ECLI:NL:RBMNE:2019:2033

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
478457 / HA RK 19-101
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen kantonrechter zonder inhoudelijke gronden

Op 7 mei 2019 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland, zittende in Utrecht, een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen kantonrechter mr. R.P.P. Hoekstra. Het wrakingsverzoek, ingediend op 2 april 2019, werd behandeld op 23 april 2019. Tijdens de mondelinge behandeling waren de advocaten mr. B.A.M. Bos en mr. P.J.P. van Aarssen aanwezig namens de derde-belanghebbende, terwijl de verzoeker en de gewraakte kantonrechter niet verschenen. De verzoeker vroeg om behandeling van het verzoek door een externe wrakingskamer, maar de kantonrechter betwistte de gronden van de wraking en stelde dat er geen inhoudelijke redenen waren om aan zijn onpartijdigheid te twijfelen.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangedragen die de schijn van vooringenomenheid van de kantonrechter zouden kunnen ondersteunen. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een rechter gewraakt worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen, maar in dit geval ontbraken dergelijke gronden. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanleiding was om het verzoek tot wraking te honoreren en verklaarde het verzoek ongegrond.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen om deze beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen. De procedure van de verzoeker met zaaknummer 7299321 MC EXPL 18-9072 dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 478457 / HA RK 19-101
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
7 mei 2019
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker]
wonende in [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek van verzoeker van 2 april 2019;
- de schriftelijke reactie van mr. R.P.P. Hoekstra van 15 april 2019.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 23 april 2019 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
1.3.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- mrs. B.A.M. Bos en mr. P.J.P. van Aarssen, namens derde-belanghebbende [derde-belanghebbende] N.V.;
Verzoeker is niet verschenen. De gewraakte kantonrechter is met bericht van verhindering evenmin verschenen.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. R.P.P. Hoekstra als behandelend kantonrechter (hierna te noemen: de kantonrechter), in de zaak met zaaknummer 7299321 MC EXPL 18-9072. Verzoeker vraagt om behandeling van het verzoek door een externe wrakingskamer van de commissie van de Tweede Kamer en het gerechtshof Den Haag.
2.2.
De kantonrechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie stelt hij zich op het standpunt dat er geen inhoudelijke gronden worden genoemd op grond waarvan aan zijn onpartijdigheid getwijfeld zou moeten of kunnen worden. Voor zover de reden van wraking ligt in het niet overdragen van de zaken aan andere instanties of het laten stoppen van de zaken, dan zal daarop pas bij vonnis kunnen worden beslist en levert dit geen reden tot wraking op.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij dienen feiten en omstandigheden te worden gesteld ten aanzien van de rechter tegen wie het wrakingsverzoek is gericht.
3.2.
De wrakingskamer stelt voorop dat, gelet op het Wrakingsprotocol rechtbank Midden-Nederland, geen aanleiding bestaat om het wrakingsverzoek naar een externe kamer of instantie te verwijzen.
3.3.
In het wrakingsverzoek en de overige overgelegde stukken worden geen gronden genoemd waaruit enige schijn van vooringenomenheid van de kantonrechter blijkt. Ook anderszins is de wrakingskamer niet gebleken van omstandigheden die er op duiden dat de kantonrechter een vooringenomenheid koestert tegenover verzoeker.
3.4.
Dit betekent dat het verzoek tot wraking zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte kantonrechter, mr. P.J.P. van Aarssen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel en bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 7299321 MC EXPL 18-9072 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, en
mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. N.M. Spelt als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C.E.M. Roeleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.