ECLI:NL:RBMNE:2019:2031

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
C/16/477432 / KG ZA 19-165
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over governance en dividenduitkering van zorgonderneming

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van een zorgonderneming, hebben eisers c.s. een kort geding aangespannen tegen gedaagden c.s. met betrekking tot de governance structuur en een voorgenomen dividenduitkering. De eisers, bestaande uit verschillende natuurlijke personen en vennootschappen, vorderen onder andere dat gedaagden c.s. worden verboden om besluiten te nemen die de schorsing of het ontslag van de bestuurders van de zorgonderneming inhouden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, gezien de geplande aandeelhoudersvergadering en de mogelijke gevolgen voor de zorgonderneming. De rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eisers c.s. voor een deel toewijsbaar zijn, met name de vorderingen die betrekking hebben op het verbod tot schorsing en ontslag van de bestuurders, en het verbod op het onttrekken van gelden aan de vennootschappen. De rechter heeft ook dwangsommen opgelegd voor het geval dat gedaagden c.s. in strijd met deze verboden handelen. In reconventie heeft de rechter de vorderingen van gedaagden c.s. afgewezen, waardoor de positie van de bestuurders van de zorgonderneming voorlopig is gewaarborgd. De uitspraak benadrukt het belang van toezicht en governance in de zorgsector, vooral in het licht van de financiële situatie van de zorgonderneming en de betrokkenheid van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/477432 / KG ZA 19-165
Vonnis in kort geding van 22 maart 2019
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaten mr. E.L. Pasma en mr. S.W. Holterman te Utrecht,
tegen
1. de stichting
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de stichting
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaten mr. G.B.M. Zuidgeest en mr. C.A. de Weerdt te Alphen aan den Rijn.
Eisers worden hierna gezamenlijk [eisers c.s.] genoemd en afzonderlijk [eiseres sub 1] , [eiser sub 2] , [eiser sub 3] en [eiser sub 4] . Gedaagden worden hierna gezamenlijk [gedaagden c.s.] genoemd en afzonderlijk de [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 maart 2019 met producties 1 tot en met 57
  • producties 58 tot en met 64 van [eisers c.s.]
  • producties 58 tot 79 van [gedaagden c.s.]
  • de eis in reconventie met productie 80
  • de mondelinge behandeling van 22 maart 2019
  • twee wijzigingen van eis van [eisers c.s.]
  • de pleitnota van [eisers c.s.]
  • de pleitnota van [gedaagden c.s.]
1.2.
[eisers c.s.] heeft tijdens de mondelinge behandeling tweemaal bij akte haar eis gewijzigd. [gedaagden c.s.] heeft hiertegen bezwaar gemaakt vanwege strijd met de goede procesorde. De voorzieningenrechter verwerpt deze bezwaren. Er is in dit kort geding sprake van tijdsdruk en beide partijen hebben deze verhoogd door nog kort voor deze mondelinge behandeling vergaande maatregelen te nemen. De eiswijzigingen zelf zijn niet van een orde dat [gedaagden c.s.] daarmee geen rekening hoefde te houden. Ten slotte heeft [gedaagden c.s.] tijdens de zitting op de gewijzigde eis kunnen reageren en heeft dit ook adequaat gedaan.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[zorgonderneming] is een middelgrote zorgonderneming die zich onder meer bezig houdt met het verlenen van thuiszorg. Voor zover hier van belang is de structuur van het concern als volgt:
  • er zijn tien besloten vennootschappen, waaronder [eiser sub 3] en [eiser sub 4] ;
  • de statuten van deze vennootschappen bepalen dat het bestuur wordt benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: de ava);
  • [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] vormen thans het bestuur van [eiser sub 3] . [eiser sub 3] is steeds de enige statutair bestuurder van de andere negen vennootschappen;
  • zes van deze negen vennootschappen hebben een raad van commissarissen. Niet onder het toezicht van een raad van commissarissen vallen [eiser sub 3] , [onderneming 1] , [onderneming 2] B.V. Vier van deze zes vennootschappen zijn erkende instellingen in de zin van de Wet Toelating Zorginstellingen. Feitelijk hebben deze raden van commissarissen voor al deze vennootschapen dezelfde samenstelling (deze raden van commissarissen hierna gezamenlijk: de RvC). De RvC houdt geen toezicht op de [gedaagde sub 1] en ook niet op de [gedaagde sub 2] (hierna: de stichtingen);
  • de [gedaagde sub 1] is enig aandeelhouder van alle tien de vennootschappen en heeft certificaten uitgegeven die alle worden gehouden door [gedaagde sub 2] . De aan de aandelen verbonden zeggenschap ligt aldus bij de [gedaagde sub 1] en het economische belang ligt bij de [gedaagde sub 2] . De stichtingen worden echter bestuurd door de zelfde personen: [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] staan thans in het handelsregister ingeschreven als stichtingsbestuur van zowel de [gedaagde sub 1] als de [gedaagde sub 2] ;
  • artikel 8 van de statuten van de [gedaagde sub 1] bepaalt dat bestuurders worden benoemd door de vergadering van certificaathouders en artikel 10 bepaalt dat zij alleen kunnen worden ontslagen door de rechtbank. Daarnaast houdt een bestuurder op deel uit te maken van het bestuur door vrijwillig of periodiek aftreden, overlijden en als de bestuurder het beheer over zijn vermogen verliest;
  • Artikel 4 van de statuten van de [gedaagde sub 2] bepaalt dat bestuurders worden benoemd door het bestuur en artikel 5 bepaalt dat dit lidmaatschap eindigt door overlijden, bij schriftelijke ontslagneming en bij ontslag door de rechtbank op grond van 2:298 BW.
2.2.
De [gedaagde sub 1] en de certificering zijn tot stand gekomen op 29 december 2017. Toen zijn ook de statuten van de [zorgonderneming] -vennootschappen gewijzigd (hierna: de statutenwijziging).
2.3.
Het [zorgonderneming] heeft over 2018 een verlies heeft geleden van circa € 2 miljoen en ook over 2019 wordt een verlies verwacht. Wel is er nog voldoende vermogen. Een groot deel daarvan zit in [eiser sub 4] . Volgens de vennootschappelijke criteria zou die vennootschap [eiser sub 4] circa € 6,7 miljoen aan dividend mogen uitkeren.Een belangrijk deel van de omzet van het [zorgonderneming] komt uit samenwerking met zogenoemde zelfstandige steunpunten (hierna: de steunpunten).
2.4.
[gedaagde sub 3] en [eiseres sub 1] hebben tot – in ieder geval – 1 oktober 2018 het bestuur van de stichtingen gevormd en zaten toen ook in het bestuur van [eiser sub 3] . [gedaagde sub 3] is op 16 november 2018 afgetreden als bestuurder van [eiser sub 3] .
2.5.
In de notulen van de vergadering van het stichtingsbestuur van 13 september 2018 staat onder meer:
“Hierover is nog een kort overleg waarna [gedaagde sub 3] aangeeft bij zijn standpunt te blijven Hiermee is het formele besluit genomen dat [eiseres sub 1] per 1 oktober 2018 geen deel meer uitmaakt van beide stichtingsbesturen, Stichting [gedaagde sub 2] en Stichting [gedaagde sub 1] .
Naar aanleiding van een opmerking van [gedaagde sub 3] in de vorige vergadering, licht [gedaagde sub 3] toe dat op korte termijn belangrijke besluiten moeten worden genomen in de Stichtingen over dividend en wijziging statuten van (enkele) werkmaatschappijen.”
2.6.
Tussen partijen is in de loop van 2018 een conflict ontstaan dat in de kern gaat om het ontbreken van toezicht op de stichtingen. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] willen dat de governancestructuur wordt aangepast, zodat er ook toezicht komt op de stichtingen. De stichtingen, vertegenwoordigd door [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] , willen dat niet.
2.7.
In het najaar van 2018 heeft de [gedaagde sub 1] gevraagd om een dividenduitkering uit [eiser sub 4] van € 12 miljoen voor te bereiden.
2.8.
Naar aanleiding van een melding van de heer [A] , die per 1 juli 2018 is opgestapt als bestuurder van [onderneming 1] heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ) heeft in het najaar van 2018 een onderzoek ingesteld naar de governance en de voorgenomen dividenduitkering.
2.9.
De [gedaagde sub 1] heeft twee aandeelhoudersvergaderingen uitgeschreven van [eiser sub 3] . Op 22 maart 2019, om 17.00 uur, wordt vergaderd over schorsing als bestuurders van [eiser sub 3] van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] en op 25 maart 2019 over hun ontslag.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Na wijziging van eis vordert [eisers c.s.] – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
primair
[gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] schorst als bestuurders van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ;
vernietigt
i) het besluit om [eiseres sub 1] te ontslaan als bestuurder van de [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ; en
ii) het besluit tot de wijziging van de statuten van [eiser sub 4] B.V. van 29 december 2017,
althans de werking van beide besluiten schorst totdat bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis is vastgesteld dat de respectievelijke besluiten rechtsgeldig zijn genomen;
3. [gedaagde sub 3] verbiedt om op enigerlei wijze, zelf of met anderen, direct of indirect, het [zorgonderneming] concept, te gebruiken, te kopiëren en/of te implementeren in bestaande of voor dat doet op te richten organisatiestructuren, en/of op enige wijze betrokken te zijn bij de toepassing van dit concept in de zorgsector, en/of betrokken te zijn bij Steunpunten of ex-Steunpunten van [zorgonderneming] dan wel met Steunpunten vergelijkbare relaties, die niet kwalificeren als Steunpunten, maar waarmee [zorgonderneming] wel duurzame betrekkingen onderhoudt of in de periode van 12 maanden voorafgaand aan het vonnis heeft onderhouden, waaronder tevens te verstaan de personen die (mede) leiding geven of hebben gegeven aan dergelijke Steunpunten, zulks op straffe van verbeurte van een boete van € 5.000 per constatering en van € 500 voor elke dag dat de overtreding voortduurt, atsmede op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000 per overtreding en van € 10.000 per dag dat die overtreding voortduurt;
subsidiair
4. het stemrecht van de [gedaagde sub 1] als aandeelhouder van [eiser sub 3] en [eiser sub 4] tot 1 september 2019 schorst;
5. [gedaagde sub 3] gelast om [eiseres sub 1] binnen 2 werkdagen na het in deze te wijzen vonnis in te schrijven als bestuurder van de [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in het Handelsregister van de Kamer van KoophandeL, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000 per overtreding en voor etke dag dat de overtreding voortduurt;
6. [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] gelast om [gedaagde sub 4] binnen 2 werkdagen na het in deze te wijzen vonnis uit te schrijven als bestuurder van de [gedaagde sub 1] en de [gedaagde sub 2] in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000 per persoon per overtreding en voor elke dag dat de overtreding voortduurt;
7. [gedaagden c.s.] veroordeelt om [eiseres sub 1] met onmiddellijke ingang toe te laten tot de bestuursvergaderingen van de [gedaagde sub 1] en de [gedaagde sub 2] , en tot alle informatie en documentatie, waaronder maar niet beperkt tot besluiten, notuten, adviezen en financiële bescheiden, schriftelijk, audiovisueel, elektronisch en/of digitaal, van, aan en/of met betrekking tot de [gedaagde sub 1] en de [gedaagde sub 2] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000 per overtreding en van € 25.000 voor elke dag dat de overtreding voortduurt;
meer subsidiair
8. [gedaagden c.s.] verbiedt om tot 1 september 2019 een besluit te nemen tot schorsing of ontslag van [eiser sub 2] en/of [eiseres sub 1] als bestuurders van [eiser sub 3] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500.000 per gedaagde per overtreding en van € 50.000 voor elke dag dat de overtreding voortduurt;
9. [gedaagden c.s.] verbiedt om tot 1 september 2019 een of meerdere bestuurders te benoemen in [eiser sub 3] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500.000 per gedaagde per overtreding en van € 50.000 voor elke dag dat de overtreding voortduurt;
10. [gedaagden c.s.] verbiedt om tot 1 september 2019 op enigerlei wijze gelden te onttrekken aan het vermogen van een van de [zorgonderneming] -vennootschappen, danwel aan het vermogen van [eiser sub 4] B.V. en [eiser sub 4] Thuiszorg B.V., zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
11. het besluit tot benoeming van [gedaagde sub 4] als bestuurder van de [gedaagde sub 1] en de [gedaagde sub 2] schorst;
met veroordeling van [gedaagden c.s.] in de kosten van deze procedure en in de
nakosten, beiden te vermeerderen met de wettetijke rente hierover met ingang van vijf dagen na de dag waarop het vonnis is gewezen tot de dag van algehele voldoening.
3.2.
[gedaagden c.s.] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagden c.s.] vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorbaat verklaard vonnis:
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] schorst als bestuurders van [eiser sub 3] ; en
hen de toegang tot de panden en de digitale toegang tot de organisatie van [zorgonderneming] ontzegt op straffe van een dwangsom;
met veroordeling van [eisers c.s.] in de kosten van deze procedure.
4.2.
[eisers c.s.] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Gelet op de op aandeelhoudersvergadering die staat gepland op de dag na de mondelinge behandeling, is voldoende aannemelijk dat [eisers c.s.] een voldoende spoedeisend belang heeft.
Vordering 1
5.2.
[eisers c.s.] heeft aangevoerd dat sprake is van wanbeheer van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] , zodat zij moeten worden geschorst als bestuurders van de stichtingen. [eisers c.s.] verwijt [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] in het bijzonder:
  • dat zij als stichtingsbestuurders blijven dwarsbomen dat de governancestructuur van het [zorgonderneming] wordt aangepast, zoals door [gedaagde sub 3] tegenover de IGJ is toegezegd;
  • dat [zorgonderneming] door deze opstelling een vrijstelling vennootschapsbelasting misloopt waarmee een financieel voordeel van € 1,6 miljoen is gemoeid;
  • dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] als stichtingsbestuurders blijven aansturen op een omvangrijke dividenduitkering door [eiser sub 4] ;
  • dat het gedrag van [gedaagde sub 3] ertoe heeft geleid dat de zelfstandige steunpunten de samenwerking met [zorgonderneming] dreigen te verbreken als [gedaagde sub 3] deel blijft uitmaken van het stichtingsbestuur. [gedaagden c.s.] betwist dat sprake is van wanbeheer.
5.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat vooralsnog onvoldoende aannemelijk is dat de gestelde verwijten wanbeheer opleveren van bestuurders van de stichtingen. De verwijten die [eisers c.s.] [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] maakt zijn – ook in de visie van [eisers c.s.] – met name benadelend voor de [zorgonderneming] vennootschappen. Dat zij ook benadelend zijn voor de stichtingen is onvoldoende aannemelijk voor toewijzing van de onder 1. gevorderde schorsing.
Vorderingen 2, 5, 6, 7 en 11
5.4.
[eisers c.s.] vordert onder 2, i vernietiging dan wel schorsing van het besluit om [eiseres sub 1] per 1 oktober 2018 te ontslaan als bestuurder van beide stichtingen. Zij voert daartoe aan dat [eiseres sub 1] als bestuurder van de [gedaagde sub 1] alleen kan worden ontslagen door de rechter of door de vergadering van certificatenhouders (met andere woorden: [gedaagde sub 2] ) en dat zij als bestuurder van de [gedaagde sub 2] alleen kan worden ontslagen door de rechter. Het op 13 september 2018 genomen besluit om haar te ontslaan is dan ook nietig. [eiseres sub 1] is niet zelf afgetreden en heeft niet ingestemd met het ontslagbesluit en is dus nog steeds bestuurder van de stichtingen. Zij heeft ten onrechte niet meebeslist over de benoeming van [gedaagde sub 4] als nieuwe bestuurder van de stichtingen, zodat die benoeming nietig of vernietigbaar is, aldus nog steeds [eisers c.s.]
5.5.
Vooralsnog concludeert de voorzieningenrechter dat geen sprake is van een nietig of vernietigbaar besluit om [eiseres sub 1] te ontslaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn er aanwijzingen dat [eiseres sub 1] uit eigen beweging is opgestapt, zoals [gedaagden c.s.] heeft betoogd. [eiseres sub 1] heeft de notulen met de onder 2.5 genoemde passage ondertekend en zij is op de hoogte gehouden van de met haar vertrek verbandhoudende uitvoeringshandelingen, zoals uitschrijving uit het handelsregister. Ook heeft zij in de maanden na de vergadering van 13 september 2018 niet schriftelijk geprotesteerd.
5.6.
Uit de afwijzing van vordering 2, i volgt dat ook de vorderingen 5, 6, 7 en 11 moeten worden afgewezen.
5.7.
[eisers c.s.] vordert onder 2, ii vernietiging van het besluit tot wijziging van de statuten van [eiser sub 4] (welke wijziging heeft plaatsgevonden op 29 december 2017), althans schorsing van de werking van dit besluit. Ter onderbouwing hiervan voert [eisers c.s.] het volgende aan. De RvC van [eiser sub 4] is niet geïnformeerd over de voorgenomen statutenwijziging, terwijl de RvC in de gelegenheid had moeten worden gesteld om haar raadgevende stem uit te brengen in de vergadering waar is besloten tot de statutenwijziging. Nu dit niet is gebeurd is gehandeld in strijd met artikel 16 lid van de toenmalige statuten van [eiser sub 4] en met artikel 2:251 lid 1 BW.
5.8.
Deze vorderingen worden afgewezen. De vordering tot vernietiging van een besluit is geen vordering tot het geven van een voorlopige voorziening, waarvoor het kort geding bedoeld is. [eisers c.s.] dient de route van artikel 2:15 lid 3 BW te volgen. Daarnaast geldt het volgende. De bevoegdheid tot wijziging van de statuten berust (alleen) bij de ava van [eiser sub 4] (zie artikel 2:231 lid 1 BW). Ten tijde van de besluitvorming over deze statutenwijziging bestond de ava van [eiser sub 4] uit de [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 2] is niet onderworpen aan het toezicht van de RvC van [eiser sub 4] . Zonder nadere toelichting van [eisers c.s.] valt daarom niet in te zien dat sprake is van strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van dit besluit van [gedaagde sub 2] regelt.
Vordering 3
5.9.
De voorzieningenrechter wijst het door [eisers c.s.] onder 3 gevorderde verbod om het non‑concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst van [gedaagde sub 3] te overtreden af. [eisers c.s.] heeft gesteld dat overtreding door [gedaagde sub 3] dreigt. [gedaagde sub 3] stuurt immers aan op een dividenduitkering en [B] , voorzitter van de RvC, zegt in een interview dat een andere zorgonderneming waar hij bij betrokken is, franchisenemers zoekt. [eisers c.s.] concludeert daaruit dat [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] en [B] met de dividenduitkering met zorgondernemingen zullen opstarten buiten het [zorgonderneming] . Dat die mogelijkheid bestaat, is voor het gevraagde verbod echter niet voldoende onderbouwing.
Vorderingen 4, 8 en 9
5.10.
Ter voorkoming van hun schorsing en ontslag vorderen [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] in de eerste plaats dat het stemrecht van de [gedaagde sub 1] als aandeelhouder van [eiser sub 3] en [eiser sub 4] wordt geschorst (vordering 4). Voor het geval die vordering niet wordt toegewezen vorderen zij dat het de [gedaagden c.s.] wordt verboden om in de periode tot 1 september 2019 een besluit te nemen tot hun schorsing of ontslag, op straffe van verbeurte van een dwangsom (vordering 8). En ter voorkoming dat zij, ondanks een verbod tot hun schorsing en ontslag, worden overruled door nieuwe bestuurders die op de hand zijn van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] , vorderen zij een verbod tot benoeming van nieuwe bestuurders (vordering 9).
5.11.
Vordering 4 wordt afgewezen maar vorderingen 8 en 9 worden toegewezen, met dien verstande dat de duur van de periode van het verbod korter is dan gevorderd. Dit wordt als volgt toegelicht.
5.12.
Als enige aandeelhouder van [eiser sub 3] heeft de [gedaagde sub 1] de bevoegdheid om de bestuurders van de vennootschap te ontslaan (zie artikel 11 lid 2 van de statuten van [eiser sub 4] en artikel 2:244 BW in combinatie met artikel 2:242 BW). Daarnaast staat vast dat de RvC van [eiser sub 4] het bestuur van [gedaagde sub 1] heeft verzocht om [eiser sub 2] en [eiseres sub 1] te ontslaan. Onder deze omstandigheden gaat schorsing van het stemrecht van [gedaagde sub 1] , ter voorkoming van het ontslag van [eiser sub 2] en [eiseres sub 1] , te ver.
5.13.
De voorzieningenrechter ziet wel reden voor het opleggen van een tijdelijk verbod tot schorsing en ontslag van [eiser sub 2] en [eiseres sub 1] als bestuurders, en voor een tijdelijk verbod tot het benoemen van nieuwe bestuurders naast [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] . De kern van het conflict tussen de bestuurders van de [gedaagde sub 1] en de RvC enerzijds en [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] anderzijds is dat laatstgenoemden eisen dat er toezicht komt op de [gedaagde sub 1] en op (certificaathouder) [gedaagde sub 2] , zodat kan worden gecontroleerd hoe toekomstige dividenduitkeringen (bestaande uit winst afkomstig van zorggelden) worden besteed. Toezicht op de [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is ook een van de belangrijke voorwaarden voor vrijstelling van vennootschapsbelasting voor de [zorgonderneming] -vennootschappen, als gevolg waarvan op korte termijn een belastingteruggave van bijna € 1,6 miljoen mogelijk wordt.
5.14.
[gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] willen geen toezicht op de [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 3] was hierover tijdens een gesprek met [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] op 13 februari 2019 heel duidelijk, en tijdens de mondelinge behandeling heeft hij dit standpunt bevestigd. [gedaagde sub 3] heeft verklaard dat hij zich, via de twee stichtingen, beschouwt als ondernemer en dat hij het belangrijk vindt om zeggenschap te houden over de [zorgonderneming] -vennootschappen. Die zeggenschap zegt hij kwijt te raken als de [gedaagde sub 1] en de [gedaagde sub 2] onder het toezicht komen te staan van een RvC of een raad van toezicht.
5.15.
Of de RvC toezicht op de stichtingen wenst is niet duidelijk. In ieder geval heeft de RvC daarover tot nu toe geen standpunt ingenomen. De steun van de RvC voor [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] ten aanzien van het voorgenomen ontslag van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] lijkt erop te wijzen dat de RvC toezicht op de stichtingen niet nodig vindt.
5.16.
In het kader van het onderzoek van de IGJ naar de governance en de voorgenomen dividenduitkering heeft [gedaagde sub 3] , toen nog in zijn hoedanigheid van bestuurder van [eiser sub 3] , op 5 september 2018 aan de IGJ toegezegd dat er een afzonderlijke RvC zou komen die toezicht zal houden op de stichtingen. Op 7 maart 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de IGJ, [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] en de RvC. In dat gesprek heeft de IGJ die toezegging aan de orde gesteld. Hierop hebben [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] de IGJ meegedeeld dat de bestuurders van de stichtingen inmiddels hebben besloten dat er geen toezichthoudend orgaan voor de stichtingen komt. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben in dit gesprek ook gewezen op het belang van toezicht op de stichtingen voor het recht op de belastingteruggave van bijna € 1,6 miljoen.
5.17.
Daarnaast is de IGJ bekend met de zorgelijke financiële situatie van de [zorgonderneming] - vennootschappen, met de bestuurlijke impasse en met het gebrek aan vertrouwen van de zelfstandige steunpunten in [zorgonderneming] , zolang [gedaagde sub 3] via de Stichtingen grote invloed houdt op het beleid van [zorgonderneming] . Veel zelfstandige steunpunten hebben tegen [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] gezegd dat zij de samenwerking met [zorgonderneming] gaan beëindigen als [gedaagde sub 3] niet opstapt. Vast staat dat de zelfstandige steunpunten verantwoordelijk zijn voor tenminste 50-60% van de omzet van [zorgonderneming] , zoals [gedaagde sub 3] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard (volgens [eiser sub 2] is dit ongeveer 80%). Als veel zelfstandige steunpunten hun contracten met [zorgonderneming] opzeggen kan dat dus zeer grote nadelige financiële gevolgen hebben voor [zorgonderneming] .
5.18.
Van belang is ook dat de IGJ in het najaar van 2018 heeft geëist dat [zorgonderneming] geen dividend uitkeert zolang haar onderzoek loopt.
5.19.
[eisers c.s.] verwacht dat IGJ haar conceptrapport een dezer dagen zal verstrekken.
5.20.
Gelet op het voorgaande houdt de voorzieningenrechter rekening met de mogelijkheid dat IGJ van de [zorgonderneming] -vennootschappen zal eisen dat er geen dividenduitkeringen worden gedaan zolang geen adequaat toezicht is ingesteld op de besteding daarvan door de stichtingen. Nu dit toezicht is wat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] willen en [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] zich daartegen namens de stichtingen verzetten, is het in het belang van [zorgonderneming] dat [eiseres sub 1] een [eiser sub 2] (in ieder geval) voorlopig aanblijven als bestuurders. Een tijdelijk verbod tot schorsing en ontslag van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] als bestuurders is daarom gerechtvaardigd. Dat geldt ook voor een tijdelijk verbod om naast [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] nieuwe bestuurders te benoemen.
5.21.
Omdat het conceptrapport van IGJ op zeer korte termijn wordt verwacht en IGJ op de hoogte is van de bestuurlijke crisis bij [zorgonderneming] kan worden aangenomen dat ook de definitieve standpunten van IGJ binnenkort bekend zullen worden. Gelet op de bevoegdheid die de [gedaagde sub 1] als aandeelhouder heeft tot het schorsen en ontslaan van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] en de steun die de [gedaagde sub 1] daarvoor krijgt van de RvC, beperkt de voorzieningenrechter de periode waarin het verbod tot schorsing en ontslag loopt tot 1 juli 2019.
Vordering 10
5.22.
[gedaagden c.s.] heeft geen bezwaar tegen toewijzing van deze vordering. Daarom wordt het [gedaagden c.s.] verboden om tot 1 september 2019 op enigerlei wijze gelden te onttrekken aan een van de [zorgonderneming] -vennootschappen, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Dwangsommen
5.23.
Aan ieder van de verboden wordt een dwangsom gekoppeld van € 500.000 per overtreding en € 50.000,- per dag dat deze voortduurt. Gelet op de uitkomst van de meest recente balans- en uitkeringstoets (ruim € 6,7 miljoen is vrij om als dividend worden uitgekeerd) bepaalt de voorzieningenrechter het maximum op € 7.000.000.
Proceskosten
5.24.
[gedaagden c.s.] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers c.s.] worden begroot op:
- dagvaarding € 99,01
- griffierecht € 639
- salaris advocaat €
980
Totaal € 1.718,01

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
De voorzieningenrechter heeft hiervoor [gedaagden c.s.] verboden om [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] te schorsen. Om dezelfde redenen wijst de voorzieningenrechter de in reconventie gevorderde schorsing van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] af. [gedaagden c.s.] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in kosten van de procedure in reconventie wordt veroordeeld. Die worden aan de zijde van [eisers c.s.] echter begroot op nihil.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
verbiedt [gedaagden c.s.] om tot 1 juli 2019 een besluit te nemen tot schorsing of ontslag van [eiser sub 2] en/of [eiseres sub 1] als bestuurders van [eiser sub 3]
7.2.
verbiedt [gedaagden c.s.] om tot 1 juli 2019 een of meerdere bestuurders te benoemen in [eiser sub 3] ;
7.3.
verbiedt [gedaagden c.s.] om tot 1 september 2019 op enigerlei wijze gelden te onttrekken aan het vermogen van een van de [zorgonderneming] vennootschappen,
7.4.
veroordeelt [gedaagden c.s.] om aan [eisers c.s.] een dwangsom te betalen van € 500.000 per overtreding, te vermeerderen met € 50.000 voor iedere dag dat zij niet aan de in 7.1, 7.2 of 7.3 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van in totaal € 7.000.000 is bereikt,
7.5.
veroordeelt [gedaagden c.s.] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers c.s.] tot op heden begroot op € 1.718,01, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.6.
veroordeelt [gedaagden c.s.] onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eisers c.s.] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 157 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
7.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.9.
wijst het gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2019. [1]

Voetnoten

1.type: JO / 4792