ECLI:NL:RBMNE:2019:187

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
16.659615-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf met laatste kans voor behandeling verslavingsproblematiek

Op 22 januari 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Lelystad, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft de vordering afgewezen en de veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, nog één laatste kans gegeven om zich aan de bijzondere voorwaarden van het eerdere vonnis te houden. De rechtbank heeft hierbij gelet op de artikelen 14f, 14g, 14h, 14i en 14j van het Wetboek van Strafrecht.

De vordering tot tenuitvoerlegging was ingediend door de officier van justitie, die stelde dat de veroordeelde onvoldoende had meegewerkt aan de opgelegde voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde tijdens haar opname in de Wolfheze kliniek de afdelingsregels heeft overtreden en zich definitief aan de behandeling heeft onttrokken. Ondanks deze overtredingen heeft de rechtbank besloten om de vordering af te wijzen, omdat de reclassering en de deskundige, mevrouw D. Djorai, hebben aangegeven dat de veroordeelde nog een kans moet krijgen om haar verslaving aan te pakken.

De rechtbank benadrukt dat dit de laatste kans is voor de veroordeelde en dat het nu aan haar is om deze kans te grijpen. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van zowel de veroordeelde als de maatschappij, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, zodat de veroordeelde opnieuw kan worden opgenomen in een kliniek waar zij aan haar psychische en verslavingsproblematiek kan werken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659615-17
Datum: 22 januari 2019

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling

op de op 29 november 2018 ter griffie ingekomen vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van 10 november 2017 aan

[veroordeelde] ,

geboren op [1973] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: veroordeelde,
opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, waarbij de proeftijd is bepaald op 2 jaren en als bijzondere voorwaarden zijn gesteld dat veroordeelde:
* zich binnen 3 werkdagen na het onherroepelijk worden van deze uitspraak bij Jellinek, verslavingsreclassering op de Heiligenbergerweg 3, 3816 AK te Amersfoort meldt en zich daar blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich voor de duur van maximaal 1 jaar op laat nemen op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling in een Dubbele diagnose kliniek, althans een soortgelijke intramurale zorginstelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling aan haar zullen worden gegeven;
* zich voorafgaand aan en/of volgende op voornoemde klinische opname laat behandelen bij een instelling voor ambulante (forensische) zorg, indien en voor zover de reclassering dit noodzakelijk acht en bij de behandeling de aanwijzingen gegeven door of namens die instelling en/of de behandelaar(s) opvolgt;
* actief meewerkt aan plaatsing in een beschermde woonvorm of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering en zal verblijven in deze instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, waarbij zij zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan haar zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld zal volgen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank heeft naast de hiervoor al genoemde stukken kennis genomen van het zich in het dossier van veroordeelde bevindende stuk, te weten het ‘Advies aan opdrachtgever toezicht – Tenuitvoerlegging voorwaardelijk straf’ van 3 september 2018 (hierna: het advies), opgesteld door D. Djorai, reclasseringswerker bij Reclassering Inforsa Utrecht.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is per post aan de veroordeelde toegezonden.
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2019.
De officier van justitie en de raadsvrouw van veroordeelde, mr. A.M. Beuwer, advocaat te Utrecht, en de deskundige, mevrouw D. Djorai, reclasseringswerker bij Reclassering Inforsa Utrecht, zijn op de vordering gehoord.

OVERWEGINGEN

In het advies wordt vermeld dat veroordeelde onvoldoende heeft meegewerkt aan de bijzondere voorwaarden. Op 5 april 2018 is veroordeelde opgenomen bij de Wolfheze kliniek. Veroordeelde heeft gedurende deze opname herhaaldelijk de afdelingsregels overtreden door haar zucht naar alcohol en heeft zich sinds 9 augustus 2018 definitief onttrokken aan de behandeling in de kliniek. Sinds eind augustus 2018 is betrokkene ook niet meer voor de reclassering bereikbaar. Reclassering Inforsa adviseert daarom om over te gaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel.
De verklaring van de deskundige
De deskundige heeft verklaard dat na het uitbrengen van het advies is gebleken dat veroordeelde – ondanks dat ze opziet tegen een intramurale behandeling – graag een herkansing wil, nu zij de noodzaak inziet van de behandeling. Voorts benadrukt de deskundige dat deze behandeling noodzakelijk is voor veroordeelde om van haar verslaving af te komen en dat er vaak meerdere pogingen nodig zijn voordat iemand daadwerkelijk van zijn verslaving af is. Dit was de eerste keer dat veroordeelde was opgenomen in een verslavingskliniek. Zij wil veroordeelde graag nog een kans geven en het nog een keer proberen in een meer gesloten kliniek. De deskundige adviseert zodoende de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen en veroordeelde nog een kans te bieden in een klinisch kader.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen nu hij de kans van slagen bij een nieuwe klinische opname nihil acht. Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht de zaak aan te houden, zodat Reclassering Inforsa in staat wordt gesteld onderzoek te doen naar de eventuele mogelijkheden van een nieuwe klinische opname.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen nu veroordeelde opnieuw klinisch wil worden opgenomen. De raadsvrouw heeft benadrukt dat het in ieders belang is dat veroordeelde hulp krijgt om aan haar verslavingsproblematiek te werken en het recidiverisico te beperken. Subsidiair heeft de raadsvrouw eveneens verzocht om aanhouding van de zaak om te onderzoeken of veroordeelde nogmaals kan worden opgenomen. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf van 30 uren.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat veroordeelde de bijzondere voorwaarden, opgelegd bij voormeld vonnis, heeft overtreden. Tijdens de klinische opname heeft zij meerdere afdelingsregels overtreden en vervolgens heeft zij zich definitief aan de opname onttrokken. Dit is op zichzelf voldoende reden om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De rechtbank stelt echter ook vast dat het zowel in het belang van veroordeelde als van de maatschappij is als veroordeelde nog een kans wordt geboden om haar verslaving aan te pakken. Nu de reclassering veroordeelde die kans wil geven en veroordeelde blijkens de toelichting van de deskundige ter zitting daartoe ook gemotiveerd is, ziet de rechtbank aanleiding veroordeelde nog een kans te geven. Daarbij merkt de rechtbank op dat dit de laatste kans is die aan veroordeelde zal worden gegeven en dat het nu aan haar is om die te grijpen. Dit betekent dat de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij voormeld vonnis opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf af zal wijzen, zodat verdachte nogmaals klinisch kan worden opgenomen. De rechtbank onderstreept daarbij het belang dat veroordeelde wordt opgenomen in een kliniek waarbij zij zowel aan haar psychische als verslavingsproblematiek kan gaan werken, passend bij haar dubbele diagnose.
De rechtbank heeft bij beslissing gelet op de artikelen 14f, 14g, 14h, 14i en 14j van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank
-
wijstde vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van deze rechtbank van
10 november 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf
af.
Aldus gedaan door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en D.S. Terporten-Hop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dam als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2019.
Mr. Kool en Van Dam, voornoemd, zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.