Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser] ,
gemachtigde mr. M.H. Stekelenburg,
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde mr. J. Schutter.
1.De procedure
- de dagvaarding van 8 maart 2019
- de conclusie van antwoord
- de akte van 12 april 2019 van [eiser] met producties 12 en 13
- de mondelinge behandeling op 15 april 2019
- de pleitnota van [eiser] .
2.De feiten
1 januari 1990 in dienst getreden bij [gedaagde] . Sinds 2010 vervult [eiser] de functie van
Key Accountmanager bij de divisie Consumer Business van [gedaagde] , tegen een bruto maandsalaris van laatstelijk € 4.787,17, exclusief vakantietoeslag en andere emolumenten.
3.Het geschil
Een dergelijke maatregel (als non-actiefstelling) kan alleen worden gerechtvaardigd als er sprake is van zwaarwegende gronden, bijvoorbeeld in het geval er sprake is van een onhoudbare situatie op de werkvloer. Daarvan is hier geen sprake. [eiser] stelt dat [gedaagde] op ongeoorloofde wijze vooruitloopt op de ontslagprocedure bij het UWV. [eiser] betwist de stelling van [gedaagde] dat er onduidelijkheid of ruis zou ontstaan bij de grote commerciële partijen waarmee [eiser] contact heeft. [eiser] stelt dat hij op 11 januari 2019 al bekend was met het besluit van [gedaagde] tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst en dat hij daarna nog anderhalve maand zijn werkzaamheden (succesvol) heeft voorgezet. Gedurende die periode was doorwerken voor [gedaagde] kennelijk geen groot risico. Volgens [eiser] valt niet in te zien waarom dit vanaf 21 februari 2019 anders zou zijn. Aangezien een geslaagde terugkeer alleen maar moeilijker wordt naarmate de tijd verstrijkt, dient [eiser] zo snel mogelijk zijn werkzaamheden weer te kunnen hervatten.
heeft - kort samengevat - aangevoerd dat zij [eiser] op non-actief heeft gesteld om onduidelijkheid en ‘ruis’ bij haar klanten te voorkomen. Volgens [gedaagde] kan zij geen periode van onduidelijkheid, onzekerheid of ruis laten ontstaan bij de klanten van [eiser] over de positie van [gedaagde] zelf, over de vraag of de klant nog wel in gesprek is met degene die [gedaagde] vertegenwoordigt en of de afspraken die met de vertegenwoordiger worden gemaakt straks nog zullen worden nagekomen. Het behoud van vertrouwen van de klant is voor [gedaagde] bij de maatregelen die moeten worden getroffen essentieel en alles bepalend. Dat geldt te meer in het onderhavige geval waarbij er sprake is van grote en belangrijke klanten. [gedaagde] acht het strijdig met het belang van de organisatie als [eiser] na bijna twee maanden nadat hij op non-actief is gesteld, lopende de UWV procedure terugkeert.
4.De beoordeling
In het bijzonder zal beoordeeld moeten worden of [eiser] op goede gronden niet wordt toegelaten tot het verrichten van zijn eigen werkzaamheden bij [gedaagde] .
op rechtmatige wijze is beëindigd. Goed werkgeverschap brengt derhalve onder meer met zich mee dat de werknemer in beginsel een ontslagprocedure mag afwachten vanuit een werkende situatie.
een ontslagaanvraag bij het UWV is ingediend, onvoldoende grond is voor een
non-actiefstelling. Tot slot is van belang dat [eiser] een dienstverband van ruim 29 jaar bij [gedaagde] heeft en bovendien zijn gehele werkzame leven voor [gedaagde] heeft gewerkt. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eiser] een onberispelijke staat van dienst heeft. Deze omstandigheden verplichten [gedaagde] eens te meer om zorgvuldig met de belangen van [eiser] om te gaan.
De vordering tot wedertewerkstelling van [eiser] zal daarom worden toegewezen op de in het dictum vermelde wijze, evenals de vordering van [eiser] om hem weer toegang te verschaffen tot de digitale werkomgeving (inclusief e-mailaccount) en de vordering om de doorleiding van de telefoonoproepen en e-mailberichten te staken.
- explootkosten € 99,01
€ 720,00
5.De beslissing
binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte van de dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 25.000,00;