5.3Gelet op dit toetsingskader geldt voor eiseres dus dat zij een ‘normale’ stelplicht heeft en dat zij kan volstaan met het opwerpen van twijfel over de juistheid van de toerekening. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met haar beroepsgrond, de daarbij gevoegde gegevens en haar toelichting tijdens de zitting op 4 oktober 2018, heeft voldaan aan haar stelplicht.
6. Zoals de rechtbank in r.o. 20.6 van haar uitspraken van 1 februari 2018 heeft overwogen, volgt uit r.o. 4.6 van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van
21 april 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1608) dat het, gelet op het belastende karakter van het (toerekenings)besluit, op de weg ligt van UWV om, indien hij gebruik maakt van gegevens van de Belastingdienst, deze zodanig te presenteren dat de juistheid daarvan door de garantsteller en de rechter kan worden getoetst. Dit betekent dat verweerder gehouden is de gestelde overgang van onderneming te onderzoeken en de uitkomst daarvan inzichtelijk te presenteren.
7. In de brief van 17 december 2018 heeft verweerder op basis van het in beroep verrichte onderzoek, waaronder het onderzoek van de Belastingdienst, geconcludeerd dat
sprake is van overgang van een deel van de onderneming, maar dat geen sprake is geweest van een volledige overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar het faillissementsverslag van 3 september 2018, het onderzoeksrapport van de Belastingdienst van 27 september 2018 (het onderzoeksrapport) en het gespreksverslag met de curator van 12 december 2018.
8. Eiseres heeft in reactie op het onderzoek van verweerder aangevoerd dat verweerder ten onrechte alleen naar de fiscale gegevens heeft gekeken en niet heeft getoetst aan artikel 7:662 van het BW en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ van de EU). Volgens eiseres blijkt uit het onderzoek van verweerder, waaronder het daarbij gevoegde faillissementsverslag dat sprake is van een volledige overgang van onderneming naar [bedrijfsnaam 3] B.V. ( [bedrijfsnaam 3] ). Een zelfstandig identificeerbaar onderdeel van de onderneming, de bouwactiviteiten, is overgenomen. Eiseres heeft daarbij op rechtspraak van de CRvB gewezen dat de overgang van een onderdeel van een onderneming in het kader van het eigenrisicodragerschap beschouwd moet worden als een volledige overgang van onderneming. Ter onderbouwing van haar beroepsgrond wijst eiseres er verder op dat na het faillissement een deel van de werknemers van [bedrijfsnaam 2] , naast de 100 van de 182 overgenomen werknemers, bij [bedrijfsnaam 3] is gaan werken via een uitzendbureau. De curator heeft één overeenkomst gesloten met de overnemende partij. Verder is de naam [naam concern] hetzelfde gebleven en is het bedrijf voortgezet door dezelfde familie. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres een krantenartikel overgelegd.
Beoordeling van het onderzoek van verweerder
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zijn conclusie dat geen sprake is van een volledige overgang van onderneming, heeft gebaseerd op voldoende zorgvuldig onderzoek. Verweerder heeft daarbij gebruik gemaakt van het onderzoeksrapport van de Belastingdienst, de daarbij gevoegde faillissementsverslagen en recente telefonische informatie van de curator. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat de opsteller van het rapport voor het onderzoek naar de gestelde overgang van onderneming, naast de eigen gegevens van de Belastingdienst, ook de curator en de controller van [bedrijfsnaam 2] heeft geraadpleegd. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar stelling dat verweerder zich alleen baseert op fiscale gegevens van de Belastingdienst. De beroepsgrond slaagt niet.
10. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verweerder op basis van zijn onderzoek zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het risico van betaling van de WGA-uitkering is blijven rusten bij [bedrijfsnaam 2] .