Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiseres 1] ,
2.[eiseres 2] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil in conventie en de voorwaardelijke reconventie
4.De beoordeling in conventie en de voorwaardelijke reconventie
onzelfstandigekamers (onder)verhuurt. Dit is ook zo vastgelegd in de overeenkomst tussen [gedaagde] en [wooncoöperatie] en gebeurde feitelijk ook. Ook in de huurovereenkomst tussen [wooncoöperatie] en [eiseres 1] wordt gesproken over
onzelfstandigewoonruimte. [wooncoöperatie] heeft er kennelijk – om haar moverende redenen – voor gekozen om soms meer dan één kamer tegelijk aan één huurder te verhuren. Dat [eiseres 1] in het onderhavige geval meerdere van die
onzelfstandigekamers van [wooncoöperatie] huurde met als gevolg dat zij de gemeenschappelijke ruimtes op de betreffende verdieping/gedeelte feitelijk voor haar en haar huisgenote [eiseres 2] alleen had, maakt naar voorlopig oordeel van de kantonrechter in de omstandigheden van dit geval nog niet dat zij daarmee een zelfstandige woning als bedoeld in artikel 7:234 BW huurde. Daarbij is van belang dat het hier, gelet op de aard van het project en de teksten van de overeenkomsten voor alle betrokken partijen duidelijk was dat er
onzelfstandigekamers werden verhuurd. Een achterliggend doel van [gedaagde] om op deze manier de ontruimingsbescherming te omzeilen is gesteld noch aannemelijk geworden. Van belang is verder dat door [gedaagde] – onvoldoende weersproken – is gesteld dat de verschillende verdiepingen/gedeelten geen afsluitbare toegangsdeur hebben en dat [eiseres 1] een eventuele afsluitbare deur bij het deel waar zij de kamers huurde zelf heeft gecreëerd. Ook is gebleken dat de aanduiding [adres] in de huurovereenkomst tussen [wooncoöperatie] en [eiseres 1] slechts een interne benaming is voor het deel waarin de 4 door [eiseres 1] gehuurde kamers zijn gelegen en geen officieel huisnummer. Voor het hele gebouw met al de daarin gelegen kamers geldt één huisnummer, [adres] .
onzelfstandigekamers werden (onder)verhuurd niet afdoen dat op enig moment tussen [gedaagde] en [wooncoöperatie] de mogelijkheid om ook zelfstandige woonruimte te gaan verhuren is besproken. Niet gebleken is immers dat daarover overeenstemming is ontstaan en dat de daarvoor benodigde vergunningen zijn verkregen en aanpassingen zijn gemaakt.