ECLI:NL:RBMNE:2019:2005

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
C/16/477660 / FL RK 19-564
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige machtiging voor gedwongen opname van betrokkene met dementie

Op 10 april 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor gedwongen opname van een betrokkene met de diagnose dementie. De officier van justitie had op 21 maart 2019 een verzoek ingediend om de betrokkene, geboren in 1940, op te nemen in een psychiatrisch ziekenhuis. Tijdens de zitting zijn verschillende zorgverleners gehoord, waaronder de advocaat van de betrokkene, die primair concludeerde tot afwijzing van het verzoek. De advocaat stelde dat de situatie van de betrokkene niet zo ernstig was dat gedwongen opname noodzakelijk was, en dat de betrokkene graag thuis wilde blijven wonen.

De rechtbank heeft de overgelegde stukken en de verklaringen van de zorgverleners in overweging genomen. De wijkverpleegkundige en de sociaal psychiatrisch verpleegkundige gaven aan dat er zorgen waren over de situatie van de betrokkene, die vaak in paniek raakte en niet gemotiveerd was voor dagbesteding. De rechtbank concludeerde echter dat er onvoldoende bewijs was voor het gevaar dat de betrokkene zichzelf ernstig letsel zou toebrengen of maatschappelijk ten onder zou gaan. De betrokkene ontving al hulp van verschillende zorgverleners en er waren nog mogelijkheden voor aanvullende hulpverlening in de thuissituatie.

De rechtbank oordeelde dat de voorlopige machtiging niet aan de orde was, omdat de mogelijkheden in de thuissituatie nog niet waren uitgeput. De rechtbank wees het verzoek af, maar gaf aan dat indien de situatie van de betrokkene in de toekomst verslechtert, opnieuw een verzoek tot voorlopige machtiging kan worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Lelystad

zaak/rekestnr.: C/16/477660 / FL RK 19-564

datum uitspraak: 10 april 2019

Voorlopige machtiging

op het verzoek van de officier van justitie van 21 maart 2019 tot het verlenen van een voorlopige machtiging om:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1940,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verblijvende in [verblijfplaats] te [plaatsnaam] ,
te doen opnemen en te doen verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis.

De feiten

De rechtbank heeft kennis genomen van de bij het verzoek overgelegde stukken, waaronder de op 12 maart 2019 ondertekende en met redenen omklede geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ), alsmede de in artikel 37a van de Wet BOPZ bedoelde aantekeningen en het behandelingsplan en een verslag van de stand van uitvoering daarvan.
De rechtbank heeft gehoord:
- de betrokkene,
- mr. E.R. van Schaik, waarnemend advocaat van betrokkene,
- mevrouw [A] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige in opleiding (hierna: spv-er);
- mevrouw [B] , wijkverpleegkundige,
- mevrouw [C] , ambulant verpleegkundige.

De standpunten

Door het horen van de hierboven genoemde personen, in samenhang met de overgelegde stukken, acht de rechtbank zich in voldoende mate voorgelicht.
De advocaat van betrokkene heeft ter zitting primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. De situatie rondom betrokkene is niet dusdanig ernstig dat een gedwongen opname noodzakelijk is. Betrokkene wil graag thuis blijven wonen. Subsidiair refereert de advocaat zich aan het oordeel van de rechter.
De wijkverpleegkundige heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij bij betrokkene langs komt om toezicht te houden op haar suikerziekte. Ook de casemanager dementie is betrokken. Er zijn zorgen over de situatie van betrokkene. Zo zit zij veelal opgesloten in haar huis. Als er op die momenten iets gebeurd is betrokkene niet veilig. Het toezicht op de suikerziekte moet geïntensiveerd worden. De boodschappen en medicijnen worden verzorgd door de moeder van de schoonzoon van betrokkene. Twee keer per week komt er ook iemand langs om het huishouden te verzorgen. Betrokkene raakt vaak spullen kwijt en denkt dan dat die spullen door andere mensen worden meegenomen. Als er naar die betreffende spullen wordt gezocht, worden die vrijwel altijd teruggevonden in de woning. Betrokkene is regelmatig in paniek als de wijkverpleegkundige op bezoek komt. Betrokkene is niet te motiveren voor dagbesteding en ook een sleutelkluis, zodat zij niet steeds haar sleutels kwijt kan raken, wil zij niet. Er is 24-uurs toezicht nodig, mede gelet op de suikerziekte. Betrokkene kan nog veel dingen zelf doen, maar er is meer structuur nodig.
De spv-er heeft ter zitting naar voren gebracht dat de werkdiagnose vanuit de klinisch geriater vasculaire dementie is. Betrokkene gaat wel eens naar buiten in haar pyjama. Op die momenten wordt de politie gebeld en wordt betrokkene weer naar huis gebracht.
De ambulant verpleegkundige heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij eerder bij betrokkene thuis is geweest, toen de geneeskundige verklaring werd opgesteld. Betrokkene herkent de ambulant verpleegkundige echter niet meer. Daarnaast heeft ook de mantelzorger haar zorgen geuit over de situatie van betrokkene.

Beoordeling

De rechtbank kan een voorlopige machtiging verlenen om iemand gedwongen te doen opnemen indien er sprake is van een stoornis in de geestvermogens en daaruit voortvloeiend gevaar. Een rechterlijke machtiging voor een gedwongen opname is een verstrekkende maatregel die pas wordt verleend als alle overige opties, zoals bijvoorbeeld aanvullende hulpverlening in de thuissituatie of een vrijwillige opname niet meer tot de mogelijkheden behoren.
De rechtbank overweegt als volgt. Er is bij betrokkene sprake van een stoornis in de geestvermogens, te weten dementie en een psycho-organische storing door gebruik van middelen (incl. intoxicatie). Uit de geneeskundige verklaring en de verklaringen ter zitting komt naar voren dat de stoornis betrokkene gevaar zou doen veroorzaken, dat met name zou bestaan uit het gevaar dat zij zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen of maatschappelijk ten onder gaat. Ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken van het gevaar, zoals dat is benoemd in de geneeskundige verklaring. Niet is gebleken van het gevaar van lichamelijk letsel bij betrokkene als gevolg van de stoornis, anders dan dat de suikerziekte van betrokkene goed in de gaten moet worden gehouden. Ten aanzien van het gevaar van maatschappelijk ten onder gaan overweegt de rechtbank als volgt. Betrokkene woont nog zelfstandig, kan redelijk goed voor zichzelf zorgen en is nog goed “bij de tijd”. Betrokkene ontvangt, om zich staande te houden, hulp van de wijkverpleegkundige, de spv-er en er is ondersteuning aanwezig voor het doen van boodschappen en het bijhouden van het huishouden. Dat de mantelzorger regelmatig ruzie heeft met betrokkene is ter zitting medegedeeld, maar is verder niet onderbouwd. Er is sprake van zichzelf opsluiten in huis, maar dit gevaar kan worden ondervangen door het plaatsen van een sleutelkluis. Ook is niet gebleken dat middelen om betrokkene langer thuis te laten verblijven, zoals bijvoorbeeld het inzetten van extra thuiszorg, reeds zijn uitgeput. Betrokkene lijkt nog onvoldoende geïnformeerd over de mogelijkheden van dagbehandeling om langer thuis te kunnen blijven wonen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een voorlopige machtiging op dit moment, gelet op de actuele situatie van betrokkene (nog) niet aan de orde is. Het verzoek zal worden afgewezen. Mocht de situatie van betrokkene in de toekomst verslechteren, dan is het aan de behandelaren om opnieuw een voorlopige machtiging te verzoeken.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 10 april 2019 mondeling gegeven door mr. P.K. Nihot, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van D. van Garderen als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op