoners lagen te slapen. De brandweer heeft na het blussen de gang enige tijd moeten ventileren om de rook uit het gebouw te krijgen. Uit het sporenonderzoek volgt ook dat de brand zich gemakkelijk had kunnen verspreiden als deze niet tijdig was geblust. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat levensgevaar voor de in de kliniek aanwezige personen te duchten was. Dat de kamers voor de duur van een half uur luchtdicht/rookwerend – en dus niet brandwerend – waren afgesloten, maakt dit niet anders.
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bewijsmiddelen voor feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit feit bekend. De raadsvrouw heeft weliswaar opgemerkt dat verdachte dient te worden vrijgesproken, maar zij heeft dit opgemerkt in het kader van het betoog dat verdachte ontoerekeningsvatbaar is. Vrijspraak van de aan verdachte ten laste gelegde handelingen heeft zij niet bepleit. Onder deze omstandigheden volstaat de rechtbank met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 8 januari 2019, genummerd PL0900-2019003204-1, opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever] (pagina’s 53 en 54 );
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 24 april 2019.
Bewijsmiddelen voor feit 3
Het onder 3 ten laste gelegde feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit – waarbij de rechtbank verwijst naar hetgeen zij in dit kader hiervoor heeft opgemerkt bij feit 2. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 29 oktober 2018, genummerd PL0900-2018311758-1, opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever] (pagina’s 5 en 6);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 13 december 2018, genummerd PL0900-2018311758-18, opgemaakt door
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 24 april 2019.