ECLI:NL:RBMNE:2019:181

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
16/660241-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vier mannen voor gijzeling met losgeld in Soest

Op 22 januari 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier mannen, waaronder een 25-jarige man uit Amersfoort en een 43-jarige man uit Soest, die betrokken waren bij de gijzeling van een slachtoffer in de zomer van 2017. De rechtbank heeft gevangenisstraffen opgelegd variërend van 16 tot 22 maanden. Het slachtoffer werd op 3 juli 2017 ontvoerd door de vier mannen, die hem onder bedreiging van geweld dwongen om losgeld te betalen. De gijzeling vond plaats in een garagebedrijf in Soest, waar het slachtoffer werd vastgehouden en bedreigd. De rechtbank oordeelde dat de 25-jarige man de hoofdrol speelde in de gijzeling en legde hem een straf van 22 maanden op. De 43-jarige man, die het slachtoffer naar een schuurtje verplaatste, kreeg 18 maanden cel, terwijl de twee andere mannen uit Soest, van 36 en 37 jaar, elk 16 maanden gevangenisstraf kregen. De rechtbank legde ook een contactverbod op aan alle verdachten met betrekking tot het slachtoffer, gezien de impact van de gijzeling op het slachtoffer, die doodsangsten had uitgestaan. De rechtbank baseerde haar uitspraak op de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook op telecomgegevens die de betrokkenheid van de verdachten bevestigden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/660241-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 januari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 januari 2018, 12 april 2018, 26 juni 2018 en 24 juli 2018. De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 8 januari 2019.
De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen medeverdachten
[medeverdachte 1] (parketnummer 16/659758-17), [medeverdachte 2] (parketnummer 16/660164-17) en [medeverdachte 3] (parketnummer 16/660242-17).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en het standpunt van de officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en mr. V.J.P. Tuma, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van hetgeen mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort, namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met anderen in de periode van 3 juli 2017 tot en met 4 juli 2017 te Amersfoort en/of Soest [slachtoffer] heeft gegijzeld, waarbij van [getuige 1] en/of [getuige 2] betaling van losgeld is geëist.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft daartoe de hierna te noemen bewijsverweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Op dinsdag 4 juli 2017 krijgt de politie rond 00:24 uur een melding om naar de [adres] in [woonplaats] te gaan. De melder, naar later blijkt [getuige 1] , geeft aan dat zijn broer [slachtoffer] (hierna: aangever) ontvoerd is en dat er € 30.000,00 aan losgeld betaald moet worden.
Ter plaatse treffen de agenten onder meer [getuige 1] , zijn broer [getuige 2] , [getuige 3] en medeverdachte [medeverdachte 1] . Uit hun de verklaringen begrijpt de politie dat medeverdachte [medeverdachte 1] samen met aangever ontvoerd was en dat [medeverdachte 1] inmiddels is vrijgelaten. Medeverdachte [medeverdachte 1] wil op dat moment ten overstaan van de politie niet verklaren over wat er aan de hand is.
[getuige 1] , [getuige 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] worden vervolgens meegenomen naar het politiebureau om een verklaring op te nemen. Terwijl zij daar zijn ontvangt [getuige 2] een telefoontje van aangever waaruit volgt dat hij is vrijgelaten en dat hij in Amersfoort loopt. Aangever wordt dan opgehaald. Aangekomen bij het politiebureau in Amersfoort, het is dan inmiddels rond 03:00 uur, zien de verbalisanten dat aangever wegvalt en hyperventileert. Na onderzoek door ambulancepersoneel wordt op het politiebureau een verklaring van hem opgenomen.
Aangever verklaart dat hij op 3 juli 2017 door medeverdachte [medeverdachte 1] is bewogen om in zijn auto plaats te nemen. Medeverdachte [medeverdachte 1] rijdt vervolgens met hem van Amersfoort naar Soest. In Soest, ter hoogte van apotheek Wolverlei, stapt een man bij hen in de auto. Medeverdachte [medeverdachte 1] zegt aangever naast deze man op de achterbank van de auto plaats te nemen. Deze man houdt aangever vast. Ook worden bedreigingen geuit. Zij rijden vervolgens naar een garage, gelegen aan de [adres] te Soest. In deze garage zijn meerdere Turkse mannen aanwezig. Aangever verklaart dat hij wordt vastgebonden, een zak over zijn hoofd krijgt, wordt bedreigd en tegen zijn wil wordt vastgehouden. Er wordt door de mannen contact opgenomen met de broers van aangever en aan hen wordt meegedeeld dat losgeld betaald moet worden als zij hun broer weer willen zien. Op een gegeven moment wordt aangever verplaatst van de garage naar een schuurtje op een volkstuinencomplex in Soest. Ook hier heeft hij een zak over zijn hoofd, wordt hij bedreigd en tegen zijn wil vastgehouden. Op 4 juli 2017, rond 02:00 uur wordt hij tenslotte vrijgelaten bij een tankstation in Soest.
Naar aanleiding van de verklaring van aangever wordt medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden. Uit analyse van de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] komen een aantal telefoonnummers naar voren, waaruit betrokkenheid van verdachte en de medeverdachten blijkt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat aangever in de ten laste gelegde periode is gegijzeld.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) betrokken zijn geweest bij deze gijzeling. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.3.2.
De destijds bij verdachten in gebruik zijnde telefoonnummers.
Na de gijzeling is een telecomonderzoek gestart. Uit dit onderzoek komt een aantal telefoonnummers naar voren, waarvan de gebruikers mogelijk betrokken zijn bij deze gijzeling. De rechtbank acht bewezen dat de hierna te noemen telefoonnummers destijds in gebruik waren bij na te noemen verdachten.
Het telefoonnummer dat eindigt op * [telefoonnummer] was in gebruik bij [medeverdachte 1] . [2]
Het telefoonnummer dat eindigt op * [telefoonnummer] was in gebruik bij [medeverdachte 2] . [3]
Het telefoonnummer dat eindigt op * [telefoonnummer] was in gebruik bij verdachte. [4]
Het telefoonnummer dat eindigt op * [telefoonnummer] was in gebruik bij [medeverdachte 3] . [5]
4.3.3.
Partiële vrijspraak
Alhoewel in het dossier aanwijzingen zijn te vinden dat verdachte betrokken was bij het plan om aangever onder dwang in de auto te vervoeren van Amersfoort naar de garage in Soest, zoals bijvoorbeeld het veelvuldige telefonische contact in de uren reeds voorafgaand aan de vrijheidsbeneming tussen de verdachten onderling, kan dit op basis van de inhoud van het dossier niet met voldoende zekerheid gesteld worden. Dit is noodzakelijk om tot een bewezenverklaring van medeplegen van dit deel van het tenlastegelegde over te kunnen gaan. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van dit deel van het tenlastegelegde.
4.3.4.
De garage, gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats]
Aangever heeft verklaard:
“Ik zag dat we over de weg naar een garagebedrijf reden en dat daar het hek werd geopend zodat de auto de garage ingereden kon worden. In de garage moest ik uitstappen en stonden er meer personen. Ik moest op een stoel zitten en kreeg direct een zak over mijn hoofd. Mijn voeten en handen werden vastgebonden aan de stoel. (…) Ik hoorde dat er telefonische gesprekken plaatsvonden in de Turkse taal. Ik hoorde dat er naast mijn gezicht een voorwerp werd doorgeladen en ik nam aan dat het een pistool was zo’n geluid maakte het ook. Er werd mij gezegd dat ik dingen moest regelen, anders zou ik mijn familie nooit meer zien. Zij wilden dat ik geld ging regelen binnen zoveel tijd, anders zouden ze mijn vingers eraf snijden. Terwijl dat gezegd werd hoorde ik ook weer het geluid van het doorladen van een pistool. (…) Ik hoorde de stemmen van 4 a 5 verschillende Turkse mannen en daarnaast die van [medeverdachte 1] , dus in totaal 5 a 6 mannen naar ik dacht die in de garage aanwezig waren.” [6]
Aangever heeft voorts verklaard:
“ [medeverdachte 1] zei: “niet kijken, niet kijken, als je kijkt dan vermoord ik je. Als je je familie wilt zien werk dan mee.” [7]
“ [medeverdachte 1] had al mijn telefoons in zijn bezit, die waren al afgepakt voordat ik op die stoel moest gaan zitten. [getuige 3] belde mij op dat nummer. (…) Ik hoorde dat een hek werd opengedaan en dat een auto werd gestart. Ik bleef met een aantal mannen achter die alleen maar Turks met elkaar spraken. (…) De man zei tegen mij dat zij geen spelletjes speelden en dat ze van de Grijze Wolven waren.” [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 3 juli 2017 ’s avonds op zijn kantoor boven in de garage aanwezig was. [medeverdachte 3] was op dat moment bij hem op kantoor. Verdachte verklaart dat hij heeft gehoord dat [medeverdachte 1] tegen ‘de Marokkaan’ heeft gesproken over een schuld. ‘De Marokkaan’ was op dat moment beneden in de garage. [medeverdachte 2] was daarbij aanwezig. [9]
Medeverdachte [medeverdachte 2] , de hoofdhuurder van de garage, heeft verklaard dat [medeverdachte 1] zijn auto de garage inreed. [medeverdachte 1] had drie andere jongens bij zich. Eén van de jongens had iets donkers op zijn hoofd. Een uur later verliet [medeverdachte 1] de garage en liet hij de drie jongens in de garage achter. [10]
Uit de analyse van het telecomonderzoek blijkt het volgende:
 Het mobiele nummer * [telefoonnummer] van [medeverdachte 1] heeft in de periode van 3 juli 2017 vanaf 17:25 uur tot het moment van vrijlating van aangever op 4 juli 2017 dertig keer telefonisch contact gehad met het nummer * [telefoonnummer] van [medeverdachte 2] , onder meer om 20:26, 21:12, 21:21, 21:24 en 21:39 uur. [11]
 Om 20:21, 20:59, 21:09 en 21:13 uur is er telefonisch contact tussen * [telefoonnummer] van verdachte en * [telefoonnummer] van [medeverdachte 3] . [12]
 Om 21:15, 21:20 en 21:22 uur is er telefonisch contact tussen * [telefoonnummer] van verdachte en * [telefoonnummer] van [medeverdachte 2] . [13]
 Om 21:22 en 21:35 uur is er telefonisch contact tussen * [telefoonnummer] van [medeverdachte 3] en * [telefoonnummer] van [medeverdachte 2] . [14]
 Het nummer * [telefoonnummer] van aangever bevindt zich vanaf 21:54 uur op de paallocatie Koningsweg te Soest. Tussen 22:34 uur en 22:44 uur verplaatst dit nummer zich via de Van Lenneplaan te Soest naar de Zonnehof te Soest. Deze locatie wordt om 23:12 uur aangestraald. [15]
 Het nummer * [telefoonnummer] van [medeverdachte 1] bevindt zich van 21:42 uur tot 22:40 uur op de paallocatie Koningsweg te Soest. [16]
 Het nummer * [telefoonnummer] van [medeverdachte 2] bevindt zich van 21:42 uur tot 01:31 uur op de paallocatie Koningsweg te Soest. [17]
 Het nummer * [telefoonnummer] van [medeverdachte 3] bevindt zich van 21:38 uur tot 01:16 uur op de paallocatie Koningsweg te Soest. Tussen 01:12 en 01:16 uur wordt * [telefoonnummer] van [medeverdachte 3] tweemaal gebeld door * [telefoonnummer] van [medeverdachte 2] . [18]
 Het nummer * [telefoonnummer] van verdachte bevindt zich om 21:20 uur op de paallocatie Wiardi Beckmanstraat te Soest. Hierna wordt geen paallocatie meer weergegeven. [19]
4.3.5.
Het oogmerk
Aangever heeft verklaard:
“Ze wilden geld. Dat is wat [medeverdachte 1] zei. Hij zei: “je gaat niet weg voordat er dertigduizend hier op tafel is. Ik geef je vijf minuten de tijd hoe je dat gaat regelen.” (…) In de tussentijd werd er gebeld naar mijn iPhone6. (…) Ik zei dat dat [getuige 3] was. [medeverdachte 1] zei dat ik tegen [getuige 3] moest zeggen dat hij het geld moest gaan regelen. (…) [medeverdachte 1] zei dat ik moest zeggen tegen [getuige 3] : “kom mij ophalen bij de Zoo”. (…) De man met baard (ik herkende zijn stem) kwam met die telefoon op de luidspreker naar mij toe. Hij zei: “praat”. (…) Ik heb wel gezegd dat [medeverdachte 1] net is vrijgelaten en ik als borg ben gehouden en dat ze 30.000 euro wilden zodat ik vrij zou komen. Ik smeekte [getuige 3] om het te regelen. (…) [medeverdachte 1] was dus bij [getuige 3] . (…) [getuige 3] zei mij dat hij mijn broer [getuige 2] had gebeld en dat hij onderweg was. (…) [20]
[getuige 1] heeft verklaard:
“Ik was in Utrecht op de Kanaalstraat, toen mijn broertje [getuige 2] zei, kom naar Amersfoort, [slachtoffer] is ontvoerd. (…) Ik dacht dat [getuige 2] een grap maakte via de telefoon, maar [getuige 2] werd serieus en zei dat zij geld wilden hebben. [getuige 2] zei ik sta nu met een jongen die is vrijgelaten, maar deze jongen was ontvoerd samen met [slachtoffer] . (…) Ik vroeg toen wat er aan de hand was en [getuige 2] vertelde dat [slachtoffer] ontvoerd was en dat zij een losgeld van 30.000 eisten. (…) Als de 30.000 betaald was dan was het klaar en zou [slachtoffer] vrijkomen. (…) Voor de politie arriveerde werd gebeld op de witte iPhone , die [medeverdachte 1] in zijn handen hield. [medeverdachte 1] zei ze bellen (…) Ik hoorde dat [slachtoffer] zei: “Het gaat goed met mij, er is niks aan de hand, kom met het geld en ik kom vrij.” [21]
[getuige 2] heeft verklaard:
“ [medeverdachte 1] zei toen tegen mij: “Broer, ik weet niet wat er aan de hand is, maar jou broertje en ik zijn net ontvoerd. Mij hebben ze vrijgelaten. Je broertje zit daar nog. Hun eisen 30.000 euro. Anders doen ze met hem wat ze willen.” (…) Ik hoorde dat [slachtoffer] tegen mij zei: “Geld betalen. Het gaat goed met mij. Betaal het geld en dan laten ze me vrij.” Toen er was opgehangen, vroeg [medeverdachte 1] mij en [getuige 3] ook om geld. Hij vroeg ons hoeveel geld wij konden betalen. Hij zei ons ook dat als hij het geld bij elkaar had, dat hij dat dan naar de ontvoerders moest brengen. Die zouden dan bij het Bosbad in Amersfoort zijn.” [22]
[getuige 3] heeft verklaard:
“Ik werd vervolgens gebeld door [slachtoffer] . Hij zei mij hal mij op bij de coffeeshop de Zoo in het Soesterkwartier. (…) [medeverdachte 1] stopte bij de coffeeshop en vroeg of ik in de auto kwam zitten bij hem. (…) [medeverdachte 1] vertelde mij dat hij en [slachtoffer] ontvoerd waren geweest. (…) Ik hoorde dat [slachtoffer] aan de lijn kwam. (…) [medeverdachte 1] zei tegen mij ze vragen losgeld, 40.000 euro. Ik zei ik bel eerst de broer van [slachtoffer] namelijk [getuige 2] . (…) [medeverdachte 1] zei we kunnen niet teveel tijd verliezen, ik ga eerst naar huis om geld op te halen. (…) [medeverdachte 1] vertelde toen aan [getuige 2] het verhaal dat ze ontvoerd waren door mannen en dat hij vrijgelaten was en [slachtoffer] vasthielden als borg. [medeverdachte 1] zei dat er geld geregeld moest worden en dat de ontvoerders gevaarlijke mensen waren. (…) De ontvoerders gaven aan dat het geld aan [medeverdachte 1] gegeven moest worden en bij het bosbad overhandigd zou worden door [medeverdachte 1] ” [23]
4.3.6.
De paallocaties
De rechtbank overweegt dat paallocaties naar hun aard slechts de (ruimere) omgeving aangeven waarbinnen een bepaalde telefoon zich op dat moment bevindt. Voor de stelling dat de historische verkeersgegevens niet tot het bewijs zouden kunnen dienen, ziet de rechtbank noch in de wetgeving noch in de jurisprudentie aanknopingspunten. Uit de opsomming van de bewijsmiddelen blijkt overigens dat deze niet uitsluitend op de paallocaties is gebaseerd. Bovendien heeft verdachte zelf – geconfronteerd met de uitkomsten van het telecomonderzoek – op geen enkele wijze een (begin van een) redelijk alternatief scenario geboden. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
4.3.7.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van de contactgegevens van de mobiele telefoons van verdachte en de medeverdachten dat zij zich alle vier op 3 juli 2017 tussen 21:44 uur en 22:40 uur op de locatie van de garage, gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] bevonden. Dat verdachte en de medeverdachten op 3 juli 2017 ’s avonds in de garage aanwezig was, wordt daarnaast ondersteund door de verklaring van verdachte waaruit blijkt dat hij, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ’s avonds in de garage waren. [medeverdachte 2] heeft op zijn beurt verklaard dat hij [medeverdachte 1] in de garage heeft gezien.
Gelet op de contactgegevens van de mobiele telefoon van [medeverdachte 1] gaat de rechtbank er vanuit dat [medeverdachte 1] om 22:40 uur de garage heeft verlaten om het gevraagde losgeld te gaan innen bij de broers van aangever. De verklaring van aangever dat [medeverdachte 1] zijn telefoon heeft afgenomen en meegenomen naar de locatie waar [medeverdachte 1] had afgesproken met de broers van aangever, wordt bevestigd door de contactgegevens van de mobiele telefoon van aangever. Ook is de telefoon van aangever onder [medeverdachte 1] in beslag genomen. [medeverdachte 2] , verdachte en [medeverdachte 3] zijn in de garage achtergebleven, tezamen met aangever. Nu de mobiele telefoon van verdachte op
3 juli 2017 na 21:20 uur geen paallocatie meer heeft aangestraald, kan niet worden geconcludeerd hoe laat hij de garage heeft verlaten.
De rechtbank is van oordeel dat de aanwezigheid van verdachte op de betreffende locatie in combinatie met de telefonische contacten met de medeverdachten op die tijdstippen in beginsel ook het bewijs vormt dat hij de ten laste gelegde gijzeling heeft medegepleegd, tenzij hij voor zijn aanwezigheid of de telefonische contacten een aannemelijk verklaring kan geven. Verdachte heeft hieromtrent echter niets willen of kunnen verklaren, anders dan dat hij zich vrijwel dagelijks in de garage bevond omdat hij daar kantoorruimte huurt. Hij heeft op 3 juli 2017 niets bijzonders gezien met betrekking tot de aanwezigheid van de mannen in de garage. Hij kan zich niet herinneren of deze mannen nog in de garage waren toen hij de garage verliet. Voorts kan verdachte zich desgevraagd niet herinneren waarom en waarover hij op de betreffende tijdstippen op 3 juli 2017 telefonisch contact met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] heeft gehad of waar telefoongesprekken met [medeverdachte 3] , de dag van en de dag na de aanhouding van [medeverdachte 2] op 8 november 2017, op zien. Vast staat dat het schuurtje, waar aangever is vastgehouden in de periode nadat hij de garage heeft verlaten en voor zijn vrijlating, aan de vader van verdachte toebehoort. Verdachte ontkent iets met de gijzeling te maken te hebben.
De rechtbank ziet in hetgeen verdachte naar voren heeft gebracht geen aanleiding om hem niet verantwoordelijk te houden voor de gijzeling van aangever.
Uit de analyse van het telefoonverkeer is gebleken dat alle verdachten voor en na de vrijheidsbeneming veelvuldig met elkaar (telefonisch) hebben gecommuniceerd. Ook in de dagen voorafgaand aan de vrijheidsbeneming was er onderling veel bel- en smscontact, waarvoor verdachten geen (afdoende) verklaring hebben willen of kunnen geven.
De rechtbank leidt uit voornoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, af dat verdachten weliswaar een verschillende rol hebben gehad in de uitvoering van het onderhavige feit, maar ook dat zij allen betrokken waren bij het plan en de uitvoering van de gijzeling van aangever in de garage. Het medeplegen wordt derhalve bewezen geacht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 3 juli 2017 tot en met 4 juli 2017 te Soest, tezamen en in vereniging
met anderen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk anderen, te weten [getuige 1] en [getuige 2] , te dwingen iets te doen, te weten een hoeveelheid geld aan verdachte en zijn mededaders af te geven, immers hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- in die garage tegen die [slachtoffer] gezegd "niet kijken, niet kijken, als je kijkt dan vermoord ik je. Als je je familie wilt zien dan werk je mee", en
- een zak over het hoofd van die [slachtoffer] getrokken, en
- de handen en de voeten van die [slachtoffer] vastgebonden, en
- die [slachtoffer] tegen zijn wil gedurende een periode vastgehouden in die garage en
- meermalen op korte afstand van het hoofd van die [slachtoffer] een vuurwapen doorgeladen, en
- tegen die [slachtoffer] gezegd "Je moet geld regelen anders zie je je familie nooit meer" en "Dit is geen spelletje."
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen gijzeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan verdachte een gebieds- en contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen voor de duur van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gijzeling onder bedreiging van fors geweld. Uit de door aangever opgestelde slachtofferverklaring volgt dat de gijzeling (nog altijd) een grote impact op hem heeft. De aard van de geweldpleging en de mate waarin de bedreigingen zijn geuit, is door aangever als traumatisch ervaren. Een dergelijk feit veroorzaakt daarnaast ook gevoelens van onveiligheid en angst in de maatschappij in het algemeen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld. Er is in deze zaak geen reclasseringsadvies uitgebracht. De rechtbank heeft rekening gehouden met hetgeen verdachte ter terechtzitting omtrent zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard.
Niet kan worden uitgesloten dat aangever zelf een bedenkelijke rol heeft gespeeld in de aanloop naar het gebeuren op 3 juli 2017. Dit laat naar het oordeel van de rechtbank echter onverlet dat het handelen van verdachte onrechtmatig en strafbaar is.
De rechtbank overweegt dat een gijzeling een dusdanig ernstig feit betreft dat alleen een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is, met aftrek van de duur van het voorarrest. Een taakstraf zou onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf acht geslagen op straffen in vergelijkbare zaken en het aandeel van verdachte in de gijzeling. Omdat het bewezen aandeel minder is dan wat de officier van justitie bewezen acht, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Namens het slachtoffer is verzocht om verdachte voor een periode van twee jaren een gebieds- en contactverbod op te leggen. Daarbij is verzocht de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank zal het verzochte contactverbod opleggen. De rechtbank overweegt hiertoe dat het aan het onderhavige delict ten grondslag liggende conflict (waarschijnlijk) nog niet is opgelost. Gelet op het hieruit voortvloeiende gevaar voor recidive zal de rechtbank bovendien bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Het door de officier van justitie gevraagde locatieverbod wordt niet opgelegd. Eventuele de negatieve gevolgen voor het slachtoffer hiervan worden ondervangen door het contactverbod.

9.BENADEELDE PARTIJ

Aangever heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 11.848,75. Dit bedrag bestaat voor € 1.848,75 uit materiële schade en voor € 10.000,00 uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
Wat betreft de gevorderde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat niet voldoende is onderbouwd dat de iPhone5 verloren is gegaan als gevolg van het onderhavige feit. De benadeelde partij heeft hier geen toelichting op gegeven. Deze post komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Voor de iPhone 6 acht de rechtbank, nu het een gebruikte telefoon betreft, een bedrag van € 400,00 redelijk.
Wat betreft de post ‘kleding en schoenen’ komen de kosten voor het trainingspak voor vergoeding in aanmerking. Dat geldt ook voor de kosten van rijbewijs, slaapmedicatie en het contante geld.
De kosten voor het betaalde eigen risico ad € 385,00 zullen eveneens worden toegewezen.
Wat betreft de immateriële schade acht de rechtbank een bedrag van € 2.000,00 redelijk, mede gelet op de omstandigheid dat het conflict zijn oorsprong lijkt te hebben in een afrekening in het criminele circuit.
De vordering zal dan ook tot een bedrag van € 3.186,35 (€ 1.186,35 materiële kosten en
€ 2.000,00 immateriële kosten) worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag vanaf 3 juli 2017 tot aan de dag van algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakt kosten worden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.186,35, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 juli 2017 tot aan de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 41 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w en 282a van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
16 (zestien) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van
2 (twee) jaren, die inhoudtdat verdachte zich onthoudt van contact met [slachtoffer] ;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis zal worden toegepast. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
2 (twee) wekenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van
6 (zes) maanden;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.186,35;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 3.186,35 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2017 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 41 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen en M. Eversteijn, rechters, in tegenwoordigheid van I.W.H.M. Verheijen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 januari 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 3 juli 2017 tot en met 4 juli 2017 te
Amersfoort en/of Soest en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd
[slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [getuige 1] en/of [getuige 2]
, te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten een
hoeveelheid geld aan verdachte en/of zijn mededader(s) af te geven,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer] gevraagd in een personenauto (Seat Ibiza) plaats te nemen, en/of
- ( vervolgens) in die personenauto die [slachtoffer] bij de hals/nek vastgepakt en/of
vast gehouden, en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer] gezegd: "Houd je bek dicht,
houd je rustig anders gaan er nare dingen gebeuren" en/of "Hou je kankerbek
dicht. Een beweging en en ik breek je nek" en/of "Ik ga je vermoorden als je
één keer beweegt", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( daarbij) het hoofd van die [slachtoffer] in de zitting van de achterbank geduwd,
en/of naar beneden geduwd, en/of
- ( daarbij) met een puntig en/of scherp voorwerp in/tegen de ribben van die
[slachtoffer] geduwd/geprikt, en/of
- die [slachtoffer] meegenomen naar een garage en/of een schuur, althans een of
meerdere pand(en), en/of
- ( vervolgens) in die garage en/of een schuur, althans een of meerdere
pand(en), meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer] gezegd "niet kijken,
niet kijken, als je kijkt dan vermoord ik je. Als je je familie wilt zien dan
werk je mee", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- een zak over het hoofd van die [slachtoffer] getrokken, en/of
- de handen en/of de voeten van die [slachtoffer] vastgebonden, en/of
- die [slachtoffer] tegen zijn wil gedurende een periode vastgehouden in die garage
en/of schuur, althans een of meerdere pand(en), en/of
- meermalen, althans eenmaal, op korte afstand van het hoofd van die [slachtoffer]
een vuurwapen doorgeladen, en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd "Je moet geld regelen anders zie je je familie nooit
meer" en/of "Dit is geen spelletje. Als het niet goed komt gaan we je
martelen. We snijden je tenen en vingers eraf en daarna maken we je dood",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 januari 2018, genummerd 2017203909.EIND, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, districtsrecherche Oost-Utrecht, doorgenummerd pagina 1 tot en met 464. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal analyse telecom * [telefoonnummer] [medeverdachte 1] van 18 juli 2017, p. 236.
3.Het proces-verbaal analyse telecom * [telefoonnummer] [medeverdachte 2] van 19 augustus 2017, p. 243.
4.Het proces-verbaal analyse telecom * [telefoonnummer] [verdachte] van 7 september 2017, p. 259.
5.Het proces-verbaal analyse telecom * [telefoonnummer] [medeverdachte 3] van 20 september 2017, p. 265.
6.Het proces-verbaal van aangifte van 4 juli 2017, p. 122.
7.Het proces-verbaal van verhoor aangever van 5 juli 2017, p. 130.
8.Het proces-verbaal van verhoor aangever van 6 juli 2017, p. 138-140.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 12 december 2017, p. 92-93.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , toetsing IVS en IBS, van 10 november 2017, p. 59.
11.Het proces-verbaal analyse telecom * [telefoonnummer] [medeverdachte 1] van 18 juli 2017, p. 240-241.
12.Het proces-verbaal analyse telecom * [telefoonnummer] [verdachte] van 7 september 2017, p. 262.
13.Het proces-verbaal analyse telecom * [telefoonnummer] [verdachte] van 7 september 2017, p. 262.
14.Het proces-verbaal analyse telecom * [telefoonnummer] [medeverdachte 2] van 19 augustus 2017, p. 249.
15.Het proces-verbaal analyse telecom * [telefoonnummer] van aangever van 29 juli 2017, p. 228.
16.Het proces-verbaal analyse telecom * [telefoonnummer] [medeverdachte 1] van 18 juli 2017, p. 239.
17.Het proces-verbaal analyse telecom * [telefoonnummer] [medeverdachte 2] van 19 augustus 2017, p. 245.
18.Het proces-verbaal analyse telecom * [telefoonnummer] [medeverdachte 3] van 20 september 2017, p. 267.
19.Het proces-verbaal analyse telecom * [telefoonnummer] [verdachte] van7 september 2017, p. 262.
20.Het proces-verbaal van verhoor aangever van 6 juli 2017, p. 138-140.
21.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 4 juli 2017, p. 153-154.
22.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 5 juli 2017, p. 158-159.
23.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 7 juli 2017, p. 166-167.