ECLI:NL:RBMNE:2019:2035

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
479102 / HA RK 19-117
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot vooringenomenheid van de rechter

Op 7 mei 2019 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verdachte in een strafzaak. Het verzoek was gericht tegen mr. H.J. Bos, de behandelend rechter, en was gebaseerd op de stelling dat deze rechter vooringenomen was. De verdachte had eerder een aanhoudingsverzoek gedaan dat was afgewezen, en voerde aan dat zijn emotionele toestand en de wens om zich door een advocaat te laten bijstaan niet voldoende waren meegenomen in de overwegingen van de rechter. De wrakingskamer heeft de procedure op 23 april 2019 openbaar behandeld, waarbij de verdachte aanwezig was en de officier van justitie afwezig was. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter niet vooringenomen was en dat de beslissing om de zaak niet aan te houden, gezien de eerdere aanhoudingen en de lange duur van de procedure, niet onbegrijpelijk was. De wrakingskamer concludeerde dat de gronden voor wraking geen blijk gaven van vooringenomenheid en verklaarde het verzoek ongegrond. De procedure van de verdachte met parketnummer 16/197452-17 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 479102 / HA RK 19-117
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 7 mei 2019
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 15 april 2019 met daarin het wrakingsverzoek van verzoeker;
- de schriftelijke reactie van mr. H.J. Bos van 17 april 2019;
- de nadere toelichting van verzoeker van 19 april 2019.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 23 april 2019 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. Mr. B. Nitrauw, officier van justitie, is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. H.J. Bos als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het parketnummer 16/197452-17.
2.2.
Onderstaand gedeelte uit het proces-verbaal van de zitting van 15 april 2019 geeft
de gang van zaken weer rondom het wrakingsverzoek:
“Depolitierechter deelt mee, zakelijk weergegeven:
U heeft op 12 april 2019 een aanhoudingsverzoek gedaan. Dat verzoek is afgewezen. U heeft
vandaag, rond 13:00 uur, nogmaals een verzoek tot aanhouding ingediend waarin u aangeeft uitstel te willen vanwege uw huwelijksreis, uw psychische klachten en omdat u door een advocaat wenst te worden bijgestaan. Aan u is doorgegeven dat dit verzoek op de zitting
besproken zal worden.
Deverdachteverklaart, zakelijk weergegeven:
Ik ben donderdag terug gekomen van mijn huwelijksreis naar Tokyo. Ik heb last van een
jetlag. Ik heb geen tijd gehad om de zaak voor te bereiden.
Depolitierechter deelt mee, zakelijk weergegeven:
Het feit dat u op donderdag 12 april 2019 terug bent gekomen van uw huwelijksreis, vind ik
geen reden om de zaak vandaag aan te houden. U heeft voldoende tijd gehad voor de
voorbereiding en om te herstellen van de jetlag. Het is niet de eerste keer dat de zaak op
zitting staat.
Deverdachteverklaart, zakelijk weergegeven:
Ik heb geen stukken. Ik heb de stukken ingezien voorafgaand aan de OM-zitting in oktober
2017, maar dat kan ik allemaal niet onthouden. Het gaat niet goed met mij, ik ben heel
emotioneel.
Deofficier van justitiedeelt mee, zakelijk weergegeven:
U heeft in december 2018 een kopie van het dossier ontvangen. Ik vraag me af hoe het zit
met de huwelijksreis want uit het GBA volgt dat u niet gehuwd bent.
Deverdachteverklaart, zakelijk weergegeven:
Ik heb geen dossier ontvangen. Ik ben op [2017] getrouwd. Dit is belachelijk. Ik
heb een huwelijksakte thuis en ik heb niet voor niets een trouwring om.
De beslissing van de politierechter getuigt van vooringenomenheid. Want ik wil voldoende
ruimte krijgen om mij voor te kunnen bereiden. Het is om de volgende reden dat ik u,
politierechter wil wraken.
Deverdachteverklaart, woordelijk weergegeven:
Omdat ik, in het licht van wat voorgeschreven is, voor een goede voorbereiding, om aan alle
bewijzen en mijn toestand, niet tot de conclusie te komen dat ik mijzelf kan verdedigen. Ik
ben helemaal emotioneel.”
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat zij zich niet vooringenomen heeft getoond. Zij heeft ter zitting tegen verzoeker enkel gezegd dat thuiskomst van zijn huwelijksreis drie dagen voor de zitting geen reden is om de zaak aan te houden. Aan het bespreken van de overige twee gronden van het aanhoudingsverzoek is zij door de wraking niet meer toegekomen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van
de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel
vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke
vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de
indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier
van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor
partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd
vermoeden daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De
wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven
beoordelen.
3.3.
De beslissing van de rechter om de behandeling van de strafzaak al dan niet aan te houden, is een procesbeslissing. De juistheid van dergelijke beslissingen kan in beginsel niet door de wrakingskamer worden getoetst. Alleen als een procesbeslissing dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat het oordeel van de rechter alleen kan voortvloeien uit een vooringenomenheid tegenover verzoeker, dan wel dat de bij hem bestaande vrees daarvoor naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden.
3.4.
In dit geval had de politierechter de strafzitting al twee keer eerder aangehouden op verzoek van verzoeker, namelijk op 5 november 2018 en 22 januari 2019. De zitting van 15 april 2019 betrof dus al de derde poging om de strafzaak van verzoeker inhoudelijk te behandelen. De redenen van de eerdere uitstelverzoeken van verzoeker waren grotendeels (met uitzondering van zijn huwelijksreis) gelijk aan de redenen van het huidige uitstelverzoek. Daarbij komt dat het strafbare feit waarvan verzoeker wordt verdacht al dateert van 7 oktober 2017. De (proces)beslissing van de rechter om de zaak niet nogmaals aan te houden vanwege de huwelijksreis van verzoeker is in het licht van deze omstandigheden niet onbegrijpelijk. Het levert in ieder geval geen zwaarwegende aanwijzing op dat het oordeel van de rechter alleen kan voortvloeien uit een vooringenomenheid tegenover verzoeker. Ook is de bij verzoeker daarvoor bestaande vrees naar objectieve maatstaven niet gerechtvaardigd.
3.5.
Verzoeker heeft verder nog aangevoerd dat de rechter bij haar oordeel niet heeft gekeken naar zijn emotionele gesteldheid en zijn wens om zich bij te laten staan door een advocaat. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt echter dat de rechter aan de behandeling van deze gronden niet is toegekomen, omdat verzoeker de rechter op dat moment al had gewraakt. Dat verzoeker tijdens de zitting het gevoel kreeg dat de rechter de overige aanhoudingsgronden überhaupt niet meer zou gaan behandelen, blijkt niet uit het proces-verbaal van de zitting en ook niet uit de schriftelijke reactie van de rechter.
3.6.
De slotsom is dat de door verzoeker genoemde gronden voor wraking, ook in
onderling verband en samenhang beschouwd, geen blijk geven van vooringenomenheid of
schijn van vooringenomenheid van de rechter tegenover verzoeker. De wrakingskamer verklaart het verzoek daarom ongegrond.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 16/197452-17 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, mr. M.J. Slootweg en
mr. N.M. Spelt als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C.E.M. Roeleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.