Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
[veroordeelde] ,
OVERWEGINGEN
BESLISSING
wijstde vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van deze rechtbank van
af.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 22 januari 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Lelystad, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft de vordering afgewezen en de veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, nog één laatste kans gegeven om zich aan de bijzondere voorwaarden van het eerdere vonnis te houden. De rechtbank heeft hierbij gelet op de artikelen 14f, 14g, 14h, 14i en 14j van het Wetboek van Strafrecht.
De vordering tot tenuitvoerlegging was ingediend door de officier van justitie, die stelde dat de veroordeelde onvoldoende had meegewerkt aan de opgelegde voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde tijdens haar opname in de Wolfheze kliniek de afdelingsregels heeft overtreden en zich definitief aan de behandeling heeft onttrokken. Ondanks deze overtredingen heeft de rechtbank besloten om de vordering af te wijzen, omdat de reclassering en de deskundige, mevrouw D. Djorai, hebben aangegeven dat de veroordeelde nog een kans moet krijgen om haar verslaving aan te pakken.
De rechtbank benadrukt dat dit de laatste kans is voor de veroordeelde en dat het nu aan haar is om deze kans te grijpen. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van zowel de veroordeelde als de maatschappij, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, zodat de veroordeelde opnieuw kan worden opgenomen in een kliniek waar zij aan haar psychische en verslavingsproblematiek kan werken.