ECLI:NL:RBMNE:2019:1793

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
16-246221-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen twee 15-jarige jongens voor brandstichting en vernieling in Utrecht en Nieuwegein

Op 26 april 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee 15-jarige jongens die betrokken waren bij meerdere brandstichtingen van auto’s in de regio Utrecht. De jongens werden beschuldigd van het medeplegen van brandstichting, waarbij in totaal veertien auto’s in brand zijn gestoken, en van het vernielen van een ruit van een bus en een woning. De rechtbank oordeelde dat de jongens, ondanks hun jonge leeftijd, verantwoordelijk waren voor hun daden en dat hun gedrag grote schade en overlast heeft veroorzaakt in de gemeenschap. De rechtbank legde hen een maatregel Toezicht en Begeleiding op voor de duur van twee jaar, evenals een voorwaardelijke jeugddetentie van respectievelijk 9 en 6 maanden, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 100 uur. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de jongens, waaronder hun psychische problemen. De jongens moeten zich ook laten behandelen en mogen geen contact hebben met hun medeverdachten. De strafzaak tegen de vrouwelijke medeverdachte wordt op een later moment behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-246221-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 april 2019
in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende bij [instelling] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 5 april 2019. Het onderzoek is gesloten op 12 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. T. Tanghe, en van hetgeen verdachte en mr. J.C. Hesen, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
zich op 27 en 28 november 2018 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van brandstichting, ten gevolge waarvan twee auto’s geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en waardoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan;
en/of
zich op 27 en 28 november 2018 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan brandstichting, ten gevolge waarvan twee auto’s geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en waardoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan;
2.
zich in de periode van 28 november tot en met 1 december 2018 te Nieuwegein schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van brandstichting, ten gevolge waarvan dertien auto’s geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en waardoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan;
en/of
zich in de periode van 28 november tot en met 1 december 2018 te Nieuwegein schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan brandstichting, ten gevolge waarvan dertien auto’s geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en waardoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan;
3.
zich op 4 november 2018 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] en/of onbekend gebleven personen (primair);

dan wel zich op 4 november 2018 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van mishandeling van [slachtoffer] (subsidiair);

4.
zich op 4 november 2018 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van vernieling van een bus;
5.
zich op 24 november 2018 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van vernieling van een ruit van een woning.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van brandstichting van alle onder de feiten 1 en 2 genoemde auto’s, met uitzondering van de Alfa Romeo met kenteken [kenteken] . Ten aanzien van die auto is de officier van justitie van mening dat sprake was van medeplichtigheid aan brandstichting. De officier van justitie acht daarnaast het onder feit 3 primair, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1, het grootste gedeelte van de auto’s genoemd onder feit 2 en feit 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van medeplegen van de brandstichting van de Opel met kenteken [kenteken] en de Daihatsu met kenteken [kenteken] , nu verdachte volgens de raadsman geen betrokkenheid had bij deze brandstichtingen. Ten aanzien van de Alfa Romeo met kenteken [kenteken] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat sprake was van medeplichtigheid aan de brandstichting. De raadsman heeft daarnaast vrijspraak bepleit van het onder feit 3, primair en subsidiair, en feit 4 tenlastegelegde, aangezien verdachte niet degene was die de steen gooide die de bus heeft geraakt en verdachte ook niet de intentie had de bus te raken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Inleiding
Naar aanleiding van een tweetal brandstichtingen van auto’s in Utrecht op 27 en 28 november 2018 en 13 brandstichtingen van auto’s in Nieuwegein in de periode van 28 november 2018 tot en met 1 december 2018 en de ten aanzien daarvan door een aantal getuigen afgelegde verklaringen wordt medeverdachte [medeverdachte 1] op 1 december 2018 aangehouden. Op genoemde datum wordt tevens verdachte aangehouden. [medeverdachte 2] , medeverdachte van de brandstichtingen van de auto’s in Nieuwegein op 1 december 2018, wordt op 5 december 2018 aangehouden.
Feit 1
Verdachte heeft dit feit, voor zover bewezen, bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] [2] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 4] [3] ;
- de bekennende verklaring van verdachte [4] .
Feit 2
Verdachte heeft dit feit, voor zover bewezen, bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5] [5] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 6] [6] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] [7] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 7] [8] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 8] [9] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 9] [10] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 10] [11] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 11] [12] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] [13] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 12] [14] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 13] [15] ;
- het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant] [16] ;
- de bekennende verklaring van verdachte [17] .
Feiten 3 en 4
[getuige] heeft verklaard dat hij op zondag 4 november 2018 werkzaam was als buschauffeur op lijn 8 tussen Utrecht Lunetten en Utrecht Oorsprongpark. Rond 20:00 uur reed hij over de Dichtersbaan. Ter hoogte van de skatebaan hoorde hij plots een doffe knal in de bus. Ter hoogte van de invalidenplaats in de bus bleek een steen te zijn binnengekomen. Een jongedame, die voor het gelede gedeelte van de bus zat, bleek de steen tegen haar hoofd te hebben gekregen. De steen lag in de bus en was ongeveer 10 tot 15 centimeter groot. [18] De bus was redelijk vol en de steen moet ongeveer tien tot twintig personen hebben gepasseerd voordat de jongedame werd geraakt. De bus reed met een snelheid van 50 kilometer per uur. [19]
Het kenteken van deze bus was [kenteken] . De eigenaar van de bus is U-OV. [20] De zijruit naast de instapdeur van de bus is kapot gegaan. [21]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 4 november 2018 in de bus op lijn 8 richting Lunetten zat. Zij hoorde een intens harde klap en vallend glas. Achter haar lag de steen, ter grootte van een mannelijke vuist. Als zij haar sjaal niet over hoofd had getrokken, had er niet alleen glas door de bus gelegen, maar ook bloed. [22]
Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] zijn WhatsApp-gesprekken aangetroffen tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . [23] Op 5 november 2018 stuurt verdachte naar medeverdachte [medeverdachte 2] :
[verdachte] : Besef even voor dat we begonnen met ze 3e zei ik nog tegen [medeverdachte 1] straks vliegt die door een ruit heen en raakt die iemand en dan is er een passagier KO
[verdachte] : Kk mooi uurtje later bam
[verdachte] : Maar ook als we de buschauffeur hadden geraakt
[verdachte] : Dan waren we nog lang niet jarig. [24]
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] stenen naar rijdende bussen heeft gegooid, waaronder de bus die is geraakt. [25]
Feit 5
Verdachte heeft dit feit, voor zover bewezen, bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een geschrift, te weten: een afschrift van aangifte door [benadeelde 14] [26] ;
- de bekennende verklaring van verdachte [27] .
Bewijsoverwegingen
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht, gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij alle tenlastegelegde brandstichtingen, met uitzondering van de brandstichting van een tweetal auto’s. Ten aanzien van de Daithatsu met kenteken [kenteken] volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier dat medeverdachte [medeverdachte 1] deze auto alleen in brand heeft gestoken, zodat verdachte niet betrokken is geweest bij deze brandstichting. Ten aanzien van de Alfa Romeo met kenteken [kenteken] is de rechtbank, evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte, van oordeel dat sprake is van medeplichtigheid van verdachte, nu hij [medeverdachte 1] aanmaakblokjes heeft gegeven voorgaand aan deze brandstichting. De rechtbank acht, op grond van de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de overige bewijsmiddelen in het dossier, bewezen dat verdachte ook betrokken is geweest bij de brandstichting van de Opel met kenteken [kenteken] en zal hem hiervan niet vrijspreken, zoals door de raadsman is bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat door de brandstichtingen gemeen gevaar voor goederen te duchten was, nu uit het dossier blijkt dat de in brand gestoken auto’s op parkeerplaatsen of naast woningen binnen de bebouwde kom stonden geparkeerd en het daarmee voldoende is komen vast te staan dat het vuur, wanneer dit niet geblust zou worden, over had kunnen slaan naar in de buurt geparkeerde auto’s of naastgelegen woningen.
Feiten 3 en 4
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, samen met de medeverdachten, stenen heeft gegooid in de richting van bussen, waaronder naar de rijdende bus op lijn 8, bestuurd door chauffeur [getuige] . Een van deze stenen heeft een ruit van deze bus vernield. Mede gelet op het zich in het dossier bevindende WhatsAppgesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een van de stenen door de ruit van de bus heen zou gaan. De rechtbank is aldus van oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet op het vernielen van de ruit van de bus.
Gelet op de snelheid waarmee de bus reed ten tijde van de inslag van de steen in de ruit en het formaat van de steen waarmee is gegooid, is de rechtbank bovendien van oordeel dat de kans dat de buschauffeur of een van de passagiers door een steen zou worden geraakt en daardoor zwaar lichamelijk letsel op zou lopen, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te noemen is. De rechtbank leidt uit voormeld WhatsAppgesprek af dat verdachte zich hiervan terdege bewust is geweest. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een inzittende van de bus door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel op zou lopen, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet op de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Gelet op het feit dat verdachte en de medeverdachten samen stenen naar bussen gooiden, stelt de rechtbank vast dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, waardoor medeplegen van beide feiten wettig en overtuigend kan worden bewezen. Wie de steen die uiteindelijk door de ruit is gegaan heeft gegooid, acht de rechtbank dan ook niet relevant. De rechtbank acht aldus het onder feit 3 primair en feit 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1op meerdere momenten in de periode van27 november 2018 tot en met 28 november 2018 te Utrechttezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door een aanmaakblokje in (de voorkant/grill van) de auto's te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit aanmaakblokje, ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 27 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] en- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 28 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] ),geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
2op meerdere momenten in de periode van 28 november 2018 tot en met 1 december 2018 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door een aanmaakblokje in (de voorkant/grill van) de auto's te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit aanmaakblokje, ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:- een Opel met kenteken [kenteken] op 28 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] en- een Citroën met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] en- een Jeep met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] en- een Toyota met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] en- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en- een Skoda met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en- een Seat met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en- een Toyota met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats]geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
en
[medeverdachte 1] op1 december 2018 te Nieuwegeinopzettelijk brand heeft gesticht door een aanmaakblokje in (de voorkant/grill van) de auto te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit aanmaakblokje, ten gevolge waarvan een Alfa Romeo met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te Nieuwegein gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 1 december 2018 te Nieuwegein opzettelijk middelen heeft verschaft, door een aanmaakblokje aan die [medeverdachte 1] aan te geven;
3 primair
op 4 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, stenen richting/tegen een (rijdende) bus (welke in dienst was) heeft gegooid (waardoor een steen door de ruit van de bus is gegaan),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5op24 november 2018 te Utrechttezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning (gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ), die aan een ander dan aan verdachte of zijn mededader, te weten aan [benadeelde 14] , toebehoorde, heeft vernield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Als gevolg van een kennelijke vergissing staan in de tenlastelegging de kentekens [kenteken] en [kenteken] in plaats van de kentekens [kenteken] en [kenteken] . De rechtbank herstelt deze vergissing. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

1. medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd;

2. medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd

en
medeplichtigheid aan opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

3 primair. medeplegen van poging tot zware mishandeling;

4. medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

5. medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de maatregel Toezicht en Begeleiding, een behandelverplichting en een contactverbod;
- een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de maatregel Toezicht en Begeleiding, een behandelverplichting en een contactverbod;
- een taakstraf voor de duur van 100 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen voorwaardelijke PIJ-maatregel of taakstraf op te leggen. Het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte is in deze situatie passend en vormt voor verdachte in voldoende mate een stok achter de deur.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met de medeverdachten meerdere auto’s in brand gestoken en stenen gegooid door de ruit van een rijdende bus en van een woning. Het handelen van verdachte heeft niet alleen schade en overlast voor de direct betrokkenen veroorzaakt, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Uit het dossier volgt immers dat de brandstichtingen en het gooien van stenen een grote impact in Nieuwegein en in Utrecht hebben gehad. Het handelen van verdachte heeft uiteindelijk alleen materiële schade tot gevolg gehad, maar had ook veel ergere consequenties kunnen hebben. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geven voor een brandstichting, afhankelijk van de schade, een taakstraf voor de duur van 30 tot 60 uren, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie, aan. Door het handelen van verdachte zijn in totaal veertien auto’s geheel of gedeeltelijk in brand opgegaan. Voor een zware mishandeling wordt volgens de oriëntatiepunten van het LOVS uitgegaan van een taakstraf voor de duur van 80 uren. Bij een vernieling met geringe schade wordt van een taakstraf voor de duur van 20 uren uitgegaan. Verdachte heeft twee ruiten vernield.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 28 februari 2019;
- een psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 5 maart 2019;
- een psychologisch onderzoek Pro Justitia van 4 maart 2019;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 maart 2018.
- een advies van Samen Veilig Midden-Nederland van 1 april 2019.
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Dat betekent dat er in beginsel geen reden is om (strafverhogend dan wel strafverlagend) van de hiervoor genoemde oriëntatiepunten af te wijken.
Uit het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia blijkt dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een gemengde gedragsstoornis met oppositionele en antisociale kenmerken en dat er tevens sprake is van negatieve invloed van ouderlijke relatieproblemen op een kind. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten en er lijkt ook een verband te bestaan tussen de gedragsstoornis en de tenlastegelegde feiten. Betrokkene weet op cognitief niveau het verschil tussen goed en fout, maar zijn gebrekkige emotioneel empathische vermogens, in combinatie met zijn gebrekkige/gestagneerde sociaal-morele ontwikkeling, maken dat hij hier niet adequaat naar kan handelen. Het is aannemelijk dat verdachte handelde uit een egocentrisch perspectief, waarbij hij niet werd geremd door zijn gebrekkige empathische vermogens en moreel besef. Geadviseerd wordt daarom het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen en aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Om de kans op recidive zo klein mogelijk te maken en voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling lijkt een strakke en consequente begeleiding van verdachte binnen een residentiële setting de meeste kans van slagen te hebben. Een civiel kader is volgens de psychiater de meest geëigende weg om een dergelijk beleid praktisch inhoudelijk vorm te kunnen geven.
Uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia volgt dat er bij verdachte sprake is van een normoverschrijdend gedragsstoornis beginnend in de kinderleeftijd, hechtingsproblemen en ouder-kind relatieproblemen. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en hebben het handelen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde ook beïnvloed. De doorwerking van de stoornis in het tenlastegelegde komt vooral naar voren in het gebrek aan eigenheid, het nog niet geïnternaliseerde normbesef en de mate van beïnvloedbaarheid van verdachte. Daarnaast is de gewetensproblematiek van verdachte beperkt en laat verdachte weinig reflectie zien, waardoor hij niet nadenkt over de gevolgen van zijn gedrag voor zichzelf of anderen. Door zijn beïnvloedbaarheid en zijn behoefte aan het creëren van spanning in het gezelschap van anderen om erbij te horen, staat verdachte open voor voorstellen van anderen om riskante situaties op te zoeken. Het is daarom denkbaar dat [verdachte] zich onder druk gezet voelde en mee is gegaan in de acties van anderen, zonder dat hij zijn handelen kon begrenzen. Gelet op het voorgaande wordt geadviseerd de tenlastegelegde feiten verminderd toe te rekenen en een deels voorwaardelijke straf met een behandelverplichting op te leggen. De noodzakelijk geachte plaatsing binnen een driemilieuvoorziening kan volgens de psychiater het best in het civiele kader ten uitvoer worden gelegd.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming volgt dat verdachte goed functioneert binnen de gesloten jeugdzorg en dat het langdurige behandeltraject binnen die geslotenheid zal moeten aanvangen. Gelet op de uitkomsten en aanbevelingen vanuit het NIFP dient de langdurige behandeling te prevaleren boven directe afstraffing. Er dient evenwel een straf te worden opgelegd om recht te doen aan hetgeen er is gebeurd en om verdachte te laten beseffen dat hij in extreme mate de grens is overgegaan. Indien er een voorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd, zal verdachte, mocht de behandeling in het civiele kader mislukken en verdachte opnieuw de fout in zal gaan, zonder behandeling in een justitiële jeugdinrichting worden geplaatst. Gelet op de kwetsbaarheid van verdachte en de noodzaak tot behandeling is dit naar het oordeel van de Raad voor de Kinderbescherming niet wenselijk. Geadviseerd wordt daarom, in afwijking van het NIFP, een voorwaardelijke PIJ maatregel op te leggen, met als bijzondere voorwaarden de maatregel Toezicht en Begeleiding, het meewerken aan het gehele behandeltraject conform de beslissingen van de hulpverlening inclusief de uithuisplaatsing en een contactverbod met de medeverdachten.
Uit het advies van Samen Veilig Midden-Nederland volgt dat de gesloten machtiging met ingang van 3 april 2019 is geschorst ten behoeve van plaatsing op de open groep [groep] van [instelling] . Verdachte heeft nog veel sturing, coaching en begeleiding nodig en is gebaat bij een open woonvorm, waar hij kan oefenen met vrijheden en regels, maar waar hem ook de duidelijkheid en structuur wordt geboden die nodig is om hem op het rechte pad te houden. Samen Veilig Midden-Nederland onderschrijft het advies van de Raad voor de Kinderbescherming.
Conclusie
Gelet op de ernst en hoeveelheid van de feiten acht de rechtbank een forse vrijheidsbenemende straf in beginsel passend. Gelet op de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte (en verminderde toerekeningsvatbaarheid) is de rechtbank echter met de deskundigen van oordeel dat een langdurige behandeling, welke in het civielrechtelijke kader al is begonnen, de voorkeur heeft boven directe afstraffing van verdachte. De rechtbank zal, gelet op het blanco strafblad en het feit dat er, mede gezien de jonge leeftijd van verdachte, nog voldoende (behandel)mogelijkheden binnen het civiele kader mogelijk zijn wanneer de huidige civiele plaatsing dreigt te mislukken, geen voorwaardelijke PIJ-maatregel aan verdachte opleggen. De rechtbank vindt het wel belangrijk dat verdachte weet dat hij een lange jeugddetentie zal moeten uitzitten als hij zich niet aan de voorwaarden houdt. Alles afwegend acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 9 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden de maatregel Toezicht en Begeleiding, een behandelverplichting en een contactverbod met de medeverdachten, en een taakstraf voor de duur van 100 uren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van alleen een voorwaardelijke jeugddetentie, zoals bepleit door de raadsman, geen recht doet aan de ernst van de feiten.
Omdat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van personen en de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan, zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
Benadeelde partij [benadeelde 12]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 636,11. Dit bedrag bestaat uit € 186,11 aan materiële schade, bestaande uit € 150,00 eigen risico en € 36,11 aan kosten van medicatie, alsmede een bedrag van € 450,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het gedeelte van de vordering dat ziet op de kosten van de medicatie en de immateriële schade, nu dat gedeelte naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd. Het resterende gedeelte van de vordering, dat niet is betwist en de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal worden toegewezen (€ 150,00). De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 29 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze worden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.2
Benadeelde partij [benadeelde 9]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.617,74. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het gedeelte van de vordering dat ziet op de verlofuren, nu dat gedeelte naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd. Het resterende gedeelte van de vordering, dat niet is betwist en de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal worden toegewezen (€ 3.508,78). De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze worden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.3
Benadeelde partij [benadeelde 13]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 2.500. Dit bedrag bestaat uit € 2.000,00 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het gedeelte van de vordering dat ziet op de immateriële schade, nu dat gedeelte naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd. Het resterende gedeelte van de vordering, dat niet is betwist en de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal worden toegewezen (€ 2.000,00). De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 28 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze worden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.4
Benadeelde partij [benadeelde 15]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Gelet op het feit dat verdachte is vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op de Daihatsu met kenteken [kenteken] , zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.5
Benadeelde partij [benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert (na wijziging ter terechtzitting) een bedrag van € 1.000,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij is niet betwist en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom geheel worden toegewezen (€ 1.000,00). De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 29 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze worden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.6
Benadeelde partij [benadeelde 16] BV
[benadeelde 16] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 470,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij is niet betwist en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom geheel worden toegewezen (€ 470,00). De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze worden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.7
Benadeelde partij [benadeelde 7]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 186,54. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij is niet betwist en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom geheel worden toegewezen (€ 186,54). De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze worden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.8
Benadeelde partij [benadeelde 7]
[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.950,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij is niet betwist en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom geheel worden toegewezen (€ 1.950,00). De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze worden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.9
Benadeelde partijen Achmea, ASR, Voogd & Voogd, ANAC en AllSecur
De verzekeringsmaatschappijen Achmea, ASR, Voogd & Voogd, ANAC en AllSecur hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd en vorderen de bedragen die zij aan de verzekerden hebben uitgekeerd.
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de verzekeringsmaatschappijen hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsman heeft verzocht de verzekeringsmaatschappijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
De rechtbank stelt vast dat ingevolge artikel 51f lid 1 van het Wetboek van Strafvordering degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen in het strafproces. Uit de wetgeschiedenis blijkt dat een verzekeringsmaatschappij die schade aan het slachtoffer heeft vergoed en daarmee ingevolge artikel 7:962 van het Burgerlijk Wetboek in al diens rechten ter zake van die schade is gesubrogeerd, niet bevoegd is zich te voegen in het strafproces. De wetgever heeft aan het begrip slachtoffer een beperkte betekenis toegekend door alleen degene die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit schade heeft geleden, dat wil zeggen degene die getroffen is in het belang dat de overtreden bepaling beoogt te beschermen, als slachtoffer te beschouwen. Om die reden verklaart de rechtbank de verzekeringsmaatschappijen Achmea, ASR, Voogd &Voogd, ANAC en AllSecur niet-ontvankelijk in hun vordering. De vorderingen kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77zz, 77aa, 77gg, 157, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4 en feit 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
9 maanden;
- bepaalt dat de jeugddetentie
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat:
* veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaar niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
* veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* veroordeelde medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat:
* veroordeelde zich binnen twee dagen na dit vonnis in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding zal melden bij Samen Veilig Midden-Nederland, Tiberdreef 8 te Utrecht, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door die instelling worden gegeven;
* veroordeelde zich, indien en voorzover Samen Veilig Midden-Nederland dat noodzakelijk acht, onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke ambulant forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van Samen Veilig Midden-Nederland, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door die instelling worden gegeven;
* veroordeelde zich zal onthouden van – direct of indirect – contact met [medeverdachte 1] , geboren op [1999] , en [medeverdachte 2] , geboren op [2003] ;
- geeft Samen Veilig Midden-Nederland de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de opgelegde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, op de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [benadeelde 12] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 12] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 12] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2018 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de benadeelde partij in het resterende gedeelte van vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 12] aan de Staat € 150,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2018 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 9] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 9] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 9] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de benadeelde partij in het resterende gedeelte van vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 9] aan de Staat € 3.508,78 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 13] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 13] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 13] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2018 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de benadeelde partij in het resterende gedeelte van vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 13] aan de Staat
€ 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2018 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 15] (feit 2)
- verklaart [benadeelde 15] in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
Benadeelde partij [benadeelde 2] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2018 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 1.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2018 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 16] B.V. (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 16] B.V. toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 16] B.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 16] B.V. aan de Staat € 470,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 7] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 7] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 7] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 7] aan de Staat € 186,54 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 1.950,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij Achmea (feit 2)
- verklaart Achmea in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
Benadeelde partij ASR (feit 2)
- verklaart ASR in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
Benadeelde partij Voogd & Voogd (feit 2)
- verklaart Voogd & Voogd in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
Benadeelde partij ANAC (feit 2)
- verklaart ANAC in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;

Benadeelde partij AllSecur (feit 2)

- verklaart AllSecur in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Reijnierse, voorzitter, mrs. C.E.M. Nootenboom-Lock en H.F. Koenis, rechters, tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 april 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van27 november 2018 tot en met 28 november 2018 te Utrechttezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door (een) aanmaakblokje(s) in (de voorkant/grill van) de auto('s) te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit/deze aanmaakblokje(s), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 27 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Volkskwagen met kenteken [kenteken] op 28 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] ),geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
[medeverdachte 1] op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van27 november 2018 tot en met 28 november 2018 te Utrechttezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door (een) aanmaakblokje(s) in (de voorkant/grill van) de auto('s) te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit/deze aanmaakblokje(s), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 27 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Volkskwagen met kenteken [kenteken] op 28 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] ),geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 27 november 2018 tot en met 28 november 2018 te Utrecht opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan en/of (een) aanmaakblokje(s) en/of (een) aansteker(s) aan die [medeverdachte 1] aan te geven;(Artikel art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 28 november 2018 tot en met 1 december 2018 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door (een) aanmaakblokje(s) in (de voorkant/grill van) de auto('s) te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit/deze aanmaakblokje(s), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:- een Opel met kenteken [kenteken] op 28 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Citroën met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Jeep met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Toyota met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Alfa Romeo met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Skoda met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Seat met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Toyota met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Daihatsu met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] ),geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
en/of
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van28 november 2018 tot en met 1 december 2018 te Nieuwegeintezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door (een) aanmaakblokje(s) in (de voorkant/grill van) de auto('s) te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit/deze aanmaakblokje(s), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:- een Opel met kenteken [kenteken] op 28 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Citroën met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Jeep met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Toyota met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Alfa Romeo met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Skoda met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Seat met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Toyota met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Daihatsu met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] ),geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 28 november 2018 tot en met 1 december 2018 te Nieuwegein opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan en/of (een) aanmaakblokje(s) en/of (een) aansteker(s) aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] aan te geven;(Artikel art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)3hij op of omstreeks4 november 2018 te Utrechttezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meerdere stenen richting/tegen een (rijdende) bus (welke in dienst was) heeft gegooid (waardoor die steen/stenen door de ruit van de bus zijn gegaan), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks4 november 2018 te Utrechttezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door een of meerdere stenen richting/tegen een (rijdende) bus te gooien, waardoor er een steen het hoofd althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geraakt;(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
4hij op of omstreeks4 november 2018 te Utrechttezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk (de ruit) van een bus (lijn 8, kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan U-OV toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5hij op of omstreeks24 november 2018 te Utrechttezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning (gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [benadeelde 14] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 februari 2019, genummerd 2018347504 (09Pallas18), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 478. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] van 27 november 2018, p. 306-307.
3.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 4] van 28 november 2018, p. 311-312.
4.Proces-verbaal ter terechtzitting van 5 april 2019.
5.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5] van 1 december 2018, p. 103-104.
6.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 6] van 1 december 2018, p. 111-112.
7.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] van 1 december 2018, p. 121-122.
8.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 7] van 1 december 2018, p. 123-124.
9.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 8] van 1 december 2018, p. 127-128.
10.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 9] van 1 december 2018, p. 129-130.
11.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 10] van 1 december 2018, p. 135-136.
12.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 11] van 29 november 2018, p. 143-144.
13.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] van 29 november 2018, p. 146-147.
14.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 12] van 29 november 2018, p. 148-149
15.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 13] van 28 november 2018, p. 150-151.
16.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant] van 2 december 2018, p. 66-67.
17.Proces-verbaal ter terechtzitting van 5 april 2019.
18.Proces-verbaal bevindingen buschauffeur van 7 februari 2019, p. 376.
19.Proces-verbaal bevindingen buschauffeur van 7 februari 2019, p. 377.
20.Een geschrift, te weten: een afschrift van aangifte met proces-verbaalnummer PL0900-2018324074, p. 305.
21.Een geschrift, te weten: een afschrift van aangifte met proces-verbaalnummer PL0900-2018324074, p. 304.
22.Proces-verbaal bevindingen NIJKJ97 inzittende bus lijn 8 van 25 januari 2019, p. 379.
23.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant Patist van 13 december 2018, p. 272.
24.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant Patist van 13 december 2018, p. 281.
25.Proces-verbaal ter terechtzitting van 5 april 2019.
26.Een geschrift, te weten: een afschrift van aangifte met proces-verbaalnummer PL0900-2018344216, p. 394-395.
27.Proces-verbaal ter terechtzitting van 5 april 2019.