ECLI:NL:RBMNE:2019:1980

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
3 mei 2019
Zaaknummer
C/16/474148 / JE RK 19-146 en C/16/474149 / JE RK 19-147
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlening van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 april 2019 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI), het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor twee minderjarigen, [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2]. De kinderrechter heeft eerder op 13 februari 2019 al een machtiging gesloten jeugdhulp verleend, maar de GI heeft op 8 april 2019 een gewijzigd verzoek ingediend. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de minderjarigen en hun ouders, zijn gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de noodzaak van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat de minderjarigen zich niet aan afspraken zullen houden of dat zij in gevaar zijn van weglopen. De kinderrechter heeft ook rekening gehouden met de verklaringen van gedragswetenschappers die hebben aangegeven dat de minderjarigen juist baat hebben bij een open instelling. De kinderrechter heeft daarom het verzoek van de GI afgewezen en ook het resterende deel van het verzoek tot verlening van een machtiging gesloten jeugdhulp afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaakgegevens: C/16/474148 / JE RK 19-146 en C/16/474149 / JE RK 19-147
Datum uitspraak: 10 april 2019
beschikking machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaken van
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI), gevestigd te [vestigingsplaats] ,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2001 te Italië, hierna te noemen [voornaam van minderjarige 1] ,
en
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedatum] 2003 te Italië, nader te noemen [voornaam van minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1] ,hierna te noemen de vader (naar eigen zeggen),
thans verblijvende in de [verblijfplaats 1] ,
[belanghebbende 2] ,hierna te noemen de moeder (naar eigen zeggen),
thans verblijvende in de [verblijfplaats 2] .
De Raad voor de Kinderbescherming is op grond van artikel 810, eerste lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gevraagd de rechtbank van advies te dienen.

1.Het procesverloop

1.1.
De kinderrechter verwijst voor het procesverloop tot 13 februari 2019 naar de beschikking van die datum. De kinderrechter heeft bij die beschikking een machtiging gesloten jeugdhulp verleend, met ingang van 19 februari 2019 tot 13 april 2019, en de beslissing op het verzoek voor het overige aangehouden. De kinderrechter heeft daarbij bepaald dat de GI verzocht wordt om uiterlijk 5 april 2019 aan de rechtbank en de advocaten een update te geven en te laten weten of zij haar verzoeken handhaaft of intrekt.
1.2.
De kinderrechter heeft daarna kennisgenomen van:
- de brief d.d. 4 maart 2019 van de Raad, inhoudende informatie over de voortgang van het DNA verwantschapsonderzoek en het vinden van een open plek voor [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] ;
- de brief van de GI d.d. 4 april 2019, ingekomen bij de griffie op 8 april 2019, inhoudende een wijziging van het verzoek.
1.3.
Op 8 april 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- [voornaam van minderjarige 1] ,
- [voornaam van minderjarige 2] ,
- mr. R. Wouters, advocaat van [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] ,
- de vader (naar eigen zeggen),
- de moeder (naar eigen zeggen),
- mr. J. Wouters, advocaat van de ouders,
- de heer [A] , namens de GI,
- mevrouw [B] , namens de Raad voor de Kinderbescherming,
- mevrouw M. Russo en mevrouw J. Dubois, tolken.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 23 oktober 2018 zijn [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] onder voogdij gesteld van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering voor de duur van drie maanden. Daarbij is bepaald dat deze maatregel van rechtswege vervalt na expiratie van voormelde termijn, tenzij voor het einde van die termijn aan de rechter een voorziening in het gezag over [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] is verzocht.
2.2.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 14 januari 2019 bij de rechtbank een verzoek ingediend betreffende de benoeming van een (tijdelijke) voogd. Ter zitting van 13 februari 2019 is de beslissing op dit verzoek aangehouden.
2.3.
[voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] verblijven bij [stichting 1] in [vestigingsplaats] .
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 13 februari 2019 een machtiging gesloten jeugdhulp verleend, met ingang van 19 februari 2019 tot 13 april 2019, en de beslissing op het verzoek voor het overige aangehouden.

3.De (gewijzigde) verzoeken

3.1.
De GI heeft ter zitting van 8 april 2019 de op 14 januari 2019 ingediende verzoeken tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp (bekend onder het kenmerk C/16/473759 / JE RK 19-91) ingetrokken, zodat daarop niet meer hoeft te worden beslist.
3.2.
De kinderrechter dient nog te beslissen op het bij beschikking van 13 februari 2019 aangehouden deel van het verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp.
3.3.
Voorts dient de kinderrechter te beslissen op het verzoek van de GI van 4 april 2019 om ten aanzien van [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden, met ingang van 13 april 2019.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft aan het verzoek tot verlening van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp ten grondslag gelegd dat [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] meer geoefend hebben met naar buiten gaan. Eén keer was [voornaam van minderjarige 2] verdwaald en wat in paniek. Ze is uiteindelijk met hulp van de politie weer in de [onderdeel van stichting 1] gekomen. [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] zullen vanaf 13 april 2019 geheel bij [stichting 2] verblijven. Vanuit de meiden en de [onderdeel van stichting 1] is er de wens dat hun plek bij de [onderdeel van stichting 1] beschikbaar moet blijven. Volgens de GI is een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp dan het meest voor de hand liggend. Aangezien [voornaam van minderjarige 1] binnenkort meerderjarig zal worden, betekent het voor haar dat zij vrijwillig gebruik zal maken van de verlengde Jeugdzorg Plus-indicatie voor meerderjarigen.
Ter zitting heeft de GI aangevuld dat [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] elkaar nodig hebben, omdat zij kwetsbare meiden zijn. Volgens de GI kan een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp ook na de meerderjarigheid van [voornaam van minderjarige 1] doorlopen indien dit vóór de meerderjarigheid van de minderjarige geregeld is.
4.2.
De advocaat van [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] heeft aangevoerd dat het gewijzigde verzoek van de GI niet helder, niet onderbouwd en niet concreet is. Voor de meiden is niet duidelijk wat de GI met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp wil bereiken. Uit de stukken komt niet naar voren dat [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] zich niet aan de gemaakte afspraken houden. Daarnaast is [voornaam van minderjarige 1] bijna 18 jaar. Bovendien kunnen de meiden in een open instelling verblijven. De advocaat ziet geen wettelijke mogelijkheid dat voor een meerderjarige een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp kan worden verleend.
4.3.
Door en namens de ouders is naar voren gebracht dat zij het goed vinden dat [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] samen naar een open instelling gaan. De advocaat heeft hieraan toegevoegd dat het gewijzigde verzoek niet passend, niet mogelijk en niet nodig is. Het verzoek sluit ook niet aan bij de actualiteit en ook niet bij de dringende belangen die nog aanwezig zouden zijn. De ouders kennen hun dochters goed en zij weten dat [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] zullen oppassen en zich aan de regels zullen houden.

5.5. De beoordeling

5.1.
De kinderrechter zal eerst ingaan op het gewijzigde verzoek van de GI tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] voor de duur van zes maanden.
5.2.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.4, tweede lid, Jeugdwet kan een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de accommodatie kan worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden.
5.3.
De kinderrechter zal het gewijzigde verzoek van de GI tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp afwijzen en overweegt daartoe als volgt. De GI heeft in zijn onderbouwing van het gewijzigde verzoek verklaard dat er zorgen zijn over [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] , met name of zij zich zullen houden aan de afspraken bij [stichting 2] , of zij onderwijs blijven volgen en dat zij mogelijk zullen weglopen (dat zij uit Nederland zullen vertrekken).
Ter zitting van 8 april 2019 heeft de GI benadrukt dat [stichting 2] heeft aangedrongen op deze maatregel. De kinderrechter begrijpt dat [voornaam van minderjarige 2] een kwetsbaar meisje is en dat de overgang van het [stichting 1] naar [stichting 2] gestructureerd en veilig moet verlopen. Echter, niet duidelijk is geworden dat er aanwijzingen zijn dat een of beide meisjes zullen weglopen of zich niet zullen houden aan de afspraken van [stichting 2] . Sterker nog: [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] hebben de afgelopen periode geoefend met zelfstandig naar buiten gaan. Toen [voornaam van minderjarige 2] een keer verdwaalde, is zij door de politie teruggebracht naar de [onderdeel van stichting 1] en heeft zij gezegd dat zij liever met begeleiding mee naar buiten wil gaan. Daarmee laat [voornaam van minderjarige 2] zien dat zij nog niet stevig genoeg in haar schoenen staat om alleen de stad in te gaan, maar dat is geen reden om hieraan een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp te verbinden. Daarbij betrekt de kinderrechter ook de verklaringen van de gedragswetenschappers die de afgelopen periode meermaals hebben aangeven dat het juist belangrijk is dat [voornaam van minderjarige 2] naar een open plek zal gaan. Zij heeft hulp en begeleiding nodig om te oefenen in de nieuwe situatie, en leert wat zij kan doen als ze iets niet meer weet. Als [voornaam van minderjarige 2] meer zelfvertrouwen krijgt en positieve ervaringen op kan doen zal zij daarna, ook zonder begeleiding of haar zus, naar school kunnen gaan en zich leren handhaven buiten de instelling. [voornaam van minderjarige 1] wordt binnenkort meerderjarig. De kinderrechter hoopt dat er ook aandacht voor [voornaam van minderjarige 1] zal zijn om zichzelf verder te ontwikkelen, omdat er nu een behoorlijke druk bij haar ligt als het gaat om het welzijn van haar zus [voornaam van minderjarige 2] .
5.4.
De kinderrechter ziet, gelet op de beschikbare informatie uit het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, eveneens geen aanleiding om een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen. De bedoeling is immers dat [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] bij [stichting 2] , een open instelling, zullen verblijven. De kinderrechter zal dan ook het aangehouden deel tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp af;
6.2.
wijst het resterende deel van het verzoek tot verlening van een machtiging gesloten jeugdhulp af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2019 door mr. J.R. van Es-de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D.B.T. Koster als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden