Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 5;
- de brief met de eis in reconventie en de producties 1 tot en met 13 van 8 april 2019 van
- de mondelinge behandeling op 9 april 2019, waarvan aantekening is gehouden door de griffier;
- de pleitnota van [eiseres] ;
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
in conventie en in reconventie:
3.Het geschil
4.De beoordeling
980,00(1 punten x tarief € 980,00)
"ter bewoning als dag/nachtverblijf"aan [eiseres] aanwijst en in artikel 2 dat [eiseres] tot bewoning daarvan verplicht is voor de duur van de arbeidsovereenkomst. [eiseres] heeft ter zitting de vraag opgeworpen hoe de hiervoor gegeven korting op de huurprijs zich verhoudt met een redelijke consignatievergoeding. Is deze korting aan te merken als loon? In dat geval zou zij in beginsel ook recht hebben op toepassing van deze korting tijdens ziekte, terwijl [gedaagde] in deze reconventionele procedure nu juist de volledige, commerciële huurprijs vordert. Ook speelt mee dat [eiseres] ter zitting heeft gesteld dat de stand-bydiensten die zij moest draaien in strijd zijn geweest met de Arbeidstijdenwetgeving en dat zij op die grond mogelijk nog een loonvordering heeft op [gedaagde] . Dat de arbeidstijden in strijd zijn geweest met de Arbeidstijdenwetgeving heeft [gedaagde] ter zitting niet weersproken. Ter zitting heeft [eiseres] aangegeven dat zij voornemens is daarover een nieuwe procedure te beginnen tegen [gedaagde] . Aan de hand van een door haar overgelegde vergelijking met de vergoeding van consignatiediensten in de cao Ziekenhuiswezen heeft [gedaagde] nog gesteld dat de korting op de huurprijs een redelijke vergoeding voor die diensten is. Reeds omdat niet duidelijk is in hoeverre [eiseres] tijdens de stand-bydiensten daadwerkelijk werkzaamheden heeft moeten verrichten, is de juistheid van die berekening binnen de beperkte onderzoeksmogelijkheden die een kort geding biedt niet vast te stellen.