ECLI:NL:RBMNE:2019:1861
Rechtbank Midden-Nederland
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Executiegeschil over onderhuurbescherming en gevolgen van ontruiming van onzelfstandige woonruimte
In deze zaak, die op 15 april 2019 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een kort geding waarin [eiser] vordert dat [gedaagde] wordt verboden tot executie over te gaan, voor zover deze zich uitstrekt tot de kamers die door [eiser] worden bewoond. [eiser] stelt dat hij onderhuurbescherming geniet op basis van artikel 7:269 BW, wat door [gedaagde] wordt betwist. De achtergrond van de zaak is dat [gedaagde] en [wooncoörperatie] een overeenkomst hebben gesloten voor de verhuur van onzelfstandige woonruimten, en dat [eiser] een kamer huurt van [wooncoörperatie]. De huurovereenkomst eindigt op 1 mei 2019, en [gedaagde] heeft een vonnis verkregen dat [wooncoörperatie] verplicht om de gebouwen te ontruimen. De ontruiming is aangekondigd voor 16 april 2019, wat [eiser] in een kwetsbare positie plaatst. De kantonrechter oordeelt dat de onderhuurbescherming niet van toepassing is op onzelfstandige woonruimte en dat er geen misbruik van recht is. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.