ECLI:NL:RBMNE:2019:2034

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
478765 / HA RK 19-109
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen kantonrechter ongegrond verklaard, wrakingsverbod opgelegd

Op 7 mei 2019 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker, ingediend op 2 april 2019. Het verzoek was gericht tegen mr. R.P.P. Hoekstra, de behandelend kantonrechter in een andere zaak. De verzoeker stelde dat de kantonrechter partijdig was en vroeg om behandeling van het verzoek door een externe wrakingskamer. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 april 2019 was niemand verschenen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen inhoudelijke gronden waren voor de wraking, aangezien de kantonrechter in zijn schriftelijke reactie had aangegeven dat er geen redenen waren om aan zijn onpartijdigheid te twijfelen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking ongegrond was en dat er geen aanleiding bestond om het verzoek naar een externe instantie te verwijzen.

Daarnaast werd er een wrakingsverzoek ingediend tegen de wrakingskamer zelf, maar ook dit verzoek werd afgewezen. De wrakingskamer stelde vast dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat de gronden voor de wraking niet voldoende waren onderbouwd. De wrakingskamer besloot ook dat een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker niet in behandeling zou worden genomen, omdat het indienen van meerdere wrakingsverzoeken de voortgang van de hoofdzaak ernstig belemmert. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 478765 / HA RK 19-109
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
7 mei 2019
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker]
wonende in [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek van verzoeker van 2 april 2019;
- de schriftelijke reactie van mr. R.P.P. Hoekstra van 15 april 2019
- het e-mailbericht van mr. H.H. Kreikamp, derde-belanghebbende, van 16 april 2019
- het e-mailbericht van verzoeker van 22 april 2019.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 23 april 2019 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
1.3.
Bij de mondelinge behandeling is niemand verschenen.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. R.P.P. Hoekstra als behandelend kantonrechter (hierna te noemen: de kantonrechter), in de zaak met zaaknummer 6928956 MC EXPL 18-4138. Volgens verzoeker is de kantonrechter partijdig en verzoeker vraagt om behandeling van het verzoek door een externe wrakingskamer van de rechtbank en het gerechtshof Den Haag.
2.2.
De kantonrechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie stelt hij zich op het standpunt dat er geen inhoudelijke gronden worden genoemd op grond waarvan aan zijn onpartijdigheid getwijfeld zou moeten of kunnen worden. Voor zover de reden van wraking ligt in het niet overdragen van de zaken aan andere instanties of het laten stoppen van de zaken, dan zal daarop pas bij vonnis kunnen worden beslist en levert dit geen reden tot wraking op.

3.De beoordeling

Verwijzing naar een externe instantie
3.1.
De wrakingskamer stelt voorop dat, gelet op het Wrakingsprotocol rechtbank Midden-Nederland ((hierna: het Wrakingsprotocol), geen aanleiding bestaat om het wrakingsverzoek naar een externe kamer of instantie te verwijzen.
Wraking van de wrakingskamer
3.2.
In de laatste e-mail van verzoeker van 22 april 2019 lijkt verzoeker een wrakingsverzoek in te dienen tegen de wrakingskamer vanwege de omstandigheid dat zij eerst een behandelingsdatum van 29 juni 2019 heeft vastgesteld en daarna heeft beslist om op 23 april 2019 een mondelinge behandeling te houden van het wrakingsverzoek zonder dat verzoeker om verhinderdata is gevraagd.
3.3.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de door verzoeker genoemde datum van 29 juni 2019 een rolzitting betreft in de zaak met zaaknummer 6928956 MC EXPL 18-4136. Deze datum is niet door de wrakingskamer bepaald, maar betreft de voortzetting van de procedure nadat een eerder wrakingsverzoek (met zaaknummer/rekestnummer 477090 HA RK 19-71) van verzoeker bij beslissing van 19 maart 2019 door de wrakingskamer niet-ontvankelijk is verklaard. Nadien heeft verzoeker echter nogmaals een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter in dezelfde zaak. In deze zaak (met zaaknummer/rekest-nummer 478765 / HA RK 19-109) heeft de wrakingskamer een datum voor de mondelinge behandeling bepaald op 23 april 2019. De enige grond die verzoeker aanvoert voor de wraking van deze wrakingskamer is dan ook kennelijk onjuist. Voor zover de reden voor de wraking van de wrakingskamer is gelegen in de op 19 maart 2019 gegeven beslissing van de wrakingskamer (met zaaknummer/rekestnummer 477090 HA RK 19-71) geldt dat het wrakingsverzoek dateert van na de datum dat er een eindbeslissing is gegeven. Dit heeft tot gevolg dat verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking. De overige door verzoeker genoemde omstandigheden betreffen dezelfde omstandigheden als aan het oorspronkelijke verzoek tegen de met de behandeling van de zaak belaste kantonrechter. Verzoeker is op grond van artikel 9 sub g van het Wrakingsprotocol ook om die reden kennelijk-niet ontvankelijk in zijn verzoek. Reden waarom de wrakingskamer het verzoek tot wraking van de wrakingskamer op grond van artikel 4.3 van het Wrakingsprotocol buiten behandeling laat.
Wrakingsverzoek
3.4.
Voor wat betreft het verzoek tot wraking van de kantonrechter in de zaak met zaaknummer 6928956 MC EXPL 18-4138 overweegt de wrakingskamer als volgt. Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij dienen feiten en omstandigheden te worden gesteld ten aanzien van de rechter tegen wie het wrakingsverzoek is gericht.
3.5.
Zowel in het wrakingsverzoek als de overgelegde stukken zijn geen gronden te ontdekken waaruit enige schijn van vooringenomenheid van de kantonrechter blijkt. Ook anderszins is de wrakingskamer niet gebleken van omstandigheden die er op duiden dat de kantonrechter een vooringenomenheid koestert tegenover verzoeker.
3.6.
Het verzoek tot wraking zal daarom worden afgewezen.
Wrakingsverbod
3.7.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer 6928956 MC EXPL, zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervan is dat verzoeker door het voortdurend indienen van wrakingsverzoeken in diverse procedures de voortgang van de hoofdzaak ernstig belemmert. De voorschriften tot behandeling van wrakingsincidenten wijzen er op dat beoogd is de vertraging van de behandeling van de hoofdzaak zo kort als mogelijk te doen zijn. Vaststaat dat verzoeker in de procedure waarbij hij partij is meerdere wrakingsverzoeken heeft ingediend en dat hij wrakingsverzoeken indient tegen de wrakingskamer die daarover moet oordelen. Zo ook in deze zaak.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte kantonrechter, andere betrokkenen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel en bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 6928956 MC EXPL 18-4138 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met het zaaknummer 6928956 MC EXPL 18-4138 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, en
mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. N.M. Spelt als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C.E.M. Roeleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.